ECLI:NL:RBLIM:2022:1604

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
ROE 21/2598
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in het verzet van de Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella tegen een eerdere uitspraak waarbij het beroep van de stichting niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had eerder op 27 januari 2022 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de stichting het griffierecht niet had betaald. In het verzet heeft de stichting aangevoerd dat zij een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan en verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat dit beroep op betalingsonmacht en het verzoek om uitstel al vóór de eerdere uitspraak waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting niet voor kwijtschelding van het griffierecht in aanmerking kwam en dat zij het griffierecht niet binnen de gestelde termijn had betaald. De rechtbank heeft in het verzet enkel beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, en heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 21/2598 V

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 op het verzet van

Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella, te Amsterdam, opposante
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels).

Procesverloop

Opposante heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen van 25 juni 2021 (de bestreden uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposante heeft niet verzocht om over de onderhavige verzetzaak op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat opposante het griffierecht niet heeft betaald.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposante heeft in het verzetschrift ten aanzien van het griffierecht aangevoerd dat ze een beroep op betalingsonmacht heeft gedaan en, in het geval dat niet wordt gehonoreerd, verzocht om uitstel van betaling.
4. De rechtbank heeft opposante bij brief van 15 november 2021 meegedeeld dat zij niet voor kwijtschelding van het griffierecht in aanmerking komt. In deze brief is opposante er tevens op gewezen dat ze het griffierecht binnen de in de nota gestelde termijn dient te voldoen. Hiermee is het verzoek om uitstel van betaling (impliciet) afgewezen. Opposante heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald.
5. De rechtbank heeft het beroep derhalve terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. De rechtbank betrekt hierbij tevens dat opposante in haar verzetschrift nog een scala van andere punten benoemt, zoals het feit dat zij de juiste adressering heeft vermeld, dat de gevraagde stukken al in andere zaken zijn verstrekt en bovendien (al dan niet in kopie) zijn bijgevoegd, dat zowel het bezwaar- als beroepschrift tijdig is ingediend, dat er vanwege de covidpandemie rekening gehouden moet worden met bijzondere omstandigheden bij het verdelen van de (huur)lasten en dat de rechtbank bij het plannen van haar zittingen rekening moet houden met de agenda van de gemachtigde van opposante, alsmede met de planning van (de griffiers van) de andere rechtbanken en gerechtshoven in Nederland en dat zij pleit voor snellere digitalisering bij de rechtbank. Deze punten zien echter niet op de vraag of opposante het griffierecht wel of niet heeft betaald. De rechtbank ziet ook hierin dus geen reden anders te oordelen dan in de uitspraak van 27 januari 2022.
7. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op: 3 maart 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.