ECLI:NL:RBLIM:2022:1866

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
03/120746-21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met verminderde toerekenbaarheid en taakstraf

Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 maart 2021 in Sittard, waar de verdachte de aangever in een nekverwurging heeft gehouden en daarbij dreigende woorden heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks het bewezenverklaarde delict, in sterk verminderde mate toerekeningsvatbaar was. Dit oordeel is gebaseerd op een psychologisch rapport dat intellectuele beperkingen en narcistische trekken bij de verdachte aantoont. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van het geval, waaronder de persoon van de verdachte, een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet rechtvaardigen. In plaats daarvan is een taakstraf van 240 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 344 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een agressie-regulatiebehandeling en maatschappelijke begeleiding. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.286,19 integraal toegewezen, inclusief wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/120746-21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992, hierna: de verdachte,
wonende te [adres]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.H.L. Antonides, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 februari 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 10 maart 2022. Op deze datum is tevens uitspraak gedaan.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte op 17 maart 2021 te Sittard:
primair:heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair:heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
meer subsidiair:[slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Gelet op de bewijsmiddelen moet de verdachte vol opzet hebben gehad op de dood van aangever [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft verwezen naar de verklaring van aangever en naar de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] . Uit die verklaringen volgt dat de verdachte, terwijl hij aangever in een nekverwurging vast hield, tegen aangever heeft gezegd: “Ik maak je dood” of woorden van gelijke strekking.
Uit de getuigenverklaringen blijkt ook dat de verdachte pas is gestopt met het verwurgen van aangever, nadat omstanders de verdachte van aangever hebben los getrokken. Daarnaast is door meerdere getuigen verklaard dat de verwurging met zodanige kracht heeft plaatsgevonden dat het gezicht van aangever verkleurde, zijn ogen uitpuilden en men dacht dat hij zijn bewustzijn zou verliezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de getuigenverklaringen onvoldoende blijkt met hoeveel kracht en hoe lang de verdachte aangever om de nek heeft vastgehouden. Aangever heeft verklaard dat hij een stem hoorde zeggen: “Laat hem los” en vervolgens kon aangever weer ademen. De verdachte heeft aangever dus uit zichzelf losgelaten. Het dossier bevat geen medische verklaring.
Gelet op dit alles verzoekt de verdediging vrijspraak voor het primair en subsidiair tenlastegelegde. Voor het meer subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende:
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat zich op 17 maart 2021 rond 11.55 uur op de werkvloer bij [bedrijf] in Sittard een incident heeft afgespeeld tussen hem en de verdachte. Aangever heeft de verdachte aangesproken in het kader van zijn taak als supervisor. Er ontstond aanvankelijk een discussie tussen beiden over door de verdachte uit te voeren werkzaamheden. Ineens greep de verdachte aangever bij de keel. Aangever voelde dat de verdachte zijn trui in een knoop draaide, waardoor aangever geen lucht meer kreeg. Hij kreeg het benauwd en snakte naar lucht. Aangever voelde een behoorlijke druk op zijn keel en op zijn hoofd. Hij voelde zich machteloos en kon niets doen. Twee collega’s zijn aangever te hulp geschoten. Aangever is vervolgens weggelopen naar een kantoor. Opeens zag aangever in een flits dat de verdachte in vrij snelle pas op hem af kwam gelopen. De verdachte trapte aangever met zijn rechter been onderuit. Aangever probeerde direct op te staan en voelde daarbij pijn in zijn linker onderbeen. Vervolgens voelde aangever dat de verdachte hem in een nekverwurging pakte met zijn rechter arm. Aangever voelde dat verdachte zijn biceps aanspande, waardoor hij geen lucht meer kreeg. Aangever kon niet meer praten of schreeuwen en kreeg geen lucht meer. Hij voelde druk op zijn ogen en druk op zijn hoofd.
Op enig moment zag aangever dat er verschillende collega’s bij waren komen staan en hij hoorde een stem zeggen: “Laat hem los”. Daarop voelde hij dat hij lucht kreeg en adem kon halen. Hij voelde ook dat een collega aan de arm van de verdachte aan het trekken was om deze van de keel van aangever af te krijgen. Nadat de verdachte van hem gescheiden was, hoorde aangever verdachte zeggen: “Ik maak je nu helemaal dood, ik maak je helemaal kapot”. [2]
Bij de aangifte zijn foto’s gevoegd van de hals van aangever. Hierop is te zien dat deze op een aantal plekken rood verkleurd is. [3]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij op 17 maart 2021 bij het bedrijf [bedrijf] in Sittard aan het werk was. Hij hoorde opeens geschreeuw en is met zijn heftruck naar de plaats gereden waar dit geschreeuw vandaan kwam. Hij zag dat de verdachte met een voetveeg aangever naar de grond haalde en hem vervolgens in een houdgreep vastpakte. De verdachte maakte een soort van nekklem en de hele hals van aangever was omvat door de arm van de verdachte. De getuige zag dat aangever geen lucht meer kreeg, dat zijn gezicht helemaal wit werd en dat hij grote ogen kreeg. Omdat getuige bang was dat aangever zou stikken, heeft hij hulp geroepen. Hij zag dat [getuige 1] en [getuige 2] kwamen helpen. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 17 maart 2021 omstreeks 12.00 uur zat te lunchen in de kantine van [bedrijf] in Sittard. Hij werd geroepen door een collega in verband met een ruzie in een andere loods van het bedrijf. Hij is naar die loods gelopen waar de ruzie aan de gang was en zag dat de verdachte en aangever op de grond lagen. De verdachte hield aangever in een wurggreep: verdachte hield zijn arm om de keel van aangever vast. De getuige vermoedt dat de verdachte dit met kracht deed, omdat de verdachte op hol was geslagen en het schuim op zijn mond had staan. Op het moment dat de verdachte aangever vasthield hoorde getuige de verdachte herhaaldelijk schreeuwen: “Ik maak hem dood”. De getuige heeft vervolgens met een aantal collega’s de verdachte van aangever af gehaald. Na het incident zag getuige dat de nek van aangever helemaal rood was. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 17 maart 2021 met getuige [getuige 1] zat te lunchen in de kantine van [bedrijf] in Sittard toen hij geroepen werd door een medewerker in verband met een ruzie. Hij is naar de loods gelopen waar de ruzie zich afspeelde en zag dat de verdachte en aangever op de grond lagen. De verdachte hield aangever in een wurggreep: de verdachte hield met een arm de nek van aangever rondom vast. De getuige hoorde dat de verdachte een aantal keren riep: “Ik maak je dood, ik maak je dood”. De getuige zag dat de verdachte kracht zette bij de nekverwurging. Hij zag dat aangever grote ogen had en kreeg de indruk dat aangever zijn bewustzijn zou gaan verliezen.
De getuige heeft geschreeuwd dat de verdachte aangever los moest laten en vervolgens hebben ze met verschillende personen aan de verdachte getrokken. Uiteindelijk liet de verdachte de nek van aangever los. Getuige heeft rode striemen in de nek van aangever gezien. [6]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 17 maart 2021 aan het werk was bij [bedrijf] in Sittard. Opeens zag hij dat de verdachte en aangever op de grond lagen. Hij zag dat de verdachte aangever in een wurggreep hield toen beiden op de grond lagen. De verdachte hield een arm geheel om de nek van aangever. De getuige zag dat aangever grote ogen had en dat zijn gezicht verkleurde. Hij kreeg de indruk dat aangever bijna zijn bewustzijn verloor. De getuige zag dat de verdachte schuim op zijn mond had staan en heeft met collega’s de verdachte van aangever af gehaald. Na het incident heeft getuige gezien dat de nek van aangever rood was. [7]
Verbalisant [naam verbalisant] heeft camerabeelden van een incident, kort voorafgaand aan het tenlastegelegde incident bekeken. Deze beelden zijn opgenomen op 17 maart 2021 in de bedrijfshal van [bedrijf] in Sittard. Op 2.20 minuten van de opgenomen video is te zien dat de verdachte naar aangever toe liep en kort op aangever ging staan. De verdachte bewoog druk met zijn handen en bewoog met zijn hoofd richting aangever. Na ongeveer tien seconden liep aangever enkele stappen naar achteren. De verdachte liep achter aangever aan en ging weer heel kort op aangever staan. De verdachte bracht zijn linker hand naar het gezicht van aangever en wees met een vinger. De verdachte pakte vervolgens met zijn linker hand de bovenzijde van het shirt van aangever vast. De verdachte legde vervolgens zijn bril weg. Toen twee personen tussen beiden kwamen, liet de verdachte aangever los. De verdachte zette de bril weer op en aangever liep weg buiten beeld. [8]
De rechtbank heeft de omschreven beelden ter terechtzitting bekeken en overeenkomstig waargenomen.
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat de verdachte aangever bij de keel heeft gegrepen en in een nekverwurging heeft gehouden, met kracht en gedurende enige tijd. Aangever heeft immers verklaard dat de verdachte door het aanspannen van zijn biceps de luchtweg van aangever zodanig afsloot, dat aangever geen lucht meer kreeg en aangever een druk voelde op zijn ogen en zijn hoofd. Uit de getuigenverklaringen van de getuigen [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de nekverwurging gedurende enige tijd heeft aangehouden. Immers, als de getuige [getuige 3] geschreeuw hoort en ter plaatse komt, ziet hij de verdachte die aangever in een nekklem vast houdt. Het gezicht van aangever wordt dan al helemaal wit en aangever krijgt grote ogen. Omdat getuige [getuige 3] bang is dat aangever zal stikken, roept hij om hulp, waarna hij ziet dat de gealarmeerde getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die zaten te lunchen in de kantine, komen helpen. Als getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in de loods aankomen en aldaar aangever en de verdachte aantreffen, heeft de verdachte aangever nog steeds in de nekverwurging. Getuige [getuige 2] ziet dan dat aangever grote ogen heeft en hij heeft de indruk dat aangever zijn bewustzijn zou gaan verliezen. De verdachte wordt vervolgens van aangever afgetrokken door getuigen. Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de nekverwurging met kracht en gedurende enige tijd heeft plaatsgevonden, gedurende welke tijd aangever geen lucht kreeg.
Uit de verklaringen van aangever en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat verdachte tijdens en na dit gebeuren heeft geroepen dat hij aangever wilde doodmaken. Nu een nekklem in potentie dodelijk is, de verdachte heeft geroepen dat hij aangever wilde doden en alleen door toedoen van derden is gestopt met de handeling die daartoe ook kon leiden, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte op dat moment (vol) opzet had op de dood van aangever.
Dat de verdachte hoogstwaarschijnlijk in een opwelling van hevige drift heeft gehandeld en (kort) na de verwurging spijt had van zijn daad, maakt dat oordeel – wat de bewezenverklaring betreft – niet anders. De rechtbank zal daarmee wel, zoals in het onderstaande wordt uitgelegd, bij de strafoplegging rekening houden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
op 17 maart 2021 te Sittard ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vervolgens in een nekverwurging/wurggreep heeft genomen en vervolgens met kracht met zijn arm de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen, althans druk heeft gezet op de nek/keel van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] geen lucht meer kreeg en de woorden heeft toegevoegd: ‘Ik maak je nu helemaal dood, ik maak je helemaal kapot’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de verdediging betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging beroept zich op noodweer. De verdachte was in de veronderstelling dat aangever hem met een velg wilde aanvallen. Hij kon niet weglopen en moest zich verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf.
De rechtbank verwerpt dit beroep op noodweer, nu uit het dossier, behalve de op zichzelf staande verklaring van de verdachte, op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat de verdachte vóór het incident door aangever is aangevallen met een velg.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van psycholoog C. Moerland van 13 juli 2021. Zij komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen en de daarin vervatte adviezen niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Ook overigens is niet gebleken van een dergelijke omstandigheid, zodat de verdachte strafbaar is.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden op te leggen, waarvan vier maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals door de psycholoog voorgesteld.
Enerzijds is gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onontkoombaar. Anderzijds dient rekening te worden gehouden met een aantal strafverminderende omstandigheden, zoals de conclusie van de psycholoog dat het handelen van de verdachte hem in verminderde mate moet worden toegerekend. Daarnaast blijkt uit het strafblad van de verdachte niet van relevante recidive op het gebied van geweldsdelicten. Tot slot dient in het voordeel van de verdachte te worden meegenomen dat hij zelf hulp heeft gezocht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf zal dienen als stok achter de deur.
Er moet rekening worden gehouden met de beperkingen van de verdachte als omschreven in het rapport van de psycholoog. De verdediging verzoekt hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Een gevangenisstraf zal de verdachte geen goed doen.
Het is niet nodig om de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat hij zelf hulp heeft gezocht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Als niet door derden was ingegrepen, had hij aangever wellicht gedood. Dat een dergelijk zwaar delict zich zomaar op de werkvloer kan voordoen, heeft grote impact gehad op aangever en op zijn collega’s die getuige van het voorval zijn geweest.
De officier van justitie heeft in zijn eis enerzijds tot uitdrukking gebracht dat er sprake is van een zwaar delict en anderzijds rekening gehouden met een aantal omstandigheden die in het voordeel van de verdachte moeten worden meegenomen.
De rechtbank zal bij de straftoemeting dezelfde exercitie doen, maar komt tot een andere einduitkomst.
Het bewezenverklaarde delict zou oplegging van een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, maar dit zou geen recht doen aan de overige omstandigheden in dit bijzondere geval, en dan met name de persoon van de verdachte.
In het hiervoor al genoemde rapport van psycholoog Moerland staat omschreven dat bij de verdachte sprake is van intellectuele beperkingen in de zin van zwakbegaafdheid en van narcistische trekken in zijn persoonlijkheid. Het is aannemelijk dat beide beperkingen de verdachte hebben beïnvloed ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Het is aannemelijk dat de verdachte in de aanloop naar het tenlastegelegde ten gevolge van zijn beperkingen werd overvraagd en overprikkeld, dat hij vermoeid en gefrustreerd raakte, waarna aangever hem uiteindelijk ook nog eens heeft bekritiseerd en gekrenkt. Vervolgens lijkt een grote hoeveelheid woede en frustratie bij de verdachte tot ontlading te zijn gekomen. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Het is aannemelijk dat bij de verdachte tijdens het tenlastegelegde geen sprake was van volledige wilsvrijheid en keuzevrijheid van handelen, ten gevolge van intellectuele beperking en verhoogde krenkbaarheid.
Tijdens de terechtzitting heeft de rechtbank een verdachte gezien die zich niet kan voorstellen dat hij heeft geprobeerd iemand van het leven te beroven. De verdachte wil niet eens erkennen dat hij die dag boos op aangever is geworden. Het lijkt voor hem niet te bevatten, zelfs niet als hij de beelden van zichzelf vlak voor het bewuste incident terug ziet. Dit terwijl die beelden er naar het oordeel van de rechtbank geen misverstand over laten bestaan dat de verdachte de aangever op intimiderende en agressieve wijze benaderde en duidelijk wel boos was.
Op basis van het rapport van de psycholoog en de eigen waarnemingen ter terechtzitting, komt de rechtbank tot het oordeel dat het feit in sterk verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. Het strafdoel “vergelding” staat daarom naar het oordeel van de rechtbank niet op de voorgrond bij het bepalen van de strafmodaliteit. Noch de verdachte, noch de samenleving is in dit geval gebaat bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, langer dan het voorarrest. De verdachte moet wel voelen dat hij fout is geweest, maar dat zal tot uitdrukking worden gebracht in oplegging van de maximale taakstraf.
De rechtbank wil met de op te leggen straf ook bereiken dat soortgelijke incidenten, waar de verdachte de controle verliest als hij het gevoel heeft dat hij overvraagd wordt, zich in de toekomst niet meer voordoen. De verdachte heeft zelf al grote stappen gezet om dit doel te bereiken en hij lijkt gemotiveerd om aan zichzelf te werken. Uit het reclasseringsadvies van 25 januari 2022 blijkt dat hij reeds op eigen initiatief een begin heeft gemaakt met een behandeling bij MEE Zuid-Limburg, werk heeft gezocht en zijn best doet om een positief sociaal netwerk op te bouwen. De reclassering vindt het daarom niet noodzakelijk dat aan de verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank denkt daar anders over.
De psycholoog adviseert een behandeling toegespitst op de krenkbaarheid en de agressieregulatieproblemen die daarmee samenhangen, zoals de door MEE ontwikkelde agressie-regulatiebehandeling, speciaal voor mensen met verstandelijke beperkingen. Verder adviseert de psycholoog het hervatten van de begeleiding door een organisatie als Partners in Welzijn (voor het bieden van maatschappelijke ondersteuning op tal van levensgebieden en hulp bij praktische zaken), om te kunnen bemiddelen bij het vinden van een passende werkplek, waar meer rekening wordt gehouden met de beperkingen van de verdachte.
De rechtbank acht het – ter beperking van toekomstig recidivegevaar – noodzakelijk dat de verdachte zowel deze behandeling als begeleiding blijft volgen, ook op het moment dat hij in de nabije toekomst wellicht minder gemotiveerd is daartoe en zal dit dan ook als bijzondere voorwaarden koppelen aan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Om de ernst van het feit te benadrukken én te onderstrepen hoe belangrijk de rechtbank het vindt dat de verdachte zich aan die voorwaarden houdt, zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur opleggen.
De rechtbank zal, alles afwegende, een gevangenisstraf van 360 dagen opleggen, waarvan 344 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen bijzondere voorwaarden worden verbonden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van in totaal € 1.286,19. De vordering bestaat uit een bedrag aan materiële schade ter hoogte van € 186,19, bestaande uit de posten “eigen risico” ter hoogte van € 139,53 en “reiskosten” ter hoogte van € 46,66. De vordering bestaat daarnaast uit een bedrag aan immateriële schade ter hoogte van € 1.100,-.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding integraal kan worden toegewezen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte is bereid schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering tot schadevergoeding gelet op de deugdelijke onderbouwing en gezien het feit dat de vordering niet is betwist, zonder meer toewijsbaar.
De rechtbank wijst de gehele vordering toe tot een bedrag van € 1.286,19, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021 en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Ambulante behandeling
De veroordeelde zal gedurende de proeftijd een behandeling toegespitst op de krenkbaarheid en de agressieregulatieproblemen die daarmee samenhangen, zoals de door MEE ontwikkelde agressie-regulatiebehandeling speciaal voor mensen met verstandelijke beperkingen, volgen zolang als de reclassering noodzakelijk acht.
Maatschappelijk begeleiding
De veroordeelde zal gedurende de proeftijd meewerken aan het hervatten van de begeleiding door een organisatie als die van Partners in Welzijn (voor het bieden van maatschappelijke ondersteuning op tal van levensgebieden en hulp bij praktische zaken), om te kunnen bemiddelen bij het vinden van een passende werkplek, waar meer rekening wordt gehouden met de beperkingen van de verdachte.
  • geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
  • veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde feit tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van € 1.286,19, bestaande uit € 186,19 aan materiële schade en € 1.100,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] van € 1.286,19, bestaande uit € 186,19 aan materiële schade en € 1.100,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat, indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
  • de verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde partij bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Eroktay, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2022.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Sittard ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] bij
de keel heeft gegrepen en/of (vervolgens) in een nekverwurging/wurggreep heeft
genomen en/of (vervolgens) (met kracht) met zijn arm de keel van die [slachtoffer] dicht
heeft geknepen, althans druk heeft gezet op de nek/keel van die [slachtoffer] , waardoor die
[slachtoffer] geen lucht meer kreeg en/of (vervolgens) de woorden heeft toegevoegd: ‘Ik
maak je nu helemaal dood, ik maak je helemaal kapot’, althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Sittard ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, die [slachtoffer] onderuit heeft getrapt en/of (vervolgens) bij de keel heeft
gegrepen en/of (vervolgens) in een nekverwurging/wurggreep heeft genomen en/of
(vervolgens) (met kracht) met zijn arm de keel van die [slachtoffer] dicht heeft geknepen,
althans druk heeft gezet op de nek/keel van die [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] geen lucht
meer kreeg en/of (vervolgens) de woorden heeft toegevoegd: ‘Ik maak je nu
helemaal dood, ik maak je helemaal kapot’, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Sittard [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
onderuit te trappen en/of (vervolgens) bij de keel te grijpen en/of (vervolgens) in
een nekverwurging/wurggreep te nemen en/of (vervolgens) (met kracht) met zijn
arm de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen, althans druk te zetten op de nek/keel van
die [slachtoffer] ;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2441-2021067721, gesloten d.d. 12 mei 2021, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 50.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 maart 2021, pag. 5 en 6.
3.Foto’s letsel bij proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 23 maart 2021, pag. 11, 13, 14 en 15.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 30 maart 2021, pag. 22.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 30 maart 2021, pag. 16.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 30 maart 2021, pag. 26.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 30 maart 2021, pag. 24.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2021, pag. 39.