ECLI:NL:RBLIM:2022:10579

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
2 januari 2023
Zaaknummer
ROE 21/1468
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 29 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de weigering van een WIA-uitkering. Eiser, die sinds 19 juli 2018 als heftruckchauffeur werkte, meldde zich op 16 augustus 2018 ziek en vroeg op 20 mei 2020 een WIA-uitkering aan. Het UWV weigerde deze aanvraag, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat zijn medische situatie niet correct was beoordeeld en dat hij meer beperkingen had dan het UWV aannam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de medische situatie van eiser. De rechtbank oordeelde dat de artsen van het UWV de klachten en beperkingen van eiser adequaat hebben meegenomen in hun beoordeling. Eiser had geen nieuwe medische feiten gepresenteerd die de conclusie van het UWV konden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat eiser op 13 augustus 2020 in staat was om arbeid te verrichten die in overeenstemming was met zijn vastgestelde medische belastbaarheid.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bepaalde dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- moest vergoeden, evenals de proceskosten van € 1.518,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1468

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.A. Remport Urban),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV,
(gemachtigde: mr. R. Boonstra).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij], uit [plaats] , (ex-)werkgever
(vertegenwoordigd door: [naam vertegenwoordiger] ).

Procesverloop

Met het besluit van 5 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV geweigerd om aan eiser per 13 augustus 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De (ex-)werkgever van eiser heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn (ex-)werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de (ex-)werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiser.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de zitting van 5 december 2022. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De (ex-)werkgever heeft zich afgemeld voor de zitting.

Wat ging er aan deze procedure vooraf?

1. Eiser werkte sinds 19 juli 2018 bij de (ex-)werkgever als heftruckchauffeur voor gemiddeld 40 uur per week. Hij heeft zich op 16 augustus 2018 wegens gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk. Op 16 augustus 2018 is het dienstverband geëindigd. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. Op grond van de resultaten van dit onderzoek is eisers ziekengeld voortgezet.
2. Op 20 mei 2020 heeft eiser een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
3. Een arts [1] van het UWV heeft eiser onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 13 augustus 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 7 september 2020. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiser niet meer geschikt is voor zijn eigen werk als heftruckchauffeur, maar dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog wel zou kunnen verrichten. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 79,76% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] zijn de beperkingen niet juist vastgesteld. [naam 1] heeft een gewijzigde FML van 23 maart 2021 opgesteld waarbij extra/forsere beperkingen zijn toegevoegd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de gewijzigde FML van 23 maart 2021 de conclusie dat eiser ongeschikt is voor zijn eigen werk als heftruckchauffeur gehandhaafd, bepaald dat van de geduide functies slechts één functie kan worden aangemerkt als geschikt en vervolgens opnieuw het CBBS geraadpleegd. Daarbij zijn twee nieuwe functies geduid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 65,54% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 34,46%. Dit betekent dat eiser nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiser?

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat hij met zijn klachten en belemmeringen de functies, die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Hij vindt dan ook dat hij duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft. Eiser gebruikt medicatie en dat is onvoldoende meegenomen in de FML. Daarnaast kan hij de functies niet verrichten, omdat hij niet voldoende alert is, pijn heeft, regelmatig van houding moet wisselen en last heeft van klachten waarvoor hij onder behandeling is. Eiser vraagt om een nieuwe beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. Eiser onderbouwt zijn standpunt met medische informatie van zijn behandelaars.

Waarover gaat het in deze zaak?

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 13 augustus 2020 voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is en om die reden per die datum geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 13 augustus 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank?

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser per 13 augustus 2020 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat hij per die datum voor minder dan 35% arbeidsongeschikt. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
De medische beoordeling
Het onderzoek
8. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. Alle naar voren gebrachte klachten en belemmeringen zijn op een zorgvuldige en duidelijke manier betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de eigen bevindingen uit psychisch en lichamelijk onderzoek door de arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] en voor de in het dossier aanwezige informatie van de behandelende sector. Verder is kenbaar betrokken de bezwaargronden van eiser en hetgeen hij tijdens de hoorzitting naar voren heeft gebracht. Er is geen reden om aan te nemen dat de (verzekerings)artsen aspecten van de medische situatie van eiser hebben gemist. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de (verzekerings)artsen van het UWV medische feiten over het hoofd hebben gezien.
De beoordeling van de belastbaarheid
9. De arts benoemt dat bij verzekeringsgeneeskundige toetsing sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek. Na verzekeringsgeneeskundige weging van de onderzoeksgegevens is de actuele belastbaarheid van eiser vastgesteld in een FML van 7 september 2020. In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen op het vlak van sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
10. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 1] heeft in het rapport van 23 maart 2021 uiteengezet op welke punten zij tot een andere conclusie dan de arts komt. Dat betreft de volgende punten. Door de medicatie is eiser meer beperkt te achten voor werken op hoogte en/of aan gevaarlijke machines. Tevens is eiser beperkt voor langdurig staan en lopen achtereen tijdens het werk. Ook wordt eiser aanvullend beperkt geacht voor diverse items op het vlak van persoonlijk functioneren, zoals deadlines en hoog handelingstempo. Daarnaast is eiser aangewezen op regelmatige werktijden en beperkt voor het werken in de nacht, omdat dit de belastbaarheid zal doen verminderen door verstoring van de slaapmomenten.
11. In beroep heeft het UWV in het verzekeringsgeneeskundige rapport van 29 november 2021 overwogen dat hij van mening is dat ten onrechte is afgezien van een spreekuur en dat dat alsnog noodzakelijk is. Uit het rapport van 7 januari 2022 volgt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep [naam 2] eiser heeft gezien, gesproken en onderzocht op een spreekuur. Hij geeft aan dat hij op basis van de ontvangen gegevens, de reeds aanwezige medische gegevens in het dossier en de informatie verkregen tijdens het spreekuurcontact geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan [naam 1] . Eiser beschrijft een toename van klachten en heeft daartoe een recent overzicht van contact met zijn behandelaar overhandigd. Dit is echter van geruime tijd nà de datum in geding; eiser kan zich daarvoor toegenomen arbeidsongeschikt melden. Tijdens het gesprek worden er geen wezenlijk nieuwe (medische) feiten gepresenteerd met betrekking tot de datum 13 augustus 2020. Dit is gegeven het feit dat er een ruime hoeveelheid aan medische gegevens beschikbaar was tijdens de beoordeling door [naam 1] ook niet opmerkelijk. Daar waar het medicatiegebruik van eiser een centraal onderdeel vormt van zijn beroepsgronden kan er volgens [naam 2] worden gesteld dat door de toevoegingen in de FML, die [naam 1] reeds heeft gedaan, onder andere voor verhoogd persoonlijk risico, in reële mate rekening gehouden is met de hieruit voortvloeiende beperkingen. Voor wat betreft de andere klachten zijn er ook al beperkingen vastgesteld op het vlak van persoonlijk- en sociaal functioneren.
12. Eiser voert aan dat zijn medische situatie is onderschat door het UWV en dat hij meer beperkingen heeft dan zijn aangenomen, waardoor hij duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft. In dit verband benoemt eiser zijn klachten, zijn belemmeringen en zijn medicatiegebruik. Volgens eiser kan hij helemaal niks en is hij in een werksituatie van generlei waarde. Naar het oordeel van de rechtbank hebben [naam 1] en [naam 2] deze klachten, belemmeringen en het medicatiegebruik betrokken bij hun medisch onderzoek. Hoewel eiser medische informatie heeft overgelegd in beroep volgt hieruit volgens [naam 2] geen nieuwe medische feiten per de datum 13 augustus 2020. Dat eiser verminderde benutbare mogelijkheden heeft betekent dit niet dat bij hem sprake is van het ontbreken van benutbare mogelijkheden. Eiser heeft in dit verband weliswaar gesteld dat hij maar ten dele zelfredzaam is, hulp heeft bij zelfzorg en veel ligt, maar uit deze enkele stelling kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid of eiser op 13 augustus 2020 voldeed aan (één van) de criteria voor het aannemen van het ontbreken van benutbare mogelijkheden, zoals bedoeld in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De rechtbank vindt het dan ook terecht dat de (verzekerings)artsen zijn overgegaan tot het opstellen van een FML. [naam 1] en [naam 2] hebben ook voldoende gemotiveerd waarom op grond van de vastgestelde medische feiten niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen in de FML. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van eisers stelling dat zijn klachten en belemmeringen per 13 augustus 2020 zijn onderschat. De rechtbank komt tot de slotsom dat [naam 1] en [naam 2] voldoende hebben uitgelegd waarom eisers beroepsgronden geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen dan weergegeven in de FML van 23 maart 2021. Eiser moet op 13 augustus 2020 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 23 maart 2021.
De arbeidskundige beoordeling
13. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de gewijzigde FML van 23 maart 2021 functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- ( sbc-code 111220) Lader, losser;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 272042) Productiemedewerker confectie, kleermaken.
14. Eiser voert aan dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Deze stelling van eiser is in feite gericht tegen de door [naam 1] vastgestelde en de door [naam 2] gehandhaafde FML van 23 maart 2021, waarvan de rechtbank hiervoor al heeft geoordeeld dat er geen reden is om daaraan te twijfelen.
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport bovendien voldoende uitgelegd waarom deze drie functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij geen enkele functie kan verrichten is – gezien voorgaande – dan ook onjuist. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen. Voor een nieuwe arbeidskundige beoordeling, zoals eiser in beroep heeft gevraagd, ziet de rechtbank dan ook geen reden.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 13 augustus 2020 met de middelste van deze drie functies 65,54% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als heftruckchauffeur, zodat eiser voor de overige 34,46% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

17. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 13 augustus 2020 terecht geweigerd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
18. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. In de omstandigheid dat het UWV het medisch onderzoek – kennelijk – niet volledig en zorgvuldig vond, en dat gebrek in beroep heeft hersteld, ziet de rechtbank wel aanleiding om te bepalen dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 49,- en de door hem gemaakte proceskosten vergoedt. De proceskosten zijn op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op een bedrag van € 1.518,- voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van een zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan hem vergoedt;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 29 december 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 29 december 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 8 september 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.