ECLI:NL:RBLIM:2022:10687

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
03/053828-22
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na vernieling van een toegangsdeur van het politiebureau in Maastricht

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Limburg op 22 juni 2022, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een toegangsdeur van het politiebureau in Maastricht op 3 maart 2022. De verdachte, geboren in 1986 en gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A.T.X. Vonken. Tijdens de zitting op 8 juni 2022 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, verwijzend naar camerabeelden waarop de verdachte te zien is terwijl hij de deur trapt en zich tussen de deuren wurmt. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er een tijdsverschil was tussen het sluiten van de deur en de verdachte die bij de deur verscheen, waardoor de schade mogelijk door een andere oorzaak is ontstaan.

De rechtbank oordeelde dat de beelden en getuigenverklaringen voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de vernieling. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van de toegangsdeur. De rechtbank legde een maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de duur van twee jaren, gezien het langdurige delictpatroon van de verdachte en de ernst van de feiten. De vordering van de benadeelde partij, de Nationale Politie, voor schadevergoeding van € 529,45 werd eveneens toegewezen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/053828-22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1986, hierna: (de) verdachte,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 juni 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op of omstreeks 3 maart 2022 in Maastricht een toegangsdeur van het politiebureau opzettelijk heeft vernield.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij verwijst naar de aangifte en de camerabeelden, waarop de verdachte te zien is terwijl hij een aantal keren tegen de deur trapt en zich uiteindelijk naar binnen wringt tussen de deuren door.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Tussen het moment waarop is geconstateerd dat de deur onbeschadigd was - namelijk het sluiten van de deur op 2 maart 2022 om 22.00 uur - en het verschijnen van de verdachte bij die deur om 23.18 uur, zit een tijdsspanne van één uur en achttien minuten. In die tijdsspanne kan iets gebeurd zijn waardoor de deur is beschadigd. Op de beelden is te zien dat de verdachte tegen de deur schopt, echter niet of de deur daardoor ontzet is. Dat wordt een aantal keren expliciet in het proces-verbaal van bevindingen betreffende het uitlezen van de camerabeelden vermeld. Dit proces-verbaal kan derhalve niet de conclusie rechtvaardigen dat door het gedrag van de verdachte de deur beschadigd is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het volgende.
Getuige [naam 1] heeft verklaard dat zij op 2 maart 2022 middagdienst had aan het districtsbureau van politie in Maastricht, bij de afdeling Service & Intake. In de uitoefening van die functie heeft zij om 22.00 uur de buitenste schuifdeur van het bureau goed en deugdelijk afgesloten. De deur was toen onbeschadigd. [2]
Op 3 maart 2022 omstreeks 07.15 uur hebben verbalisanten [naam 2] en [naam 3] de verdachte in de sluis van de hal van het politiebureau in Maastricht slapend aangetroffen. Zij hebben geconstateerd dat de deur was ontzet, waardoor deze niet meer bruikbaar was. [3]
[naam 4] , medewerker facilitaire dienst bij de politie in Maastricht, heeft namens deze aangifte gedaan van vernieling. [4]
Verbalisant [naam 2] heeft de camerabeelden bekeken die zicht hebben op de toegangsdeur van het politiebureau in Maastricht. Op de beelden is op 2 maart 2022 om 23.18 uur te zien dat de verdachte het terrein van de politie komt opgelopen in de richting van de toegangs-deur. De verdachte gooit een gele zak die hij in zijn hand had tegen de toegangsdeur aan en trapt direct met zijn rechter geschoeide voet tegen de toegangsdeur aan. Om 23.24 uur is te zien dat de verdachte zich met zijn rug naar de toegangsdeur draait en met zijn rechter geschoeide voet achteruit trapt tegen de toegangsdeur aan. Om 23.25 uur is te zien dat de verdachte met zijn rechter geschoeide voet nogmaals tegen de toegangsdeur trapt, vervolgens met zijn rug tegen de deur aan duwt en zich klein maakt. Nadat hij even uit beeld is verdwenen, komt de verdachte om 23.29 uur terug in beeld en loopt direct naar de toegangsdeur. Hij zet zijn rechter voet tegen de onderzijde van de toegangsdeur en duwt met zijn lichaam tegen de deur aan. Om 23.30 uur is te zien dat de verdachte zijn rug tegen de toegangsdeur draait en dat hij zich voorbij de toegangsdeur duwt en uit beeld verdwijnt.
De verbalisant heeft de verdachte op de beelden herkend. [5]
Verweer en bewijsoverweging
Op basis van de bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat hetgeen te zien is op de beelden past bij de geconstateerde ontwrichte toestand van de toegangsdeur van het politiebureau. Op de beelden is enkel de verdachte te zien en niemand anders. Het door de raadsman geschetste alternatieve scenario is niet nader onderbouwd. De rechtbank komt dan ook tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
omstreeks 3 maart 2022 te Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een toegangsdeur van het politiebureau aan de [adres] , toebehorend aan de Politie, onbruikbaar heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ISD-maatregel) op te leggen voor de duur van twee jaren. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de maatschappij veel overlast heeft ondervonden van de verdachte. Hij is als minderjarige begonnen met het plegen van strafbare feiten. In de hulpverlening zijn verscheidene trajecten met de verdachte doorlopen, maar deze hebben uiteindelijk nooit tot het gewenste resultaat geleid. De verdachte komt inmiddels in aanmerking voor een ISD-maatregel. Omdat de verdachte in het verleden een zorgmijdende houding heeft getoond, zal de maatregel onvoorwaardelijk moeten worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Zij heeft betoogd dat de verdachte tot het inzicht is gekomen dat hij medicatie nodig heeft. Hij slikt nu medicatie en de verdediging heeft er vertrouwen in dat de verdachte dat zal blijven doen. In het reclasseringsadvies van 28 april 2022 staat vermeld dat de verdachte geen ziekte- of gedragsbesef heeft getoond, maar dit is overgenomen uit een oud rapport of stamt uit de periode dat de verdachte net in detentie zat. Het gaat in de onderhavige zaak niet om een ernstig delict. In 2021 is de emmer overgelopen en is de verdachte meermalen veroordeeld, maar ook dat betroffen geen ernstige delicten. Oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is te zwaar, zeker nu de verdachte zijn uiterste best doet om te tonen dat het goed gaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen sanctie is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van een toegangsdeur van het politiebureau in Maastricht; een vervelend feit dat toont dat verdachte geen respect heeft voor andermans eigendommen. Gezien het strafblad van de verdachte is dit feit het (tot op heden) laatste in een lange reeks van strafbare feiten. De verdachte voldoet zonder meer aan de criteria die in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht zijn gesteld voor oplegging van de ISD-maatregel.
In het reclasseringsrapport van 28 april 2022 wordt melding gemaakt van het feit dat bij de verdachte sprake is van een langdurig delictpatroon, waarvan een sterke voorspellende waarde met betrekking tot het recidiverisico uitgaat. Als criminogene risicogebieden komen naar voren dat de verdachte al langere tijd dakloos is, zonder enige vorm van dagbesteding de dag doorbrengt, schulden heeft, alsmede een verstandelijke beperking, verslavings-problemen en psychische problemen. Deze zorggebieden in combinatie met zijn langdurige niet meewerkende houding maken dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om de verdachte binnen een voorwaardelijk kader te begeleiden. De verwachting is dat de verdachte zich niet zal houden aan voorwaarden, waardoor dit zal mislukken. De reclassering ziet oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel als enige optie.
De rechtbank zal de reclassering volgen in haar advies. De door de verdediging benadrukte positieve wending in het leven van de verdachte is nog te pril om daar verstrekkende conclusies aan te verbinden. Dat de verdachte in detentie medicatietrouw is en een beginnende gedragsverandering vertoont, is prijzenswaardig. Het is aan hem om die positieve houding te handhaven en daarmee te bewerkstelligen dat de duur van de detentie wordt bekort.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een ISD-maatregel voor de duur van twee jaren passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding het reeds door de verdachte ondergane voorarrest op de opgelegde maatregel in mindering te brengen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij de Nationale Politie vordert in verband met geleden materiële schade een schadevergoeding van € 529,45, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich - in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt - met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd door de bijgevoegde offerte van Unica van 15 maart 2022 aangaande de reparatiekosten van de deur. De verdediging heeft hiertegen geen verweer gevoerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar is.
De rechtbank wijst de vordering ten bedrage van € 529,45 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2022. De rechtbank zal bovendien de schadevergoedings-maatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de Nationale Politie van een bedrag van € 529,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de Nationale Politie van een bedrag van € 529,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2022 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en
mr. G.L.A.M. van Doveren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2022.
Buiten staat
Mr. Quaedvlieg en mr. Van Doveren zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 maart 2022 te Maastricht, althans in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk,
een (toegangs)deur (van het politiebureau aan de [adres] ), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie, in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, registratienummer PL2300-2022032359, gesloten op 3 maart 2022, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 26.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] van 3 maart 2022, pag. 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2022, pag. 26.
4.Proces-verbaal van aangifte van [naam 4] van 3 maart 2022, pag. 9.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2022, pag. 13 en 14.