ECLI:NL:RBLIM:2022:10578

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
ROE 21/3057
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en medische situatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. L. Wennekers. De eiser had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, welke door het UWV was afgewezen op basis van een medische beoordeling die concludeerde dat hij op 3 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft de procedure behandeld na een beroep van de eiser tegen het bestreden besluit van het UWV. Tijdens de zitting op 5 december 2022 heeft de rechtbank de argumenten van de eiser gehoord, waarin hij stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was erkend en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. De verzekeringsarts had de medische gegevens van de eiser, waaronder diagnoses van fibromyalgie en artritis psoriatica, in zijn beoordeling meegenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen de klachten van de eiser adequaat hadden beoordeeld en dat er geen reden was om aan de juistheid van de FML te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de eiser in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met zijn medische belastbaarheid, zoals vastgelegd in de FML.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door het UWV standhield. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en werden de proceskosten niet vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van de rechtbank in het toetsen van deze beoordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3057

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A.N.H. Theeuwen-Verkoeijen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. L. Wennekers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], uit [vestigingsplaats] , werkgever
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 8 april 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 5 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 5 december 2022. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Wat ging er aan deze procedure vooraf

1. Eiser werkte als werkvoorbereider zeefdruk voor gemiddeld 37,99 uur per week bij werkgever. Hij heeft zich op 23 mei 2019 wegens pijnklachten aan het bewegingsapparaat en vermoeidheid ziekgemeld voor dit werk. Eiser heeft daarna hervat in zijn eigen werk bij werkgever voor 5 dagen per week à 4 uur per dag.
2. Op 16 februari 2021 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 3 juni 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 maart 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat het eigen werk van eiser als werkvoorbereider zeefdruk niet geschikt is, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze drie functies 78,78% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 21,22%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft, gelet op de beperkingen van eiser op het gebied van concentratie en alertheid, de primair geduide functies met de sbc-codes 513010, 662060 en 111180 laten vervallen. In de plaats van deze functies heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep wel andere functies kunnen duiden; in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem is een nieuwe functie geselecteerd (sbc-code 315132) en de twee reservefuncties uit de primaire beoordeling (sbc-codes 315150 en 315120) zijn nog steeds geschikt. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is gelet hierop bepaald op 24,01%. Eiser blijft minder dan 35% arbeidsongeschikt waardoor hij geen WIA-uitkering kan krijgen. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Eiser stelt dat twee diagnoses zijn gesteld en dat hij daarvan veel klachten ondervindt. Hij verwijst in dit verband naar twee brieven van de reumatoloog (22 juni 2020 en 24 januari 2022). Ten onrechte heeft het UWV aangenomen dat de diagnose fibromyalgie pas in oktober 2021 is gesteld: dat is al in oktober 2020 gebeurd. Eiser stelt dat de FML niet juist is en dat er te weinig beperkingen zijn aangenomen; ter zitting heeft eiser nader geduid op welke items die aanvullende beperkingen volgens hem nodig zijn. Ook voert hij aan dat ten onrechte op energetische gronden geen urenbeperking is gesteld. Ter zitting geeft eiser aan dat ook op preventieve gronden een urenbeperking aangewezen is. Eiser wijst op zijn dagverhaal en stelt dat zijn grenzen zullen worden overschreden als hij fulltime zou moeten werken. Het is hem ook niet gelukt om zijn uren bij de werkgever uit te breiden. Zijn werkgever is een zelfde mening toegedaan. Volgens eiser zijn de in bezwaar geduide functies niet passend omdat het fulltime functies zijn, omdat zijn belastbaarheid zal worden overschreden en omdat eiser in de functies receptionist en baliemedewerker zal worden overvraagd op het gebied van concentratie en alertheid. Tot slot doet eiser een verzoek om schadevergoeding.

Waarover gaat het in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft, omdat hij op 3 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 3 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 3 juni 2021 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dat hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie van de reumatoloog, van de bedrijfsarts en van een door eiser gevolgd re-integratietraject bij Belife bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Hij gaat uit van de diagnoses fibromyalgie en artritis psoriatica. De verzekeringsarts heeft vervolgens eisers belastbaarheid weergegeven in de FML van 12 maart 2021.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 29 september 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd, kennis genomen van de bezwaargronden van eiser en die van zijn werkgever en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiser gezien en gesproken op de hoorzitting. Na afloop van de hoorzitting heeft nog een lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser, hun eigen bevindingen uit lichamelijk en psychisch onderzoek en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser last heeft van fibromyalgie en artritis psoriatica. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 29 september 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Zij stelt dat een urenbeperking niet is aangewezen omdat fibromyalgie geen ernstig ziektebeeld is op basis waarvan een verminderde energetische belastbaarheid moet worden aangenomen. Daarnaast is er geen sprake van een intensieve behandeling die aanleiding zou geven tot het aannemen van een urenbeperking. Ook is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen op basis van preventieve gronden of het dagverhaal van eiser. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt niet dat er beperkingen moeten worden opgenomen voor de items vasthouden en verdelen van de aandacht in het dagelijks functioneren, herinneren in het dagelijks functioneren, handelingstempo in het dagelijks functioneren en omgaan met conflicten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er bij eiser geen sprake van ziektebeelden die aanleiding geven om hem beperkt te achten op deze items.
14. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte geen of te weinig beperkingen heeft aangenomen in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Ter zitting stelt eiser dat de volgende zaken ten onrechte niet verdisconteerd zijn in de FML: vasthouden van aandacht en verdelen van aandacht in het dagelijks functioneren (eiser heeft last van concentratieverlies, energieverlies en geheugenproblemen), herinneren in het dagelijks functioneren, handelingstempo, omgaan met conflicten (past niet bij het advies om niet over je eigen grenzen heen te gaan) en omgaan met klanten. Ook voert eiser ter zitting aan dat een urenbeperking is aangewezen op basis van een stoornis in de energiehuishouding, hij heeft namelijk een verhoogde recuperatiebehoefte en last van vermoeidheid, en vanwege het preventieve aspect. Eiser wijst op de brieven van de reumatoloog van 22 juni 2020 en 24 januari 2022 en het (tijdens de primaire fase overgelegde) re-integratieverslag van BeLife.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 11 juli 2022 uitgelegd waarom de brieven van de reumatoloog geen aanleiding geven om meer beperkingen aan te nemen. Zij geeft aan dat de brief van de reumatoloog van 22 juni 2020 in de bezwaarfase al is meegewogen. In de brief wordt aangegeven dat er geen sprake is van ziekteactiviteit onder het gebruik van methotrexaat. In de brief van 24 januari 2022 wordt geen andere diagnose gesteld volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De klachten van eiser worden vermeld en de verzekeringsarts bezwaar en beroep betwist deze klachten niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het eens met de stelling van de reumatoloog dat het belangrijk is om in beweging te blijven en een goede balans te zoeken tussen de belasting en belastbaarheid. Ook stelt zij dat het van belang is om de gewrichten niet te overbelasten en dat dit ook tot uitdrukking komt in de opgestelde FML. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het verklaarbaar dat een verdere opbouw in het aantal uren dat eiser bij zijn eigen werkgever werkt niet lukt, omdat dat werk aspecten bevat, op het gebied van handelingstempo en tijdsdruk, wat bij de problematiek van eiser minder passend is.
16. Voorop staat dat tussen partijen niet in geschil is dat in het geval van eiser twee diagnoses zijn gesteld en dat hij daarvan klachten ervaart. Deze klachten heeft het UWV ook niet betwist. Dat de diagnose fibromyalgie al in oktober 2020 is gesteld in plaats van oktober 2021, zoals het UWV volgens eiser aanneemt, is niet relevant; deze diagnose en de daaruit voortvloeiende klachten zijn betrokken bij het vaststellen van eisers belastbaarheid per 3 juni 2021. Het is vervolgens de deskundigheid van de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) om deze ziektes en/of gebreken te vertalen naar beperkingen in de FML. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Eiser heeft in bezwaar en ook weer ter zitting enkele items op de FML aangeduid waarop volgens hem ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen. Zoals het UWV terecht heeft opmerkt, is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 29 september 2021 gemotiveerd hierop ingegaan. Eiser heeft in beroep niet verder aangeduid waarom deze motivering voor onjuist gehouden moet worden of zijn stelling nader onderbouwd met (nieuwe) relevante medische stukken.
17. Dat een urenbeperking nodig is heeft eiser evenmin met medische stukken onderbouwd. Uit de stukken van de reumatoloog van 22 juni 2020 en 24 januari 2022 en het re-integratieverslag van BeLife kan dit in ieder geval niet worden afgeleid. In het rapport van 29 september 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd waarom een urenbeperking niet is aangewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding deze motivering niet te volgen. Ter zitting is eiser uitgebreid ingegaan op zijn standpunt dat hij niet fulltime kan werken. Dat is bewezen bij zijn werkgever, omdat hij zijn eigen werk niet heeft kunnen hervatten voor meer dan 20 uur in de week. Ook in ander werk kan hij niet fulltime werken, omdat nieuw werk stress oplevert en hij daarvan dus extra rust en recuperatie nodig heeft. De rechtbank begrijpt dat eiser graag zijn eigen werk wil blijven doen, omdat hij dat werk al lange tijd doet, voor hem helder en duidelijk is en er voor hem een soort van routine is ontstaan daarin. Maar zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep – onbetwist – heeft aangeven is dat eigen werk op bepaalde aspecten niet passend bij de belastbaarheid van eiser. Daarom kan uit het enkele feit dat eiser zijn eigen werk niet langer kan volhouden dan 20 uur per week niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat hij geen enkel werk fulltime kan verrichten. Zoals het UWV in de stukken heeft aangegeven, moet eiser in staat worden geacht ander werk, dat wel binnen zijn belastbaarheid valt (zoals aangeduid in de FML van 12 maart 2021), fulltime te verrichten. De rechtbank heeft begrip voor eisers verhaal ter zitting, dat het voor hem een struggle is om iedere dag te werken en daarnaast nog normaal te kunnen functioneren, maar dit kan niet tot een ander oordeel leiden. Hieruit kan namelijk niet worden afgeleid of eiser in ander, wel binnen zijn belastbaarheid passend fulltime werk, dezelfde ervaring zal hebben.
18. Gelet op voorgaande ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit. Eiser moet op 3 juni 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 12 maart 2021.
De arbeidskundige beoordeling
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 12 maart 2021 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) archiefmedewerker;
- ( sbc-code 315150) baliemedewerker (service en info);
- ( sbc-code 315120) receptionist.
20. Eiser voert in beroep aan dat hij in de functies baliemedewerker en receptionist de hele dag mensen te woord moet staan. Ook dient de informatie die aan klanten gegeven moet worden te allen tijde correct te zijn. Eiser stelt dat hij in deze functies zou worden overvraagd, omdat de functies veel concentratie en alertheid vergen en omdat discussies met klanten en het constante klantcontact stresserend is.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 30 september 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Zij heeft beschreven dat eiser is aangewezen op werk waarbij geen bijzondere eisen aan alertheid en concentratie worden gesteld. Zij benoemt dat de arbeidsdeskundige na overleg met de verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de verzekeringsarts hiermee heeft bedoeld dat er geen sprake mag zijn van een hoog afbreukrisico (vermeld is: werkzaamheden welke een hoge mate van concentratie vereisen en/of in combinatie met afbreukrisico). Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn de geduide functies eenvoudige administratieve functies waarbij er geen bijzondere eisen ten aanzien van concentratie en alertheid gelden; zoals de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aangeeft: er is geen sprake van de door de verzekeringsarts bedoelde beperking. Het zijn eenvoudige (administratieve) functies al dan niet met oppervlakkige klantencontacten. Zij geeft aan dat zij het niet eens is met eiser dat de functies baliemedewerker en receptionist niet passend zouden zijn. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het geven van correcte informatie aan klanten geen relatie met een hoge mate van concentratie en alertheid. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom de geduide functies de beperkingen van eiser niet overschrijden.
22. Eisers stelling dat de geduide functies overigens ongeschikt zijn, omdat alleen fulltime functies zijn geduid en de functies qua inhoud zijn belastbaarheid overschrijden, is in feite gericht tegen de in de FML van 12 maart 2021 vastgelegde medische belastbaarheid. Daarover heeft de rechtbank onder punt 18 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 3 juni 2021 met de middelste van deze functies 75,99% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als werkvoorbereider, zodat eiser voor de overige 24,01% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, wordt zijn verzoek om schadevergoeding afgewezen en worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 29 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 29 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.