ECLI:NL:RBLIM:2022:1829

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
ROE 21/1888
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken procesbelang na eigendomsoverdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een last onder dwangsom die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal aan eiseres was opgelegd. De last was opgelegd vanwege een situatie die in strijd was met de Woningwet en het Bouwbesluit 2012, na een controle die volgde op een brand op het perceel van eiseres. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarin het bezwaar deels gegrond was verklaard, maar de last onder dwangsom in stand was gelaten.

Echter, tijdens de procedure bleek dat eiseres de percelen waarop de last betrekking had, had overgedragen aan een derde. Hierdoor had eiseres geen reëel en actueel belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit, aangezien zij niet langer eigenaar was en de verplichtingen tot betaling van de dwangsom aan haar rechtsopvolger waren overgedragen. De rechtbank overwoog dat alleen indien de indiener een actueel en reëel belang heeft, tot inhoudelijke beoordeling van het beroep kan worden overgegaan.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer had bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter G. Leijten, in aanwezigheid van griffier N.A.M. Bergmans, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1888
uitspraak van de meervoudige/enkelvoudige kamer van 9 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.G.M. Scheers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal, verweerder

(gemachtigde: H. van Lierop).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2020 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 8 juni 2021 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres (deels) gegrond verklaard met een gewijzigde in stand lating van zijn primaire besluit.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.M.P., kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Naar aanleiding van een brand op het perceel van eiseres, gelegen aan [adres] te [plaats 2] ,
kadastraal bekend gemeente [plaats 2] , sectie [sectieletter] nummers [sectienummer 2] tot en met [sectienummer 3] , is door verweerder een controle uitgevoerd op 22 april 2020, waarbij onder meer een met de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 strijdige situatie is geconstateerd. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder op 12 mei 2020 aan eiseres een last onder dwangsom heeft opgelegd. Verweerder heeft daarbij eiseres op straffe van een dwangsom gelast om (voor zover hier relevant) binnen een termijn van twee maanden alle bouwrestanten van het perceel te verwijderen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het dwangsombedrag vastgesteld op € 7.500,- ineens. Bij brief van 29 juni 2020 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot zes weken na de verzenddatum van het bestreden besluit van 9 juni 2021.
2. Ten tijde van het bestreden besluit was eiseres eigenaar van de voorgenoemde gronden. Door verweerder is op 14 januari 2022 echter een akte van levering ingediend, waaruit blijkt dat de betreffende gronden niet meer in eigendom toebehoren aan eiseres. De ingediende akte betreft een afschrift uit het openbare register van het kadaster, ingeschreven op 1 september 2021. Hieruit blijkt dat de gronden door eiseres aan een derde zijn overgedragen en dat eiseres met haar rechtsopvolger is overeengekomen dat de dwangsom van € 7.500,- van eiseres wordt overgenomen. Het dwangsombedrag zal door haar rechtsopvolger aan verweerder worden voldaan.
3. De rechtbank stelt voorop dat in het onderhavige beroep het besluit, waarbij de opgelegde last onder dwangsom door verweerder is gehandhaafd, ter toetsing voorligt. Daaraan voorafgaand dient de vraag te worden beantwoord of eiseres nog procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Procesbelang
4. De rechtbank overweegt op grond van vaste rechtspraak dat alleen dan tot inhoudelijke beoordeling van een ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan wordt overgegaan, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres bevestigd dat eiseres geen eigenaar meer is van de locatie waarop het bestreden besluit ziet. Ter zitting is namens eiseres gesteld dat de verplichtingen tot betaling van de dwangsom aan haar rechtsopvolger zijn overgedragen en dat eiseres daardoor geen belang meer heeft bij inhoudelijke beoordeling van het geschil.
6. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat eventuele toekomstige invordering van de dwangsom zal plaatsvinden jegens de rechtsopvolger van eiseres en dat voor verweerder de nieuwe eigenaar als rechtsopvolger in de plaats treedt van eiseres. Verweerder heeft daartoe in beroep aangevoerd dat er een publiekrechtelijke beperking op de locatie rust die door verweerder is ingeschreven het register op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB). Dit maakt dat verweerder de rechtsopvolger zal aanspreken en dat jegens eiseres niet tot invordering zal worden overgegaan.
7. Uit het verhandelde ter zitting is de rechtbank gebleken dat eiseres geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van beroep. Nu niet in geschil is dat eiseres niet langer door verweerder zal worden aangesproken tot betaling van de opgelegde dwangsom en zij geen partij meer is in een toekomstige invorderingsprocedure, is naar het oordeel van de rechtbank het procesbelang van eiseres komen te vervallen. Eiseres heeft hierdoor geen reëel en actueel belang meer bij beoordeling van het bestreden besluit en de daarbij door verweerder gehandhaafde last onder dwangsom. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van mr. N.A.M. Bergmans, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 9 maart 2022.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.