Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak ROE 21/2597, waarin het verzet van de Stichting tot Behoud van Monumenten Laurentius en Petronella tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. De opposant had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen, welke op 25 juni 2021 was gedaan. De rechtbank had het beroep op 27 januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant geen machtiging had overgelegd waaruit bleek dat hij bevoegd was om namens de stichting beroep in te stellen.
In het verzet werd aangevoerd dat er wel degelijk een machtiging in het dossier aanwezig was, of dat deze zich in andere dossiers bevond. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant niet had aangetoond dat hij gemachtigd was en dat het aan hem was om de machtiging te overleggen. De rechtbank benadrukte dat zij niet de verplichting had om de machtiging te zoeken.
De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat de eerdere uitspraak terecht was gedaan. De opposant had in zijn verzetschrift ook andere punten aangevoerd, zoals tijdige indiening van stukken en verzoeken om rekening te houden met bijzondere omstandigheden, maar deze waren niet relevant voor de vraag van de machtiging. De rechtbank handhaafde haar eerdere beslissing en verklaarde het verzet ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.