ECLI:NL:RBLIM:2022:1497

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
03.216548.21 e.a.
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal, meerdere autodiefstallen en diefstal van een aanhangwagen

Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen, waaronder autodiefstallen en de diefstal van een aanhangwagen. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in P.I. Zuid Oost, werd bijgestaan door advocaat mr. J.J.H.M. de Crom. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 15 februari 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, waarbij hij verwees naar de bekennende verklaring van de verdachte en het aangetroffen DNA in teruggevonden voertuigen. De verdediging refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank, maar pleitte voor vrijspraak van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank oordeelde dat de feiten onder parketnummer 03.216548.21 wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank achtte ook de feiten onder parketnummer 03.149601.21 bewezen, terwijl de verdachte van enkele andere feiten werd vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en behandeling bij de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen voor de slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummers : 03.216548.21, 03.149601.21 en 03.250665.20 (ttz.gev.)
Parketnummers : 03.184447.19 en 03.700091.19 (tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1987,
wonende te [adres 1] ,
gedetineerd in P.I. Zuid Oost, locatie Roermond te Roermond.
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom, advocaat kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 februari 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – nadat ter terechtzitting van 15 februari 2022 aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging in de zaak 03.216548.21 is toegelaten – kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
parketnummer 03.216548.21
feit 1:in de periode van 2 mei 2021 tot en met 3 mei 2021 in Panningen een personenauto heeft gestolen;
feit 2: op 19 april 2021 in Echt een katalysator heeft gestolen;
feit 3: in de periode van 21 april 2021 tot en met 22 april 2021 in Echt een katalysator heeft gestolen;
feit 4: in de periode van 16 mei 2021 tot en met 17 mei 2021 in Sittard al dan niet samen met een ander een personenauto heeft gestolen;
feit 5: in de periode van 16 mei 2021 tot en met 17 mei 2021 in Hoensbroek een bedrijfsauto heeft gestolen.
parketnummer 03.149601.21
feit 1:in de periode van 25 april 2021 tot en met 26 april 2021 in Sittard samen met anderen een personenauto met bijbehorend kenteken en de daarin aanwezige goederen heeft gestolen;
feit 2: in de periode van 16 april 2021 tot en met 17 april 2021 in Sittard samen met anderen een personenauto met bijbehorend kenteken heeft gestolen.
parketnummer 03.250665.20
feit 1:in de periode van 2 mei 2019 tot en met 29 juli 2019 op diverse plaatsen in totaal negen aanhangwagens heeft gestolen;
feit 2: op 8 mei 2019 te Neeritter heeft geprobeerd om een aanhangwagen te stelen;
feit 3: op 8 mei 2019 te Echt accu’s heeft gestolen;
feit 4:op 18 mei 2019 te Limbricht koperen regenpijpen heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 03.216548.21. Hij wijst daartoe op de bekennende verklaring van de verdachte.
Voorts acht de officier van justitie de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 03.149601.21 bewezen. De officier van justitie wijst in dit verband op de aangiftes, het aangetroffen DNA in de teruggevonden personenauto’s dat afkomstig is van de verdachte en de bekennende verklaringen van de verdachte.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten onder parketnummer 03.250665.20 eveneens wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Wel dient de verdachte van de diefstal van de aanhangwagen van [slachtoffer 1] , zoals ten laste gelegd onder 1, partieel te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De officier van justitie heeft zich voor de bewezenverklaring van het overige gebaseerd op de aangiftes, de camerabeelden en de modus operandi van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich – zoals vervat in de overgelegde pleitnota – voor de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 03.216548.21 en de ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 03.149601.21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
In de zaak met parketnummer 03.250665.20 heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de diefstal van de aanhangwagen van [slachtoffer 2] , ten laste gelegd onder 1, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van de overige diefstallen van aanhangwagens die onder 1 ten laste zijn gelegd, dient de verdachte partieel te worden vrijgesproken, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De raadsvrouw heeft eveneens vrijspraak bepleit voor het onder 2 van dit parketnummer ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Volgens aangever zou de dader gebruik maken van een blauwe Volkswagen Golf met kenteken [nummer 1] . Het enkele feit dat deze auto op naam van de verdachte staat, ook in combinatie met het algemene signalement van de dader, is onvoldoende om de verdachte te linken aan de poging tot diefstal van de aanhangwagen.
Ten slotte heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 en 4 voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Parketnummer 03.216548.21 [1]
De rechtbank acht de onder parketnummer 03.216548.21 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte deze feiten ter terechtzitting van 15 februari 2022 heeft bekend en door de raadsvrouw geen bewijsverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1: diefstal personenauto periode 2 mei 2021 t/m 3 mei 2021
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 5 mei 2021. [2]
Feit 2: diefstal katalysator 19 april 2021- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 19 april 2021. [3]
Feit 3: diefstal katalysator periode 21 april 2021 t/m 22 april 2022- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 22 april 2021. [4]
Feit 4: diefstal in vereniging personenauto 8 april 2021
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 9 april 2021. [5]
Feit 5: diefstal bedrijfsauto periode 16 mei 2021 t/m 17 mei 2021
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 17 mei 2021. [6]
3.3.2
Parketnummer 03.149601.21 [7]
De rechtbank acht de onder parketnummer 03.149601.21 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Omdat de verdachte deze feiten ter terechtzitting van 15 februari 2022 heeft bekend en door de raadsvrouw geen bewijsverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1: diefstal in vereniging personenauto periode 25 april 2021 t/m 26 april 2021
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 26 april 2021; [8]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2021; [9]
- het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] ) d.d. 29 april 2021; [10]
- he proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA sporen d.d. 5 mei 2021; [11]
- de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek d.d. 4 mei 2021. [12]
Feit 2: diefstal in vereniging personenauto periode 16 april 2021 t/m 17 april 2021
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] d.d. 17 april 2021; [13]
- het proces-verbaal aantreffen gesignaleerd motorvoertuig d.d. 28 april 2021; [14]
- het proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 3 mei 2021; [15]
- het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 4 mei 2021; [16]
- de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek d.d. 7 mei 2021. [17]
3.3.3
Parketnummer 03.250665.20 [18]
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten onder 3 en 4 onder parketnummer 03.250665.20 bekend. De rechtbank zal deze feiten als eerste bespreken. Vervolgens zal de rechtbank de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 bespreken.
De rechtbank acht de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten met parketnummer 03.250665.20 wettig en overtuigend bewezen
.Omdat de verdachte deze feiten ter terechtzitting van 15 februari 2022 heeft bekend en door de raadsvrouw geen bewijsverweer is gevoerd, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 3: diefstal accu’s 8 mei 2019
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] d.d. 25 mei 2019; [19]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019. [20]
Feit 4: diefstal koperen regenpijpen 18 mei 2019 [21]
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] d.d. 27 mei 2019; [22]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2019; [23]
- het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d.20 augustus 2019. [24]
Feit 1: diefstal aanhangwagen(s)
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank de diefstal van de aanhangwagen van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 15 februari 2022;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 juli 2019. [25]
Partiële vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de overige onder 1 ten laste gelegde diefstallen van aanhangwagens heeft gepleegd. Ten aanzien van deze diefstallen bevinden zich in het dossier weliswaar aangiften van diefstal en camerabeelden, maar bewijsmiddelen die de rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen van de aanhangwagens ondersteunen ontbreken. De enkele omstandigheid dat op verschillende camerabeelden twee auto’s te zien zijn die betrokken zijn bij de diefstallen en waarvan de verdachte kentekenhouder is, biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun om tot een bewezenverklaring te komen. Dat betekent dat er onvoldoende bewijs is voor de overige ten laste gelegde diefstallen onder 1. De rechtbank zal de verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Vrijspraak feit 2: poging diefstal aanhangwagen 8 mei 2019
De verdachte wordt verweten dat hij op 18 mei 2019 te Neeritter heeft geprobeerd een aanhangwagen te stelen. Evenals de raadsvrouw acht de rechtbank de poging diefstal die ten laste gelegd onder feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen en zij zal de verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit rechtstreekse betrokkenheid van de verdachte bij de wegnemingshandelingen van het goed valt af te leiden. De verdachte ontkent daarnaast dit feit te hebben gepleegd. De enkele omstandigheid dat de verdachte kentekenhouder is van de auto die volgens aangever bij de poging tot diefstal van de betreffende aanhangwagen betrokken zou zijn geweest, is daartoe onvoldoende.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Parketnummer 03.216548.21
feit 1:
in de periode van 2 mei tot en met 3 mei 2021 te Panningen, gemeente Peel en Maas een personenauto (BMW 116i), die aan [slachtoffer 12] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde een (door verdachte) gestolen sleutel, tot welk gebruik verdachte niet was gerechtigd;
feit 2:
op 19 april 2021 te Echt, gemeente Echt-Susteren een katalysator die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen katalysator onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:
in de periode van 21 tot en met 22 april 2021 te Echt, gemeente Echt-Susteren een katalysator, die aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen katalysator onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4:
op 8 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (Mitsubishi, type Lancer), die aan [slachtoffer 6] en/of [partner slachtoffer 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen personenauto onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
feit 5:
in de periode van 16 tot en met 17 mei 2021 te Hoensbroek, gemeente Heerlen een bedrijfsauto (Mitsubishi, type Canter), die aan [slachtoffer 7] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen bedrijfsauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 03.149601.21
feit 1:in de periode van 25 april 2021 tot en met 26 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- een personenauto van het merk Fiat type Punto [kenteken] en
- een (bijbehorend) kenteken [nummer 2] en
- een (bijbehorend) kentekenbewijs en
- een bril
die aan [slachtoffer 8] toebehoorden, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 2:in de periode van 16 april 2021 tot en met 17 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- een personenauto van het merk Mazda type 323 Hatchback 1 en
- een (daarbijhorend) kenteken [nummer 3]
die aan [slachtoffer 9] toebehoorden, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 03.250665.20
feit 1:
op 29 juni 2019 te Maasbracht, een aanhangwagen en meerdere goederen aanwezig in deze aanhangwagen, die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan:
- [slachtoffer 2]
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
terwijl verdachte die weg te nemen aanhangwagen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 3:
op 8 mei 2019 te Echt, gemeente Echt-Susteren meerdere accu's, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 4:
op 18 mei 2019 te Limbricht, gemeente Sittard-Geleen meerdere koperen regenpijpen, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 03.216548.21
feit 1:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2, feit 3 en feit 5:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 03.149601.21
feit 1 en feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 03.250665.20
feit 1:diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
feit 3 en feit 4: diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 21 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering. Hij heeft daarbij in strafvermeerderende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte in het verleden meermaals is veroordeeld voor soortgelijke vermogensdelicten. De officier van justitie heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen en te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden verbonden. De verdachte is gemotiveerd om zijn leven een positieve wending te geven en tot gedragsverandering over te gaan. De verdachte is op dit moment
clean. Wanneer de verdachte voor langere tijd in detentie moet, wordt deze positieve ontwikkeling wellicht doorkruist en verliest de verdachte zijn motivatie. De verdachte is bereid om zich aan alle voorwaarden te houden en verdient een kans om te laten zien dat hij tot verandering in staat is. Verder voert de raadsvrouw aan dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 8 mei 2019 tot en met 17 mei 2021 schuldig gemaakt aan 11 strafbare feiten. De verdachte heeft een reeks van autodiefstallen al dan niet in vereniging gepleegd, hij heeft tweemaal een katalysator gestolen, een aanhangwagen gestolen en hij heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van accu’s en regenpijpen. Dit zijn zeer vervelende feiten die zowel praktische overlast als financiële schade voor de slachtoffers hebben veroorzaakt. De verdachte heeft zich aan die overlast en schade niets gelegen laten liggen, heeft geen respect getoond voor anderen en andermans eigendommen en uitsluitend zijn persoonlijk gewin op het oog gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in het verleden veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan dergelijke feiten. Dit alles werkt strafverzwarend. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook gelet op de ernst van de strafbare feiten, de hoeveelheid aan diefstallen en het strafblad van de verdachte niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal bij de bepaling van de hoogte van die straf wel in het voordeel van de verdachte meewegen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De reclassering heeft op 14 januari 2022 een rapportage over de verdachte opgemaakt. Volgens de reclassering is er bij de verdachte sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en afhankelijkheid van onder andere cocaïne en heroïne. Als gevolg van die problematiek zijn er op alle andere leefgebieden forse problemen die in onderlinge samenhang zorgen voor aanhoudend delictgedrag. De verdachte is in de loop der jaren diverse malen opgenomen geweest binnen forensische verslavingsklinieken. Al deze behandelingen zijn vroegtijdig afgebroken omdat de verdachte zich onvoldoende conformeerde aan de regels. De verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij nu wel gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven. De verdachte staat naar eigen zeggen open voor behandeling en begeleiding. Het is volgens de reclassering positief dat de verdachte gemotiveerd lijkt voor gedragsverandering, maar gelet op de ervaringen uit het verleden en de belemmerende factoren zoals middelgebruik, persoonlijkheidsproblematiek en zijn sociale kring zijn de vooruitzichten voor de toekomst somber. Tegen deze achtergrond en gelet op de heersende problematiek heeft de reclassering geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank ziet in de ernst van de feiten, alsook in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal conform het advies van de reclassering een meldplicht, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole als bijzondere voorwaarden opleggen. Hoewel er zowel bij de reclassering als bij de rechtbank twijfels bestaan over de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van begeleiding door de reclassering, krijgt de verdachte gezien zijn houding, het voordeel van de twijfel. De verdachte heeft aangegeven dat hij een leven wil leiden zonder politie- en justitiecontacten en met het opleggen van voornoemde bijzondere voorwaarden worden aan de verdachte concrete handvatten geboden om met zijn problemen aan de slag te gaan. De verdachte dient wel te beseffen dat het hier om een laatste kans gaat.
De rechtbank constateert dat de zaak tegen de verdachte met parketnummer 03.250665.20 niet is behandeld binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. De rechtbank zal hiervoor geen korting op de straf toepassen, maar, gelet op de beperkte overschrijding, volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden en dat dus inbreuk is gemaakt op artikel 6 EVRM.
De rechtbank zal afwijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank de verdachte vrijspreekt van enkele onderdelen van de telastleggingen. De rechtbank zal, alles afwegende, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals hierboven genoemd.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De volgende slachtoffers hebben zich in de strafzaken gevoegd als benadeelde partijen:
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] (parketnummer 03.21658.21 feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 302,53, bestaande uit materiële schade.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6] (parketnummer 03.21658.21 feit 4)
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van in totaal € 1.079,00. De vordering bestaat uit een bedrag van € 879,00 aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 7] (parketnummer 03.21658.21 feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 12.002,00 bestaande uit materiële schade.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 03.250665.20 feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 585,00, bestaande uit materiële schade, alsmede € 50,00 aan proceskosten.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 13] (parketnummer 03.250665.20 feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 13] vordert een schadevergoeding van € 1851,30, bestaande uit materiële schade.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 14] (parketnummer 03.250665.20 feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 14] vordert een schadevergoeding van € 250,00, bestaande uit materiële schade.
Alle benadeelden partijen hebben tevens verzocht om de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 14] geheel kunnen worden toegewezen.
Voorts heeft hij zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] gedeeltelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 879,00, bestaande uit materiële schade. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] voor het overige gedeelte, dat ziet op immateriële schade, niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De officier van justitie heeft verzocht om ten aanzien van voornoemde vorderingen de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten slotte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 13] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat deze vordering niet is onderbouwd en het uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt waaruit blijkt dat de indiener van de vordering, [slachtoffer 13] , namens de benadeelde partij daartoe bevoegd was.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade moet worden afgewezen nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk te verklaren wegens een onevenredige belasting van het strafgeding. Voorts heeft zij verzocht het immateriële deel van de vordering af te wijzen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft de raadsvrouw zich op zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens een onevenredige belasting van het strafgeding.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 13] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu zij niet tot een bewezenverklaring komt van de ten laste gelegde diefstal. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat het uittreksel van de Kamer van Koophandel ontbreekt waaruit blijkt dat de indiener van de vordering namens de benadeelde partij daartoe bevoegd was. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering af te wijzen nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 14] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu zij niet tot een bewezenverklaring komt van de ten laste gelegde diefstal. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering af te wijzen nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4] (parketnummer 03.21658.21 feit 2)
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] door het hiervoor onder parketnummer 03.216548.21 onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 302,53. Nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd alsmede de vordering tot dit bedrag niet door de verdediging is weersproken, zal de rechtbank deze vordering tot een bedrag van € 302,53 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Voorts zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, welke kosten zij tot op heden begroot op nihil
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 6] (parketnummer 03.21658.21 feit 4)
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] door het hiervoor onder parketnummer 03.216548.21 onder 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat door de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde strafbare feit materiële schade is geleden en dat deze schade ten aanzien van de schadeposten ‘auto’ en ‘Maxi-Cosi kinderstoel’ het rechtstreeks gevolg is van het ten laste gelegde. Uit de aangifte blijkt dat de auto met daarin de kinderstoel is gestolen en niet blijkt dat deze is teruggevonden; in het licht daarvan is de vordering voldoende onderbouwd. Tegenover deze motivering en onderbouwing is de betwisting van de schade onvoldoende gemotiveerd. De vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze voor toewijzing gereed ligt.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat de geschonden norm, diefstal van de personenauto, niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden, in dit geval geestelijk letsel. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van € 879,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 8 april 2021. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Voorts zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, welke kosten zij tot op heden begroot op nihil
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 7] (parketnummer 03.21658.21 feit 5)
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder parketnummer 03.216548.21 onder 5 ten laste is gelegd, dient de benadeelde partij [slachtoffer 7] in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat de verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 03.250665.20 feit 1)
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] door het hiervoor onder parketnummer 03.250665.20 onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 585,00. Nu aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd alsmede de vordering tot dit bedrag niet door de verdediging is weersproken, zal de rechtbank deze vordering tot een bedrag van € 585,00 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Voorts zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, welke kosten zij tot op heden begroot op € 50,00.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 13] (parketnummer 03.250665.20 feit 1)
Nu de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder parketnummer 03.250665.20 onder 1 ten laste is gelegd, dient de benadeelde partij [slachtoffer 13] in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat de verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 14] (parketnummer 03.250665.20 feit 1)
Nu de verdachte partieel zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder parketnummer 03.250665.20 onder 1 ten laste is gelegd, dient de benadeelde partij [slachtoffer 14] in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat de verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310, 311 Wetboek van Strafrecht van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.700091.19 dient te worden toegewezen. De vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.184447.19 dient te worden afgewezen, nu die voorwaardelijke straf reeds volledig ten uitvoer is gelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.700091.19 af te wijzen en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.184447.19 niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.700091.19
Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter te Limburg d.d. 29 januari 2020 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft zich binnen voornoemde proeftijd schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en heeft daarmee de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Derhalve komt de vordering van de officier van justitie voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank ziet geen aanleiding om anders te beslissen en zal de vordering dan ook toewijzen en gelasten dat de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden alsnog ten uitvoer wordt gelegd.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.184447.19
Bij onherroepelijk vonnis van de politierechter te Limburg d.d. 1 november 2019 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank stelt vast dat de vordering reeds is toegewezen. Nu de vordering reeds ten uitvoer is gelegd zal de rechtbank de vordering van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het onder
parketnummer 03.250665.20 onder 2ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten onder
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende
de veroordeelde meldt zich binnen drie binnen werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij SVG Reclassering Limburg Mondriaan, op het telefoonnummer 088-5068888. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich behandelen door Mondriaan of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
indien de reclassering dat noodzakelijk acht verblijft de veroordeelde in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
e veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • geeft aan SVG Reclassering Limburg Mondriaan de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Benadeelde partij [slachtoffer 4] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toede vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 4], ten aanzien van feit 2 van de zaak met parketnummer 03.216548.21 en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 302,53, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 19 april 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze aan de zijde van [slachtoffer 4] tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 4] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijstde vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 6] ,ten aanzien van feit 4 van de zaak met parketnummer 03.216548.21
    gedeeltelijk toeen veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van

    879,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 8 april 2021 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • verklaart [slachtoffer 6]in de gevorderde immateriële schade
    niet-ontvankelijken bepaalt dat hij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze aan de zijde van [slachtoffer 6] tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 6] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2] en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toede vordering van de benadeelde partij
    [slachtoffer 2], ten aanzien van feit 1 van de zaak met parketnummer 03.250665.20 en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
    € 585,00te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 29 juni 2019 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten van de procedure, de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging daaronder begrepen, en begroot deze aan de zijde van [slachtoffer 2] tot heden op € 50,00;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling
  • bepaalt de duur volgens welke met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling kan worden toegepast op
  • bepaalt dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] komt te vervallen en andersom dat voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 2] , in zoverre daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 7] in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 13]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 13] in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 14]
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 14] in de kosten van de procedure en begroot deze kosten aan de zijde van de verdachte tot op heden op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.700091.19
- gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
gevangenisstrafvan
2 maanden, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 03.184447.19

-
verklaartde vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf
niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. D. Osmić en mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H.M. Meisen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2022.
Buiten staat
Mr. Bax en mr. Verkijk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - nadat ter terechtzitting van 15 februari 2022 aanpassing omschrijving feiten in de tenlastelegging in de zaak 03.216548.21 is toegelaten - ten laste gelegd dat
Parketnummer 03.216548.21
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei tot en met 3 mei 2021 te Panningen, gemeente Peel en Maas een personenauto (BMW 116i), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, zijnde een (door verdachte) gestolen sleutel, tot welk gebruik, hij, verdachte niet was gerechtigd;
(2021066039)
2.
hij op of omstreeks 19 april 2021 te Echt, gemeente Echt-Susteren een katalysator, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen katalysator onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(2021060048)
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 tot en met 22 april 2021 te Echt, gemeente Echt-Susteren een katalysator, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen katalysator onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(2021059768)
4.
hij op of omstreeks 8 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (Mitsubishi, type Lancer), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] en/of [partner slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
(2021052459)
5.
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 mei 2021 te Hoensbroek, gemeente Heerlen een bedrijfsauto (Mitsubishi, type Canter), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen bedrijfsauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
(2021073862)
Parketnummer 03.149601.21

1.hij in of omstreeks 25 april 2021 tot en met 26 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen- een personenauto van het merk Fiat type Punto [kenteken] en/of- een (bijbehorend) kenteken [nummer 2] en/of- een (bijbehorend) kentekenbewijs en/of- een brilin elk geval enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel;

2.hij in of omstreeks 16 april 2021 tot en met 17 april 2021 te Sittard, gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen- een personenauto van het merk Mazda type 323 Hatchback 1 en/of- een (daarbijhorend) kenteken [nummer 3]in elk geval enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel.

Parketnummer 03.250665.20
1.
hij in of omstreeks 03 mei 2019 tot en met 29 juli 2019 te Landgraaf en/of Heerlen en/of Berg en Terblijt en/of Hoensbroek en/of Maasbracht, althans in Arrondissement Limburg, een of meerdere aanhangwagen(s) en/of een of meerdere goed(eren) behorende bij/aanwezig in deze aanhangwagen(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan:
- [slachtoffer 13] (2019069599) en/of
- [slachtoffer 15] (2019068372) en/of
- [slachtoffer 16] (2019078553) en/of
- [slachtoffer 1] (2019113605) en/of
- [slachtoffer 14] (2019082469) en/of
- [slachtoffer 17] (2019082420) en/of
- [slachtoffer 2] (2019102698)
- [slachtoffer 18] (2019117196) en/of
- [slachtoffer 19] (2019118832)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen aanhangwagen(s) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 8 mei 2019 te Neeritter, gemeente Leudal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een aanhangwagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 20] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft hij, verdachte, de aanhangwagen voorzien van een disselslot naar de straat gerold/gereden en achter de auto met kenteken [nummer 1] geplaatst met als doel de aanhangwagen aan de auto te koppelen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 8 mei 2019 te Echt, gemeente Echt-Susteren een of meerdere accu's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 10] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

4.hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Limbricht, gemeente Sittard-Geleen een of meerdere koperen regenpijp(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, zaakregistratienummer PL2411-2021126510, gesloten d.d. 31 augustus 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 75.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 5 mei 2021, p. 23-25.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 19 april 2021, p. 16-17.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 22 april 2021, p. 20-21.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 9 april 2021, p. 8-11.
6.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] d.d. 17 mei 2021, p. 40-42.
7.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, basisteam Westelijke Mijnstreek, proces-verbaalnummer PL2300-202170981, gesloten d.d. 22 juni 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 217.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] d.d. 26 april 2021, p. 15-17.
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2021, pg. 19-20.
10.Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 2] ), p. 28-30.
11.Het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen inzake profielcluster 16072 d.d. 5 mei 2021, p. 43.
12.De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek d.d. 4 mei 2021, p. 44-46.
13.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] d.d. 17 april 2021, p. 77-79.
14.Het proces-verbaal aantreffen gesignaleerd motorvoertuig d.d. 29 april 2021, p. 82-83.
15.Het proces-verbaal veiligstellen en overdracht DNA-sporendrager t.b.v. DNA-kit d.d. 3 mei 2021, p. 86.
16.Het proces-verbaal vooronderzoek lab d.d. 4 mei 2021, p. 87-88.
17.De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek d.d. 4 mei 2021, p. 91-92.
18.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie regio Limburg Noord, district Venlo, basiseenheid Peel en Maas, proces-verbaalnummer PL2353-2019059370, gesloten d.d. 23 oktober 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 162.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] d.d. 25 mei 2019 p. 109-111.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 oktober 2019 p. 112-113.
21.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2019165196 Z gesloten d.d. 19 oktober 2019, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 76.
22.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] d.d. 27 mei 2019, p. 6-7.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2019, p. 8-9.
24.Het proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar d.d.20 augustus 2019, p. 13-14.
25.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 juli 2019, p. 40-42.