ECLI:NL:RBLIM:2022:1606

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
ROE 21/2597
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbreken machtiging

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak ROE 21/2597, waarin het verzet van de Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. De opposant had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, welke op 25 juni 2021 was gedaan. De rechtbank had het beroep op 27 januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant geen machtiging had overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de stichting beroep in te stellen.

In het verzet werd aangevoerd dat er wel degelijk een machtiging in het dossier aanwezig was, of dat deze zich in andere dossiers bevond. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant niet had aangetoond dat hij gemachtigd was en dat het aan hem was om de machtiging te overleggen. De rechtbank benadrukte dat zij niet de verplichting had om de machtiging te zoeken.

De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De opposant had in zijn verzetschrift ook andere punten aangevoerd, zoals tijdige indiening van stukken en verzoeken om rekening te houden met bijzondere omstandigheden, maar deze waren niet relevant voor de vraag van de machtiging. De rechtbank handhaafde haar eerdere beslissing en verklaarde het verzet ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 21/2597 V

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 maart 2022 op het verzet van

D.A.N. Bartels, beweerdelijk handelend namens
Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella, te Amsterdam, opposant.

Procesverloop

Opposant heeft tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen van 25 juni 2021 (de bestreden uitspraak op bezwaar) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om over de onderhavige verzetzaak op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat opposant, ondanks meerdere verzoeken hiertoe van de rechtbank, geen machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij door een (of meer) van de daartoe bevoegde personen gemachtigd is namens Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella beroep in te stellen tegen de bestreden uitspraak op bezwaar.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant heeft in het verzetschrift ten aanzien van de machtiging aangevoerd dat deze reeds deel uitmaakt van de dossiers die de rechtbank heeft ten aanzien van Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella. Bovendien stelt opposant dat de machtiging nogmaals (al dan niet in kopie) is bijgevoegd.
4. De rechtbank stelt vast dat opposant in het onderhavige dossier geen machtiging heeft overgelegd. De rechtbank stelt tevens vast dat opposant niet heeft aangegeven in welke andere zaak (ander zaaknummer) zich de machtiging voor de onderhavige procedure bevind. Aangezien het aan opposant is de machtiging te overleggen en niet aan de rechtbank om deze te zoeken, heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5. De rechtbank betrekt hierbij tevens dat opposant in zijn verzetschrift nog een scala van andere punten benoemt, zoals het feit dat hij de juiste adressering heeft vermeld, dat zowel het bezwaar- als beroepschrift tijdig is ingediend, dat er vanwege de covidpandemie rekening gehouden moet worden met bijzondere omstandigheden bij het verdelen van de (huur)lasten, dat hij vrijstelling van het griffiegeld heeft gevraagd en dat de rechtbank bij het plannen van haar zittingen rekening moet houden met zijn agenda, alsmede met de planning van (de griffiers van) de andere rechtbanken en gerechtshoven in Nederland en dat hij pleit voor snellere digitalisering bij de rechtbank. Deze punten zien echter niet op de vraag of opposant wel of geen machtiging heeft overgelegd. De rechtbank ziet ook hierin dus geen reden anders te oordelen dan in de uitspraak van 27 januari 2022.
6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen in de bodemzaak op: 3 maart 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.