ECLI:NL:RBLIM:2022:1284

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
ROE 21/38
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang in bestuursrechtelijke handhavingzaak

In deze zaak heeft eiser, een buurman van de derde-partij, een verzoek om handhaving ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Dit verzoek was gericht tegen de bouw van een garage op het perceel van de derde-partij, waarvan eiser meende dat deze in strijd was met de eerder verleende omgevingsvergunning. Het college heeft het verzoek om handhaving afgewezen, omdat er na indiening van het verzoek een omgevingsvergunning was verleend voor de garage, die inmiddels onherroepelijk was. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft. Dit omdat de omgevingsvergunning voor de garage onherroepelijk is en er dus geen grond is voor handhaving. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wenst, namelijk het handhaven van de illegale situatie, omdat de garage inmiddels is gelegaliseerd. De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/38

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: W.G.J. Pierik),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Haas).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2020 heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden afgewezen (hierna: het primaire besluit).
Bij besluit van 20 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 10 juni 2020 ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2022. Eiser is met zijn gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is samen met zijn partner verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiser is de buurman van de derde-partij. Op 2 februari 2020 heeft eiser verzocht om handhavend op te treden tegen bouwwerkzaamheden op het perceel van de derde-partij. Het handhavingsverzoek heeft betrekking op bouwactiviteiten, bestaande uit de bouw van een garage tegen de perceelsgrens van eiser. Volgens eiser waren deze bouwactiviteiten illegaal en niet overeenkomstig een eerder verleende omgevingsvergunning. Verweerder heeft, blijkens het inspectierapport van de op 13 maart 2020 uitgevoerde controle, geconstateerd dat sprake was van een overtreding vanwege bouwen zonder een daarvoor vereiste omgevingsvergunning. Op 23 maart 2020 is door verweerder een brief ‘voornemen last onder dwangsom’ aan de derde-partij gezonden. Naar aanleiding hiervan heeft de derde-partij bebouwing op het perceel afgebroken, bestaande uit een overkapping voor houtopslag en een bergingsruimte, waardoor de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen is verkleind. Ook heeft de derde-partij op 31 maart 2020 een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend bij verweerder. Bij besluit van 6 mei 2020 heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de realisering van een garage, aanbouw en een overkapping. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt. De omgevingsvergunning van
6 mei 2020 is hierdoor onherroepelijk.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen, omdat uit de controle van 6 mei 2020 is gebleken dat de feitelijke situatie overeenkomt met de op 6 mei 2020 verleende omgevingsvergunning. Met het bestreden besluit heeft verweerder deze afwijzing van de gevraagde handhaving in stand gelaten en is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
De beroepsgronden van eiser
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij is van mening dat verweerder geen omgevingsvergunning had mogen verlenen voor de garage. In dat kader wijst hij er op dat er al eerder door derde-partij een schetsplan is ingediend. Verweerder heeft daarover bij brief van 10 januari 2020 aangegeven dat het schetsplan in strijd was met het bestemmingsplan en bovendien vanuit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar was omdat praktisch de gehele perceelsgrens werd volgebouwd en het bouwwerk zou zorgen voor schaduwwerking op het perceel van eiser. Volgens eiser had de vergunning van 6 mei 2020 om dezelfde redenen nooit verleend mogen worden. Bovendien is eiser van mening dat wanneer verweerder tijdig had beslist op zijn handhavingsverzoek, de garage zou zijn afgebroken en de omgevingsvergunning niet zou zijn verleend. Eiser vindt de garage veel te hoog en wordt daardoor in zijn woongenot gehinderd.
Over welk besluit gaat deze zaak?
5. De rechtbank stelt voorop dat in het onderhavige beroep alleen het bestreden besluit ter toetsing voorligt. Dat is het besluit van 20 november 2020, waarbij de weigering handhavend op te treden door verweerder is gehandhaafd en het bezwaar van eiser ongegrond is verklaard. De aan derde-partij verleende omgevingsvergunning voor de garage, waarmee de garage van derde-partij is gelegaliseerd, ligt niet voor. De verlening van deze omgevingsvergunning is een ander besluit en daartegen had afzonderlijk bezwaar moeten worden gemaakt. In het kader van deze beroepsprocedure kan de omgevingsvergunning dus niet worden beoordeeld of aangetast.
Procesbelang
6. De rechtbank ziet zich, zoals ter zitting met partijen is besproken, ambtshalve voor de vraag geplaatst of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Bij procesbelang gaat het om de vraag of eiser met een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep kan bereiken wat hij hiermee wil bereiken.
7. Eiser wenst met zijn beroep te bereiken dat het bestreden besluit wordt vernietigd en dat verweerder alsnog handhavingsmiddelen toepast met de betrekking tot de bouw van de garage op het perceel van de derde-partij. Eiser wil dat de hoogte van de garage moet worden teruggebracht tot 1,80 meter, omdat de vergunde hoogte van 5 meter zorgt voor belemmering van het uitzicht en schaduwwerking op zijn perceel.
8. Vast staat dat de garage van derde-partij is gelegaliseerd door verlening van de omgevingsvergunning van 6 mei 2020. Door eiser is dit niet betwist. Ook is niet in geschil dat tegen de omgevingsvergunning van 6 mei 2020 door eiser geen bezwaar is gemaakt. Nu er een onherroepelijke vergunning is verleend voor de garage van derde-partij, is er met de aanwezigheid van deze garage geen sprake (meer) van een overtreding. Wanneer er geen sprake is van een overtreding, heeft verweerder geen bevoegdheid om handhavend op te treden. Anders gezegd: verweerder kan derde-partij niet verplichten om de garage af te breken of aan te passen omdat er voor deze garage een omgevingsvergunning is verleend. Nu er voor verweerder geen bevoegdheid is om te handhaven, en daarmee derde-partij te verplichten tot het verwijderen of aanpassen van de garage, kan eiser met dit beroep niet bereiken wat hij wenst te bereiken. Dat betekent dat eiser bij dit beroep geen procesbelang heeft.
9. Voor zover eiser stelt dat de omgevingsvergunning voor de garage nooit verleend had mogen worden, herhaalt de rechtbank dat de vraag over de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning in deze procedure niet meer aan de orde kan komen, nu de omgevingsvergunning van 6 mei 2020 in rechte onaantastbaar is. Nu de rechtbank de omgevingsvergunning in deze procedure niet kan beoordelen, kan eiser met deze procedure het door hem beoogde resultaat (intrekking of aanpassing van de omgevingsvergunning) niet bereiken. Ook in dat opzicht heeft eiser dan ook geen procesbelang.
Conclusie
10. De conclusie is dat eiser geen procesbelang heeft. Eiser kan met deze procedure niet bereiken wat hij zou willen bereiken. De consequentie daarvan is dat het beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Bergmans, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022 .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 februari 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.