ECLI:NL:RBLIM:2022:1408

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
9550319 CV EXPL 21-5411
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde wegens door huurders veroorzaakte overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woonpunt en de huurders [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Woonpunt vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege ernstige overlast die door de huurders werd veroorzaakt. De huurders, die sinds 2003 in de woning wonen, hebben herhaaldelijk klachten ontvangen van omwonenden over geluidsoverlast, ruzies en intimiderend gedrag. Ondanks herhaalde waarschuwingen van Woonpunt, bleef de overlast aanhouden, wat leidde tot de vordering van Woonpunt om de huurovereenkomst te ontbinden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de klachten van omwonenden substantieel en langdurig zijn, en dat de huurders niet adequaat hebben gereageerd op deze klachten. De rechter oordeelde dat de huurders in strijd hebben gehandeld met hun verplichtingen uit de huurovereenkomst en het Burgerlijk Wetboek, wat Woonpunt het recht gaf om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft de vordering van Woonpunt toegewezen, de huurders veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en hen ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om overlast voor omwonenden te voorkomen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De kantonrechter heeft de uitvoerbaarheid van het vonnis bij voorraad verklaard, wat betekent dat de huurders onmiddellijk moeten voldoen aan de uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9550319 CV EXPL 21-5411
Vonnis van de kantonrechter van 23 februari 2022
in de zaak van
de stichting
stichting woonpunt,
gevestigd in Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.H. Andreae,
tegen
[gedaagde sub 1]en
[gedaagde sub 2] ,
beiden wonend in [woonplaats] aan de [adres 1]
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.L. van den Bergh.
Partijen worden hierna Woonpunt, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden gezamenlijk aangeduid als [gedaagden] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 11 november 2021
  • de conclusie van antwoord
  • de rolbeslissing waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 februari 2022, waarbij de zaak is verwezen naar de rol van 16 maart 2022 voor vonnis
  • de brief van 8 februari 2022 van mr. Van den Bergh met een aantal opmerkingen over het proces-verbaal
  • de brief van 9 februari 2022 van de griffier waarin staat dat de brief van mr. Van den Bergh wordt toegevoegd aan het dossier.

2.De feiten

2.1.
Woonpunt verhuurt sinds 25 september 2003 aan [gedaagde sub 1] de woning aan het adres [adres 1] in [woonplaats] (verder te noemen: de woning). Het betreft een woning op de begane grond van een complex van woningen. Tot 2013 huurde [gedaagde sub 1] de woning samen met zijn toenmalige partner [naam 1] . Na de scheiding is de woning aan [gedaagde sub 1] toegewezen en op enig moment daarna is zijn huidige partner [gedaagde sub 2] in de woning getrokken. [gedaagde sub 1] heeft daarna Woonpunt verzocht om [gedaagde sub 2] als medehuurder aan te merken, aan welk verzoek Woonpunt bij brief van 17 juli 2020 heeft voldaan.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Art. 6.4 van de algemene voorwaarden luidt:

Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich met toestemming van huurder in het gehuurde bevinden.
2.3.
Vanaf 2010 ontvangt Woonpunt klachten van verschillende omwonenden over het woongedrag van [gedaagde sub 1] , [naam 1] en/of [gedaagde sub 2] en over het gedrag van de zoon van [gedaagde sub 1] . De klachten betreffen onder meer (nachtelijke) geluidsoverlast (harde muziek, schreeuwen en schelden), (onderlinge) ruzies, rumoerige feestjes in de tuin en het laat en met veel kabaal thuiskomen, vaak onder invloed van drank en/of drugs en in meer recente jaren lachgas. Volgens de omwonenden reageert [gedaagden] agressief indien hij op zijn gedrag wordt aangesproken.
2.4.
Vanaf 2019 neemt de frequentie van de meldingen die Woonpunt ontvangt over door [gedaagden] veroorzaakte overlast toe, de laatste tijd wekelijks, aldus Woonpunt in het exploot. Volgens de omwonenden is ook sprake van bedreigend en intimiderend gedrag van [gedaagden] richting degenen die hem op zijn gedrag aanspreken. De politie is alleen al in 2021 meermaals ter plaatse geweest als reactie op een melding van overlast.
2.5.
Woonpunt heeft [gedaagden] veelvuldig zowel in persoonlijke gesprekken als schriftelijk gewezen op de overlastklachten van omwonenden (de eerste brief daarover die zich in het dossier bevindt dateert van 2 november 2010) en hem gesommeerd dat overlast-veroorzakende gedrag te staken.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Woonpunt vordert ontbinding van de tussen haar en [gedaagden] bestaande huurovereenkomst alsmede de veroordeling van [gedaagden] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar vanwege [gedaagden] bevinden en al hetgeen zich daarin vanwege [gedaagden] bevindt en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Woonpunt te stellen, een en ander onder verwijzing van [gedaagden] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Volgens Woonpunt is sprake van ernstige, veelvuldige en reeds jarenlang (sinds 2010) voortdurende door [gedaagden] veroorzaakte overlast voor omwonenden. [gedaagden] handelt daarmee in strijd met artikel 7:213 BW, op grond van welk artikel hij gehouden is om zich als een goed huurder te gedragen, alsmede met art. 6.4. van de huurovereenkomst, op grond van welk artikel hij is gehouden geen overlast of hinder voor omwonenden te veroorzaken.
Daarmee is sprake van een tekortkoming in de nakoming van een uit de huurovereenkomst voortvloeiende op [gedaagden] rustende verbintenis, zodat Woonpunt op grond van art. 6:265 lid 1 BW bevoegd is de huurovereenkomst te ontbinden. Woonpunt heeft daarbij op grond van art. 45 lid 2f van de Woningwet juncto art. 47 Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 ook de verplichting om ervoor te zorgen dat omwonenden van haar huurders geen overlast van die huurders ondervinden.
3.3.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover relevant wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Productie 4 bij het exploot bevat een zeer grote hoeveelheid klachten van (direct) omwonenden maar ook van omwonenden die een paar deuren verderop wonen over door [gedaagden] veroorzaakte overlast, beginnend in 2011. De omvang en ernst van die klachten is dermate groot te noemen dat zich vooral de vraag opdringt waarom Woonpunt niet eerder tot actie is overgegaan. Wat daar ook verder van zij, voor de beoordeling van de onderhavige vordering tot ontbinding en ontruiming is vooral relevant dat [gedaagden] niet één van die klachten gemotiveerd en
concreetbetwist, zodat de daarin genoemde overlast in deze procedure vaststaat. In plaats daarvan beperkt [gedaagde sub 1] zich tot de opmerking dat de meeste klachten van [naam 2] en [naam 3] (twee directe buren) afkomstig zijn, alsof dat iets afdoet aan het waarheidsgehalte van die klachten. Bovendien stemt de inhoud van de klachten van [naam 2] en [naam 3] overeen met die van andere bewoners. Weliswaar zit er van deze bewoners steeds maar één klacht in het dossier, maar de inhoud maakt meer dan duidelijk dat ook deze bewoners structurele overlast ervaren van [gedaagden] (zie hieronder). Alle klachten – van [naam 3] en [naam 2] , maar ook de andere omwonenden – zijn door [gedaagden] onbesproken (en dus ook onweersproken) gebleven.
4.2.
Dat de klachten van vóór 17 juli 2020, zoals [gedaagden] verder nog aanvoert, ‘geen rol meer spelen’ omdat [gedaagde sub 2] pas vanaf dat moment door Woonpunt als medehuurder is aangemerkt, is onjuist. Niet kan worden ingezien waarom mede door [gedaagde sub 2] veroorzaakte overlast in de woning hem thans niet kan worden aangerekend, of die overlast zich nu voordeed vóór of na het (enigszins willekeurige) moment waarop Woonpunt hem als medehuurder aanmerkte. Dat de meldingen van ná 17 juli 2020 ‘eigenlijk te verwaarlozen zijn’, zoals [gedaagden] onder randnummer 7 van het antwoord stelt, is een schromelijke bagatellisering van de grote hoeveelheid klachten zoals die óók na die datum door Woonpunt zijn ontvangen aangaande door [gedaagden] veroorzaakte overlast. Dit betreft niet alleen de tientallen klachten van [naam 3] en [naam 2] , maar ook de klachten van:
  • [naam 4] ( [adres 2] ), die in zijn verklaring van 9 oktober 2020 onder meer het volgende schrijft:
  • [naam 5] ( [adres 3] ), die in zijn verklaring van 27 juli 2021 onder meer het volgende schrijft:
  • [naam 6] ( [adres 4] ), die in zijn verklaring van 27 juli 2021 onder meer het volgende schrijft:
  • [naam 7] ( [adres 5] ), die in haar verklaring van 28 juli 2021 onder meer het volgende schrijft:
4.3.
De opmerking dat de meldingen na 17 juli 2020 eigenlijk te verwaarlozen zijn verdient dan ook bepaald niet de schoonheidsprijs, hetgeen evenzeer geldt voor de ter zitting gemaakte opmerking dat Woonpunt maar aan [naam 2] te kennen moet geven dat
zijweer dient te verhuizen en dat de oplossing van de zaak aldus simpel is.
4.4.
De aldus vaststaande frequentie en ernst van de door [gedaagden] gestelde overlast rechtvaardigt de gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de daaruit voortvloeiende veroordeling tot ontruiming van de woning. De vordering zal dus worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de uitvoerbaar bij voorraadverklaring achterwege te laten (zoals door [gedaagden] is verzocht).
4.5.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 623,57, bestaande uit € 374,00 aan salaris gemachtigde, € 126,00 aan griffierecht en
€ 123,57 aan explootkosten.
4.6.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst aangaande de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar vanwege [gedaagden] bevinden en al hetgeen zich daarin vanwege [gedaagden] bevindt en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Woonpunt te stellen;
5.3.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Woonpunt tot de datum van dit vonnis begroot op € 623,57;
5.4.
veroordeelt [gedaagden] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Woonpunt volledig aan dit vonnis voldoet, tot betaling van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 93,50 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van die betekening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en is in het openbaar uitgesproken.
RK