ECLI:NL:RBLIM:2022:1527

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
C/03/268136 / HA ZA 19-441
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele rechtszaak over dekking van waterschade onder woonhuisverzekering en causaliteitsmaatstaf

In deze civiele zaak heeft de rechtbank Limburg op 23 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Delnoy-Garske, vorderde schadevergoeding op basis van een woonhuisverzekering na waterschade aan zijn woning. De schade was ontstaan door het binnendringen van neerslag, wat volgens de eiser gedekt zou moeten zijn onder de polisvoorwaarden. De Nationale-Nederlanden, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. Schuurs, betwistte de dekking en stelde dat de schade het gevolg was van constructiefouten, die volgens de polisvoorwaarden niet gedekt zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over welke set polisvoorwaarden van toepassing was, maar oordeelde dat beide sets uitsluitingen bevatten voor schade door constructiefouten. De rechtbank concludeerde dat de schade aan de gevelbepleistering niet gedekt was, omdat deze schade voortkwam uit een combinatie van regenbelasting en gebrekkig pleisterwerk, wat als een constructiefout werd beschouwd. De rechtbank wees de vorderingen van de eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke causaliteitsmaatstaven in verzekeringsovereenkomsten en de rol van redelijkheid en billijkheid bij de uitleg van polisvoorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de leer van de dominant cause in deze zaak de meest passende causaliteitsmaatstaf was, en dat de eiser geen recht had op schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/268136 / HA ZA 19-441
Vonnis van 23 februari 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M. Delnoy-Garske;
tegen:
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. L. Schuurs.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 27 mei 2020;
  • de bij schrijven van 11 januari 2021 door [eiser] in het geding gebrachte producties 34 t/m 39;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 4;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de “Aantekeningen ten behoeve van comparitie na antwoord” van [eiser] ;
  • de schrijvens van de advocaten van partijen van 16 december 2021 respectievelijk 20 december 2021 met opmerkingen over de weergave in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft, door tussenkomst van de gemachtigde van Nationale Nederlanden, DSM Insurances, in 2002 een verzekeringsovereenkomst – een zogenaamde woonhuisverzekering – gesloten met Nationale Nederlanden.
2.2.
Partijen twisten over de vraag welke polisvoorwaarden op die verzekering van toepassing zijn. Volgens [eiser] zijn dat de voorwaarden BRO 01 14, die golden in de periode van 2014-2017. De voor de beoordeling van dit geschil van belang zijnde bepalingen uit die set voorwaarden luiden als volgt:
“(…)Hoofdstuk 2 Omschrijving van de dekking
DEKKING WOONHUIS
Artikel 2.1 Omvang van de dekking
Gedekt is materiële schade door beschadiging aan of verlies van de in de polis omschreven zaken door een gedekte gebeurtenis.
(…)
2.1.1.
Gedekte gebeurtenissen
2.1.1.9 Neerslag
Neerslag (waaronder te verstaan regen, sneeuw, hagel of smeltwater) en/of rioolwater
a.
Onvoorzien het woonhuis binnengedrongen en/of
(…)
Niet gedekt is schade:c. door neerslag en/of rioolwater binnengedrongen via openstaande ramen of deuren;d. door grondwater;e. door het doorslaan van muren:
f. als gevolg van gebrek aan onderhoud van het woonhuis;
g. bestaande uit kosten van herstel van daken en balkons en dergelijke (voor zover nodig om de oorzaak van de schade op te heffen), alsmede van dakgoten en afvoerleidingen.
Artikel 3.2 Uitsluitingen dekkingen Woonhuisverzekering
(…)
3.2.7
Achterstallig onderhoud
Schade veroorzaakt door achterstallig onderhoud of constructiefouten van de verzekerde zaken.(…)”
2.3.
Volgens Nationale Nederlanden zijn echter van toepassing de polisvoorwaarden BRO 01.02, die golden in de periode 2002-2014. De voor het geschil relevante bepalingen uit die set voorwaarden luiden als volgt:
“Algemeene Verzekeringsvoorwaarden
(…)
artikel 3 Dekking
De verzekering geeft dekking tegen schade aan de verzekerde zaken door:
(…)
3.8
Water en neerslag (regen, hagel, sneeuw en smeltwater)
Binnengedrongen door daken, balkons, gevels, gesloten vensters, gesloten deuren en gesloten luiken, via de begane grond of de openbare weg, dan wel als gevolg van breuk, lekkage, verstopping of overlopen van dakgoten of bovengrondse afvoerpijpen.
Van deze verzekering is echter uitgesloten schade door vochtdoorlating (“doorslaan’) van muren, alsmede schade als gevolg van slecht onderhoud van het verzekerde gebouw.
(…)
Artikel 7 Uitgesloten oorzaken
Van de verzekering is uitgesloten:
(…)
7.6
Constructiefouten, achterstallig onderhoud e.d.
Schade veroorzaakt door constructiefouten, instorting, inzakking of achterstallig onderhoud van de verzekerde zaken.(…)”
2.4.
Het Belgische bedrijf Aluzon is in 2007 een procedure gestart tegen [eiser] , in verband met de achterstalligheid van [eiser] in de betaling van aan [eiser] geleverde en geplaatste aluminium kozijnen en beglazing. Naar aanleiding daarvan heeft [eiser] een reconventionele vordering ingesteld tegen Aluzon in verband met klachten over, onder andere, de geleverde kozijnen. In hoger beroep heeft het gerechtshof Den Bosch bij tussenarrest van 16 oktober 2012 een deskundigenbericht gelast in verband met door [eiser] gestelde gebreken, waaronder het loslaten van gevelbepleistering. Het gerechtshof heeft ir. C.A. van der Steen, van TechnoConsult, tot deskundige benoemd en aan deze onder andere de vraag voorgelegd of deze het gebrek van de gestelde loslatende bepleistering, naast andere, in deze procedure niet-relevante gebreken, kon vaststellen en, zo ja, waardoor dat gebrek is ontstaan, welke schade daardoor is ontstaan, dan wel in de toekomst zal ontstaan, op welke wijze dat gebrek hersteld kan worden en welke kosten daarmee gepaard zullen gaan.
2.5.
TechnoConsult heeft met haar rapport van 12 januari 2014 het gelaste deskundigenbericht uitgebracht. Dat rapport houdt – zakelijk weergegeven en voor zover in het kader van dit geschil van belang – het volgende in. De vraag: “
Wat is de consequentie van deze gebreken en aan wie kan dit worden verweten?” is ten aanzien van het gebrek, bestaande in “
het loslaten van de gevelbepleistering aan de buitenzijde” als volgt beantwoord:
“Degradatie van de pleister aan de buitenzijde houdt verband met de wijze van detailleren en materiaalkeuze welke buiten de invloedsfeer c.q. opdracht van Aluzon lag. Aluzon kan hiervoor dus niet verantwoordelijk worden gehouden.”
2.6.
In het eindarrest van 3 februari 2015 heeft het gerechtshof Den Bosch in rechtsoverweging 13.10.9 de conclusie van deskundige TechnoConsult overgenomen ten aanzien van de schade aan de gevelbepleistering met de overweging:
“De deskundige heeft degradatie van het buitenpleisterwerk geconstateerd (o.a. onder het raam van de hal, blz. 42, maar constateert geen direct verband met de lekkage via de kozijnen of de geboorde gaten. Er is veel afstromend regenwater en het pleisterwerk neem gemakkelijk water op, waardoor het gevoelig is voor vorstschade. De schade wordt primair toegeschreven aan de regen en wind in combinatie met de eigenschappen van de pleisterlaag (blz. 44). Aluzon is niet verantwoordelijk voor deze materiaalkeuze (blz. 45).”
2.7.
Het gerechtshof heeft verder overwogen dat [eiser] , in het kader van zijn schadebeperkingsplicht, tussentijds herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd, onder andere aan het pleisterwerk. Voorts heeft het gerechtshof geconstateerd dat [eiser] natuurstenen platen heeft moeten vervangen door pleisterwerk. De kosten van die herstelwerkzaamheden zijn volgens het gerechtshof niet door de deskundige begroot, vanwege de aard van zijn onderzoek. Het gerechtshof heeft verder overwogen dat Aluzon deze herstelkosten zal moeten dragen. In verband met
alleter zake herstelwerkzaamheden door [eiser] gemaakte kosten, kent het gerechtshof hem een schadevergoeding toe van € 11.000,--.
2.8.
Naar aanleiding van het oordeel van het gerechtshof over de aansprakelijkheid van Aluzon ten aanzien van de schade aan het pleisterwerk heeft [eiser] op 20 februari 2015 die schade gemeld bij de gevolmachtigde van Nationale Nederlanden, te weten DSM Insurances. Het “schade-aangifteformulier gebouwen-/inboedel-/glas- en/of kostenbaarhedenverzekering” dat daarvan door DSM is opgesteld houdt – voor zover in het kader van dit geschil van belang – het volgende in:
“(…)5 Duidelijke omschrijving van het gebeurde
Na indringen van vocht (regen) in de buitengevel door een vorst periode is het buitenpleisterwerk / natuurstenen buitenafwerking onthecht.
Omdat er alles op wees dat Aluzon, de kozijnen leverancier, de veroorzaker was van de ontstane schade hebben wij Aluzon aansprakelijk gesteld voor de schade en gevolgschade.
De door het hof benoemde deskundige van der Steen, heeft na onderzoek ter plaatse echter vastgesteld dat het onthechten van het pleisterwerk niet te wijten is aan Aluzon maar aan het gegeven dat het pleisterwerk waterminnend is (water opneemt) waardoor het gevoelig is voor vorstschade. Deskundige stelt verder dat schade aan buitengevel primair wordt toegeschreven aan de vochtbelasting door regen en wind in combinatie met de eigenschappen van de pleisterlaag.
Nadat de deskundige op 12 januari 2015 zijn eindrapport heeft ingediend, heeft het hof in het arrest van 3 februari jl. bevestigd de inhoud van de rapportage van de deskundige te volgen en ook ervan uitgaat dat de schade het gevolg is van het waterminnend pleisterwerk.
Voor ons is dus pas vanaf 3 februari jl. duidelijkheid gekomen over de schade en de oorzaak hiervan. Vandaar dat wij nu een beroep doen op de verzekering.(…)”
2.9.
In opdracht van DSM Insurances heeft Lengkeek Expertise een onderzoek ingesteld naar de gemelde schade. Lengkeek Expertises schrijft in haar rapport dat zij het schadeadres op 27 februari 2015 heeft bezocht en dat daarbij de genoemde beschadigingen werden geconstateerd, te weten losgeraakte natuurstenen gevelplaten en onthecht stucwerk op de gevels. Na telefonisch overleg op 27 februari 2015 met de schadeafdeling van DSM Insurances heeft Lengkeek Expertises haar werkzaamheden beëindigd, omdat volgens DSM Insurances polisdekking ontbrak.
2.10.
Bij brief van 13 maart 2015 heeft DSM Assurantiën aan [eiser] bericht dat de schade aan de losgeraakte gevelbeplating en het onthechte stucwerk valt onder een zogeheten constructiefout. Constructiefouten vallen volgens die brief op grond van het bepaalde in artikel 3.2.7 van de polisvoorwaarden niet onder de dekking van de polis, zodat Nationale Nederlanden niet is overgegaan tot vergoeding van de schade.
2.11.
Met toestemming van DSM heeft [eiser] een contra-expertise laten uitvoeren naar de oorzaak van de geclaimde schade. Dat onderzoek is uitgevoerd door ZNEB. Het rapport dat ZNEB op 8 februari 2017 heeft opgesteld, houdt – voor zover in het kader dit geschil van belang – het volgende in:
“(…)Wij constateerden steekproefsgewijs dat het stucwerk en tegelwerk onder de gevelopeningen hol klinkt, wat naar onze mening duidt op onthechting. Dit was niet het geval bij de andere delen van de gevel. Een deel van het tegelwerk op de buitengevel was niet meer aanwezig.
Middels het waterproefbuisje van Dr. Ing. [naam] hebben wij de waterabsorptie van het stucwerk op de buitengevel van de woning gemeten. De metingen hebben wij uitgevoerd op de westgevel (foto 5 en 6) op de eerste verdieping, op de zuidoostgevel (foto 7 en 8) op de eerste verdieping en op de oostgevel op de eerste verdieping en de begane grond (9 en 10). Wij maten op de drie locaties een wateropname van gemiddeld 0,1 ml/minuut, wat naar onze mening volstaat voor een afdichtingsmortel.
(…)
BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN
1.
Was het gebruikte hechtmiddel ten behoeve van het stucwerk op de buitengevels onvoldoende en absorbeerde het gebruikte pleisterwerk vocht waardoor onthechting optreed door bevriezing?
Volgens opgaaf van partij 1( [eiser] , de rechtbank)
is het toegepaste stucwerk een éénlagige waterwerende en decoratieve pleister van Monorex. Volgens het productblad (bijlage B) van de pleister dient deze te worden aangebracht zonder hechtmiddel. Naar onze mening is hier dan ook een sprake van een ‘onvoldoende hechtmiddel’ en voor zover zichtbaar (foto 19 en 20) was er naar onze mening ook geen hechtmiddel toegepast.
Met behulp van het waterproefbuisje van Dr. Ing. [naam] hebben wij, zoals beschreven bij constatering/schouwing, op het pleisterwerk een wateropname van gemiddeld 0,1 ml/minuut gemeten, wat naar onze mening volstaat voor een afdichtingsmortel en waardoor er naar onze mening geen onthechting kan optreden bij vriesweer.
Naar onze mening is het aannemelijk dat de aanwezige schade, welke zich met name openbaart onder de aluminium buitenkozijnen, een gevolgschade is van de lekkage van de ‘oude’ aluminium buitenkozijnen welke volgens opgaaf van partij I afwaterde in de gevel en waarvoor de constructie achter het pleisterwerk langere tijd nat is geweest en tevens voor lekkage in de woning zorgde. Dit in tegenstelling tot de aanname in het rapport van Lengkeek nr. 385771 (bijlage D) waarin verwezen wordt naar een onderdeel uit een deskundige rapport waaruit zou blijken dat 1. het gebruikte hechtmiddel ten behoeve van het stucwerk op de buitengevels onvoldoende was en 2. dat het gebruikte pleisterwerk vocht absorbeerde waarna verdere onthechting optrad door bevriezing.
2. Is de kostenbegroting van partij I voor het herstel van de schade marktconform?
Wij hebben de kostenbegroting (bijlage C) en de bijbehorende aanbiedingen beoordeeld en naar onze mening zijn de gehanteerde eenheidsprijzen redelijk. Om te toetsen of de prijzen concurrerend zijn, is het onzes inziens mogelijk meerdere offertes aan te vragen.
CONCLUSIE
Gelet op het bovenstaande dienen wij vast te stellen dat de schade aan het stucwerk op de buitengevels onzes inziens geen constructiefout was van het pleisterwerk door een onvoldoende hechtmiddel dan wel vocht absorberen van het pleisterwerk maar een gevolgschade van de lekkages van de ‘oude’ aluminium kozijnen welke reeds vervangen zijn een naar onze mening herstel niet meer in de weg staan.(..)”
2.12.
Naar aanleiding van het rapport van ZNEB heeft DSM Assurantie Kantoor bij brief van 10 mei 2017 aan [eiser] bericht dat volgens dat rapport de aanwezige schade gevolgschade is van de “oude” aluminium kozijnen, die reeds vervangen zijn. De buitenkozijnen waterden af in de gevel, waardoor de constructie achter het pleisterwerk langere tijd nat is geweest en tevens voor lekkage in de woning zorgde. Dat is volgens DSM ook conform artikel 3.2.7 van de polisvoorwaarden een constructiefout, zodat DSM niet tot vergoeding overgaat.

3.De vordering

3.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de door hem geclaimde schade een door artikel 2.1. jo. 2.1.1.9. van de polisvoorwaarden (versie BRO 01 14) gedekte gebeurtenis betreft.
3.2.
Uit het rapport van TechnoConsult volgt volgens [eiser] dat sprake is van waterschade.
3.3.
Die waterschade kan volgens [eiser] primair worden toegeschreven aan een door de verzekering gedekte gebeurtenis, te weten het onvoorzien binnendringen van regen en wind (neerslag). Dat volgt volgens [eiser] ook uit hetgeen TechnoConsult heeft geantwoord op vragen van het gerechtshof (zie het geciteerde onder 2.8.). Daarmee is volgens [eiser] bevestigd dat zijn schade kan worden toegeschreven aan vochtbelasting door regen en wind en dat de schade dus niet het gevolg is van lekkage van de kozijnen. Uit het rapport van ZNEB volgt volgens [eiser] dat geen sprake was van onvoldoende hechtmiddel en is ook geen hechtmiddel toegepast. ZNEB concludeert dat de schade aan het stucwerk op de gevels geen constructiefout is van het pleisterwerk. TechnoConsult heeft geconstateerd dat de schade aan pleisterwerk geen direct verband houdt met de lekkage via de kozijnen.
3.4.
Ook uit het arrest van het gerechtshof volgt volgens [eiser] dat de schade niet een constructiefout betreft, doordat deze primair toegeschreven kan worden aan de regen en wind die onvoorzien is binnengedrongen.
3.5.
ZNEB heeft in haar rapport de schade van [eiser] begroot op € 62.420,60 inclusief btw. Omdat de toentertijd berekende schade niet meer marktconform is en in verband met de verhoging van de btw naar 21% vordert [eiser] dat de schade wordt vastgesteld op € 78.256,88. In verband met de door zijn advocate verrichte werkzaamheden om tot buitengerechtelijke incasso te kunnen komen, maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van die kosten, die door hem worden begroot op € 4.940,77.
3.6.
Op grond van het vorenstaande vordert [eiser] dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de door [eiser] geleden schade onder de dekking valt van de bij Nationale Nederlanden afgesloten woonhuisverzekering;
Nationale Nederlanden veroordeelt om aan [eiser] binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen veroordelend vonnis aan [eiser] een bedrag te betalen van in totaal € 78.256,88 ter vergoeding van de door [eiser] geleden schade, althans een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der schademelding (24 februari 2015) tot de dag der voldoening, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en datum;
Nationale Nederlanden veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de som van € 4.940,77 aan buitengerechtelijke kosten, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en datum;
Nationale Nederlanden veroordeelt tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder het salaris van mr. M. Delnoy-Garske, alsmede alle kosten op de tenuitvoerlegging vallende, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten.
4. De beoordeling
4.1.
Partijen twisten over de oorzaak van de ontstane schade en of deze onder de dekking van de woonhuisverzekering valt.
4.2.
[eiser] stelt dat de schade is veroorzaakt door het onvoorzien binnendringen van regen en wind (neerslag) en dat dat een door polisvoorwaarden gedekte gebeurtenis betreft.
4.3.
Nationale Nederlanden stelt dat de schade is veroorzaakt door het gebrek van de “oude kozijnen.” Zowel in geval de schade is veroorzaakt door die oude kozijnen, zoals volgens haar vastgesteld in het rapport van ZNEB, als in het geval de schade is veroorzaakt door een gebrek van het pleisterwerk, zoals door TechnoConsult is vastgesteld, is volgens Nationale Nederlanden sprake van constructiegebreken. Schade als gevolg van constructiegebreken is echter op grond van de volgens Nationale Nederlanden toepasselijke set polisvoorwaarden van dekking uitgesloten, zodat welke van die twee oorzaken ook de oorzaak van de schade is, Nationale Nederlanden geen dekking voor die schade hoeft te verlenen. In dat verband is van belang dat kennelijk volgens partijen geen mogelijke andere oorzaak is aan te wijzen voor de schade.
4.4.
Tussen partijen is in geschil welke set van polisvoorwaarden van toepassing is op het onderhavige geschil. Naar het oordeel van de rechtbank kan het antwoord op die vraag in het midden blijven. Zowel volgens de polisvoorwaarden BRO 01 14, waarop [eiser] zich beroept, als volgens de polisvoorwaarden BRO 1.02, waarop Nationale Nederlanden zich beroept, is op grond van een algemene uitsluiting schade als gevolg van constructiefouten uitgesloten van dekking. Met Nationale Nederlanden is de rechtbank van oordeel dat zowel een fout in de “oude kozijnen” als een gebrek in de samenstelling van het pleisterwerk is te beschouwen als een constructiefout. Neerslag die onvoorzien het woonhuis binnendringt is volgens artikel 2.1.1.9, waarop [eiser] zich beroept, weliswaar een onder artikel 2.1.1 gedekte gebeurtenis, maar die dekking wordt teniet gedaan door de algemenere uitsluiting van artikel 3.2 (“Uitsluitingen dekkingen Woonhuisverzekering”), waarin onder 3.2.7 onder het kopje “Achterstallig onderhoud” schade als gevolg van constructiefouten wordt uitgesloten. De bedoelde bepalingen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, zodat geen aanleiding bestaat om de door [eiser] bepleite “contra preferentem”-regel van artikel 6:238 lid 2 laatste zin BW toe te passen.
4.5.
Ten aanzien van de door [eiser] gestelde oorzaak van de schade overweegt de rechtbank allereerst het volgende. Ten onrechte stelt [eiser] dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat de schade aan het pleisterwerk enkel is toe te schrijven aan regen en wind. Het hof heeft immers, daarbij de conclusie uit het rapport van TechnoConsult overnemend, overwogen: “De schade wordt primair toegeschreven aan de regen en wind
in combinatie metde eigenschappen van de pleisterlaag.” (onderstreping en cursivering door de rechtbank). Ten onrechte laat [eiser] de onderstreepte tekst weg en onbesproken. Uit de onderstreepte en gecursiveerde tekst volgt dat de schade volgens het gerechtshof een
combinatieis van factoren, te weten regenbelasting van de gevel en een pleisterlaag op die gevel die niet is berekend op die regenbelasting.
4.6.
Omdat de schade is te wijten aan de combinatie van de regenbelasting en de kwaliteit van het pleisterwerk, is de vraag welk van beide de relevante oorzaak is: de regenbelasting of de kwaliteit van het pleisterwerk? Nationale Nederlanden stelt dat de constructiefout de relevante oorzaak is, nu die als dominante oorzaak moet worden aangemerkt. [eiser] stelt dat dit de regen is en dat uit het arrest van de Hoge Raad van 4 juni 2021, NJ 2021, 244 volgt dat in verzekeringszaken voor de bepaling van causaal verband niet langer het criterium van de “dominant cause” moet worden gehanteerd.
4.7.
Allereerst overweegt de rechtbank dat [eiser] ten onrechte stelt dat uit voormeld arrest volgt dat de “dominant cause” niet meer het geldende criterium is voor de bepaling van het causaal verband in verzekeringszaken. De Hoge Raad heeft enkel geoordeeld dat het bij de beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, het in de eerste plaats aankomt op de uitleg van de overeenkomst en wat partijen daaromtrent zijn overeengekomen. Indien de overeenkomst niets bepaalt over de vraag welke causaliteitsmaatstaf moet worden toegepast, is de rechter niet
gehoudende aanwezigheid van dat causale verband
in beginselaan de hand van de zogenoemde leer van de “dominant cause” te onderzoeken. Daaruit volgt dus dat de rechter niet gehouden is in beginsel die leer toe te passen, doch niet dat die leer dus heeft afgedaan als causaliteitscriterium.
4.8.
Noch de set van polisvoorwaarden waarop [eiser] zich beroept, noch de set van polisvoorwaarden waarop Nationale Nederlanden zich beroept, bevat een causaliteitsmaatstaf aan de hand waarvan kan worden bepaald of er sprake is van een op grond van de verzekeringsovereenkomst gedekte schade. Gelet op deze leemte dient deze met toepassing van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid te worden gedicht. Waar het uitgangspunt is dat uitleg van de verzekeringsovereenkomst bepalend is, ligt het naar het oordeel van de rechtbank niet voor de hand om een van de bestaande causaliteitstheorieën, waaronder de leer van de dominant cause, tot regel te verheffen. Ze kunnen wel functioneren als suggesties voor een mogelijke uitleg. Met Nationale Nederlanden is de rechtbank van oordeel dat de leer van de dominant cause in deze de meest passende causaliteitsmaatstaf is. In het licht hiervan ziet de rechtbank het gebrek aan gevelbepleistering als schadeoorzaak, en niet de regen(belasting). Immers, een huis dient bescherming te bieden tegen regen. Indien die bescherming wordt aangetast door een gebrek van dat huis – in casu het gebrekkige pleisterwerk dat water (regen) opneemt – is de dominant cause het gebrekkige pleisterwerk. Anders dan [eiser] is de rechtbank van oordeel dat dit een constructiefout is, hetgeen een niet door de verzekeringsovereenkomst gedekte schadeoorzaak is, zodat de gevolgen daarvan niet door de verzekeringsovereenkomst zijn gedekt. Dat betekent dat [eiser] geen aanspraak heeft op vergoeding van de geclaimde schade en dat de daarmee verband houdende vorderingen moeten worden afgewezen.
4.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Nationale Nederlanden worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00;
- salaris advocaat €
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074,00);
Totaal € 4.140,00.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Nationale Nederlanden tot op heden begroot op € 4.140,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.J.M. Provaas, rechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT