ECLI:NL:RBLIM:2022:1884

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
8902097 CV EXPL 20-6048
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoedingsvordering verhuurder na weigering medewerking huurder aan herstelwerkzaamheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Weller Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op eerdere vonnissen, waaronder een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming. Weller Wonen vorderde schadevergoeding van [gedaagde] ter hoogte van € 12.344,64, als gevolg van haar weigering om medewerking te verlenen aan noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan de gehuurde woning. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in haar verplichtingen als huurder door niet mee te werken aan herstelwerkzaamheden en door te klagen over mankementen die geen gebreken waren. De kantonrechter heeft de vorderingen van Weller Wonen toegewezen, inclusief de proceskosten, en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 11.787,37, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde verklaring voor recht niet kon worden gegeven, omdat niet bij voorbaat kon worden vastgesteld dat Weller Wonen nooit aansprakelijk zou zijn voor schade die [gedaagde] lijdt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 8902097 CV EXPL 20-6048
Vonnis van de kantonrechter van 9 maart 2022
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te Heerlen,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.G. van Heertum,
tegen:
[gedaagde],
wonend op een geheim adres,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.J.J. Kreutzkamp.
Partijen zullen hierna Weller Wonen en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in deze zaak van 28 juli 2021
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij vonnis van 28 juli 2021 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [gedaagde] veroordeeld het gehuurde te ontruimen op straffe van een dwangsom. Tevens is [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard in een door haar te laat ingestelde vordering in reconventie. Op het punt van de door Weller Wonen bij dagvaarding gevorderde verklaring voor recht en de bij eisvermeerdering door Weller Wonen gevorderde schadevergoeding is de zaak verwezen naar de rol voor repliek en dupliek.
2.2.
De kantonrechter moet nog beslissen op de volgende vorderingen van Weller Wonen:
  • veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.344,64, althans een in goede justitie te betalen bedrag, aan Weller Wonen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening,
  • verklaring voor recht dat Weller Wonen niet aansprakelijk is voor schade hoe genaamd dan ook, welke Weller Wonen lijdt c.q. mocht lijden, als gevolg van het feit dat [gedaagde] haar medewerking weigert te verlenen aan door Weller Wonen noodzakelijk geachte onderhouds- en reparatiewerkzaamheden in/aan de door [gedaagde] van Weller Wonen gehuurde woning, gelegen aan de [adres] [plaats] , en wel vanaf het tijdstip dat Weller Wonen de noodzaak van die werkzaamheden aan [gedaagde] heeft kenbaar gemaakt,
  • veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
De schadevergoedingsvordering
2.3.
Weller Wonen voert aan dat [gedaagde] in het verleden meerdere malen heeft geklaagd over mankementen aan het gehuurde, maar vervolgens heeft geweigerd aan herstel daarvan haar medewerking te verlenen, heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan dringend noodzakelijke werkzaamheden en heeft geklaagd over mankementen die geen gebrek zijn. Daarom heeft Weller Wonen [gedaagde] bij brief van 5 december 2017 gesommeerd zich als goed huurder te gedragen, uitsluitend te klagen omtrent mankementen waarvan het herstel voor rekening van Weller Wonen is en haar medewerking te verlenen aan dringende werkzaamheden, en te stoppen met klagen omtrent mankementen waarvan herstel voor rekening van [gedaagde] is (onder bijvoeging van het Besluit kleine herstellingen) en over mankementen waarvan (herhaaldelijk) is vastgesteld dat van enig gebrek geen sprake is. [gedaagde] is op voorhand aansprakelijk gesteld voor alle schade, hoe genaamd dan ook, welke Weller Wonen lijdt als gevolg van door haar geuite klachten waarvan na onderzoek komt vast te staan dan wel al eerder is komen vast te staan, dat van enig gebrek geen sprake is dan wel een mankement betreft waarvan herstel voor haar rekening komt. Desondanks is [gedaagde] blijven klagen, aldus Weller Wonen, als gevolg waarvan Weller Wonen schade heeft geleden. Ondanks sommaties (laatstelijk op 8 april 2021, productie 50) heeft [gedaagde] deze schade, waarvoor zij volgens Weller Wonen aansprakelijk is, niet voldaan. Het betreft een bedrag van € 12,344,64, dat volgt uit de volgende schadeposten:
weigering medewerking te verlenen aan buitenschilderwerk
extra schade bij plaatsing kozijnen
stroomvoorziening
afzegging sanering dakbedekking
rapportage BESKA Elektro en Infra
lekkage kelder
kosten hernieuwd asbestonderzoek.
Weller Wonen voert aan dat [gedaagde] op grond van artikel 6.1 van het bij de huurovereenkomst horende huurreglement en op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek gehouden is zich als goed huurder te gedragen. Verder is zij op grond van artikel 10.1 van voornoemd reglement en artikel 7:220 BW verplicht dringende werkzaamheden te gedogen. Door wel te klagen over mankementen maar niet haar medewerking te verlenen aan herstel, en door te klagen over mankementen die geen gebrek zijn, is [gedaagde] tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst dan wel uit de wet. Op grond van artikel 6:74 BW is zij dan verplicht de geleden schade te vergoeden, tenzij de tekortkoming haar niet kan worden toegerekend. Alle bovengenoemde kostenposten kunnen worden aangemerkt als door Weller Wonen geleden schade, zodat zij recht heeft op vergoeding hiervan.
2.4.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat zij terecht heeft geklaagd over ernstige gebreken, die zij ook heeft aangetoond en dat zij nooit heeft geweigerd aan herstel of dringende werkzaamheden mee te werken. De sommatie van 8 april 2021 kwam dan ook als een complete en onaangename verrassing, aldus [gedaagde] . [gedaagde] heeft zich meer dan als goed huurster gedragen en uiteindelijk alle door Weller Wonen dringend geachte werkzaamheden laten uitvoeren. Niet voor niets is er ook een regeling getroffen tussen partijen bij gelegenheid van het laatste kort geding. [gedaagde] heeft nooit geweigerd mee te werken, laat staan geklaagd over mankementen, die geen gebrek zouden zijn of helemaal niet zouden bestaan. Er heeft slechts een uitgebreide discussie plaatsgehad over de vraag of de kozijnen dienden te worden geschilderd of vervangen en de vraag of de berging uitgebreid moest worden gerenoveerd of slechts de dakbedekking moest worden gesaneerd. Zij is daarom niet tekortgeschoten in de nakoming van op haar rustende verplichtingen en niet gehouden de kostenposten te vergoeden.
2.5.
De kantonrechter gaat niet mee in het verweer van [gedaagde] . Zij is in ieder geval ten aanzien van de kozijnen en het dak van de berging tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De kantonrechter verwijst ter motivering naar punt 4.2. tot en met 4.4. en 4.6 en 4.7. van het vonnis van 28 juli 2021. Hieronder zal de kantonrechter per schadepost beoordelen of [gedaagde] aansprakelijk is voor de door Weller Wonen gestelde schade, waarbij dus te gelden heeft dat voor zover die posten zien op de kozijnen en de berging niet meer beoordeeld zal worden óf sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] , nu dit een gegeven is.
2.6.
weigering medewerking te verlenen aan buitenschilderwerk
2.6.1.
Weller wonen voert het volgende aan. In juli 2011 is [gedaagde] er op gewezen dat zij haar medewerking diende te verlenen aan het buitenschilderwerk aan de kozijnen op de verdieping (productie 51), wat zij niet heeft gedaan. In 2016 heeft zij haar medewerking opnieuw geweigerd (producties 52 en 53), steeds nadat met de firma Heythuyzen een afspraak was gemaakt voor uitvoering van de schilderwerkzaamheden. Als gevolg daarvan heeft Weller Wonen haar aansprakelijk gesteld voor de als gevolg daarvan te lijden schade (productie 54). In maart 2017 heeft Heythuyzen vastgesteld dat de kozijnen geheel diende te worden vernieuwd (productie 8). De kosten hiervan bedroegen € 4.111,58 (productie 55), die [gedaagde] moet betalen (productie 7).
2.6.2.
Behalve het verweer dat geen sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] – welk verweer blijkens voorgaande onder 2.5. niet slaagt – voert [gedaagde] slechts aan dat de vervanging niet het gevolg was van de weigering van [gedaagde] om herstel te laten plaatsvinden.
2.6.3.
In 2011 heeft Weller Wonen voor het eerst gepoogd de kozijnen van [gedaagde] te laten schilderen, maar zij werkte hieraan niet mee. In 2016 heeft Weller Wonen opnieuw pogingen ondernomen de kozijnen te schilderen. De schilder achtte destijds het schilderen en saneren van houtrot nog mogelijk. Wederom werkte [gedaagde] echter niet mee, waardoor de kozijnen niet geschilderd konden worden, terwijl die werkzaamheden, nu inmiddels houtrot was gesignaleerd, des te dringender waren geworden. Vervolgens bleek dat een deel van de kozijnen vervangen moesten worden. Had [gedaagde] , zoals zij verplicht was te doen, in 2011 (of 2016) de gelegenheid gegeven aan Weller Wonen om dringende werkzaamheden uit te voeren, dan had kunnen worden volstaan met schilderwerk (en saneren houtrot). Doordat zij deze verplichting heeft verzaakt was uiteindelijk vervanging van een deel van de kozijnen nodig. Met haar tekortkoming heeft zij Weller Wonen dus schade berokkend. De vervanging was dus, anders dan [gedaagde] aanvoert, wel het gevolg van haar weigering om herstel te laten plaatsvinden. Andere verweren tegen de schadevergoedingsvordering heeft zij niet aangevoerd (bijvoorbeeld dat zij niet in verzuim verkeert, dat de schade haar niet valt toe te rekenen, of dat het gevorderde bedrag onjuist is), zodat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 4.111,58 aan Weller Wonen. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
2.7.
extra schade bij plaatsing kozijnen
2.7.1.
Weller Wonen voert het volgende aan. Wegens het uitblijven van medewerking aan plaatsing van de nieuwe kozijnen heeft Weller Wonen [gedaagde] bij brief van 5 december 2017 gesommeerd hieraan mee te werken (productie 11). In de brief is zij erop gewezen dat zij de vensterbanken en anderhalve meter ruimte voor de kozijnen moest vrijmaken en gordijnen en vitrage moest verwijderen. Op 9 januari 2018 bleek echter dat zij dit niet had gedaan, waardoor meerkosten zijn ontstaan ten bedrage van € 849,42 (productie 55), waarvoor zij aansprakelijk is gesteld (productie 13). Ondanks erkenning van [gedaagde] dat zij de afspraken niet is nagekomen, heeft zij de schade ondanks sommatie (productie 50) niet betaald. [gedaagde] heeft overigens erkend dat zij haar verplichtingen niet is nagekomen (bijlagen bij productie 50).
2.7.2.
[gedaagde] betwist dat Weller Wonen extra schade heeft gehad bij de plaatsing van de kozijnen en voert aan dat zij heeft gezorgd voor het voldoende vrijmaken van de vensterbanken, gordijnen en vitrage, zodat de rekening niet aan haar kan worden gepresenteerd.
2.7.3.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij de verklaring die is gevoegd bij de brief van 8 april 2021 heeft ondertekend. Hierin staat onder meer:
‘(…)

met Weller Wonen heb ik afgesproken dat een aannemer (…) op 9 januari 2018 om 8.30 uur werkzaamheden komt verrichten, bestaande uit het vervangen van de kozijnen voor kunststof kozijnen;

voorafgaande aan de werkzaamheden is met mij afgesproken dat ik zelf zorg diende te dragen voor het vrijmaken van de vensterbanken, gordijnen en vitrage diende te verwijderen, alsmede andere bij c.q. nabij de kozijnen door mij aangebrachte voorzieningen, alsmede een ruimte van circa 1 ½ meter – te rekenen vanaf de kozijnen/vensterbank – diende vrij te maken van inboedel;

heden is gebleken dat ik die werkzaamheden onvoldoende heb uitgevoerd;
Ik verleen hierbij toestemming aan Weller Wonen c.q. derden namens haar de navolgende zaken te verwijderen (…)
Tevens verleen ik toestemming voor afdekking van zaken.’
Het staat daarom vast dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen, en dit tekortschieten heeft schade veroorzaakt. Immers moest het bedrijf dat de kozijnen heeft gezet die werkzaamheden uitvoeren en die heeft hiervoor meerprijzen in rekening gebracht. Andere verweren tegen toekenning van de schadevergoedingsvordering heeft [gedaagde] niet aangevoerd (bijvoorbeeld dat zij niet in verzuim verkeert, dat de schade haar niet valt toe te rekenen, of dat het gevorderde bedrag onjuist is), zodat zij zal worden veroordeeld tot betaling van € 849,42 aan Weller Wonen. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
2.8.
stroomvoorziening
2.8.1.
Ondanks sommatie – en nadat voordien meerdere keren is vastgesteld dat aan de elektrische installatie van haar woning geen mankementen kleven (producties 24 en 25) – heeft [gedaagde] op 12 maart 2018 opnieuw geklaagd over mankementen aan de elektrische installatie van haar woning. De installateur ESR heeft de klacht onderzocht, maar de installatie bleek in orde (productie 26). Er bleek wel een zekering te zijn gesprongen wegens overbelasting en er bleek van kortsluiting in een staande lamp van [gedaagde] . Weller Wonen heeft [gedaagde] aangesproken voor de schade (productie 27) van € 200,48 (productie 56), maar zij heeft dit bedrag ondanks sommatie (productie 50) niet betaald.
2.8.2.
[gedaagde] voert het volgende verweer. [gedaagde] is terecht blijven klagen over de stroomvoorziening; dat blijkt uit het schaderapport van BESKA en uit het feit dat talrijke nieuwe elektrische apparaten plotseling kapot gaan.
2.8.3.
Op 4 januari 2012 heeft [naam 1] Electro Service het volgende geconstateerd:
‘Verlichting defect door verkeerd aansluiten door bewoner zelf
Defecte lampen door goedkope lampen met weinig branduren
Apparatuur defect door ouderdom en/of intensief gebruik
(…)
Het verhaal over de oorzaak wordt steeds verdraaid door de bewoner
Storingen zijn niet continue of consequent ( eerder zoals het uitkomt )
Apparatuur blijkt bij controle ouder dan bewoner beweert
Geen aantoonbare oorzaak die te verhalen is op de technische installatie’
2.8.4.
Bij e-mail van 4 april 2016 heeft Electro Service [naam 2] het volgende gerapporteerd:
Storing op 16 maart
Verlichting zou defect zijn en de lampen en apparaten zouden kapot gaan door de “slechte” stroom.
Toen is er door onze monteurs ontdekt dat het de goedkoopste lampen zijn die je kunt kopen met een levensduur van een paar weken.
Daarnaast was 1 lamp helemaal niet aangesloten, bij een ander zat de nuldraad los waardoor er een los contact in zit. Een ander armatuur werkte niet omdat de fitting vol zat met dode vliegen waardoor er geen contact meer was.
De kroonluchter is van dermate slechte kwaliteit dat de interne bedrading defect is waardoord de lampen regelmatig uitvallen maar niet kapot zijn.
Storing vandaag 4 april
Wederom gaan kijken naar stroomuitval waardoor apparatuur defect zou gaan.
Bewoonster bezit een oud oventje (…) die nu kapot zou zijn door een stroomstoring.
Ten eerste was er geen stroomstoring want dat hebben we gecontroleerd en ook laten zien door er een ander apparaat op aan te sluiten.
De oven heeft het gewoon begeven waardoor de stroom is uitgevallen.
Daarnaast zou de ijskast ook al bijna stuk gaan door de “ slechte ” stroom want de lichtjes in de ijskast waren al kapot.
Deze ijskast is al meer dan 10 jaar oud en er is nodig nooit een lampje vervangen.
Daarnaast ligt de ijskast zo vol dat de lampen niet meer zichtbaar zijn maar dus wel gewoon werken.
Uiteindelijk begon ze weer over het verhaal zoals ook al op 16 maart is onderzocht.
Al met al is er niets mis met de elektra. Deze is al meerdere malen door ons gecontroleerd en in orde bevonden.
Enig voorstel onzerzijds is, alle goedkope lampen armaturen vervangen door kwaliteitsproducten en het probleem zal vanzelf verholpen zijn.’
2.8.5.
Bij e-mail van 22 maart 2018 heeft [naam 3] het volgende aan Weller Wonen geschreven:
‘Op woensdag 2/3 heb ik de elektra gecontroleerd (…)
Voorheen was de zekering uitgesprongen door overbelasting. Er stond een bouwdroger, en mevrouw had op dezelfde groep de stofzuiger ingestoken. Waardoor het maximale wattage van 3680 watt werd bereikt.
(…)
Daarna werd door het inschakelen van een staande lamp (van bewoner) een kortsluiting veroorzaakt waardoor de dochter een stroomschok kreeg.
Zoals op de foto hieronder te zien is, is de kortsluiting door het snoer/stekker veroorzaakt. Deze is zwart uitgeslagen door de kortsluiting.
In de kabel zaten meerdere inkepingen waar het koper bloot lag. De bewoonster vroeg of ik hier een ander snoer aan wilde maken. Maar ik heb gezegd dat dit iets voor het eigen rekening is.
En ik de lamp niet uit elkaar wilde halen ivm het beschadigen van de lamp.
Hieruit blijkt dat de kortsluiting veroorzaakt is door de staande lamp.
Tevens heb ik het stopcontact voor mevrouw vervangen omdat ze het niet vertrouwde. Ik had uitgelegd dat niks mis was met het stopcontact. Maar mevrouw stond erop dat deze vervangen werd.
Verder heb ik 5 LED lampen geleverd. Omdat de lampen steeds kapot zouden springen. De lampen zijn met een zwarte kring gemarkeerd zie foto 2.
Ik heb met mevrouw afgesproken als de lampen kapot zouden gaan ze contact met jouw moet opnemen. Door middel van de zwarte kring kunnen we nakijken of het om de zelfde orsam led lampen gaan die wij geleverd hebben.
Op de lampen zit 5 jaar garantie en 15.000 branduren.
de lampen zijn geplaatst in de keuken, overloop boven, slaapkamer voor, kleine slaapkamer achter, en staande lamp rechts naast het bed.’
2.8.6.
Op 14 januari 2019 heeft mr. Kreutzkamp een rapport van BESKA aan Weller Wonen gestuurd. Hierin staat dat er grote voltagewisselingen zijn in alle ruimtes (laagst gemeten 101V en hoogst gemeten 592V), die erger wordt vanwege het overal aanwezige vocht, en dat het noodzakelijk is het huis te ontvochten en isoleren en de elektriciteit door het hele huis te vervangen.
2.8.7.
De vaste elektromonteur van Weller Wonen – ESR – heeft naar aanleiding van de bevindingen van BESKA op 23 januari 2019 een controle van de elektrische installatie uitgevoerd. Naar aanleiding van de bevindingen van ESR heeft Weller Wonen een brief aan [gedaagde] gestuurd met onder meer de volgende inhoud:
‘Volgens informatie van ESR is er in de woning van mevrouw [gedaagde] sprake van een zgn. 1-fase aansluiting van 25 ampère. Dit is een standaard aansluiting waarbij de spanning standaard 230 Volt bedraagt (aangezien sprake is van wisselspanning bedraagt de minimale spanning 207 Volt en de maximale spanning 253 Volt; op basis van de NEN-EN 50|60). Een hogere spanning (hoger dan 253 Volt) is slechts mogelijk bij een krachtstroomaansluiting; bij een I-fase aansluiting is krachtstroom niet mogelijk. Voor zover dan ook door BESKA Elektro en infra een hoeveelheid spanning is gemeten die meer bedraagt dan 253 Volt (c.q. minder dan 207 Volt), moet dat een gevolg zijn van een niet c.q. onvoldoende functionerend meetapparaat zijn. Weller betwist dan ook de door BESKA Elektro en infra gevonden voltages (…). Blijkens mededeling van ESR kan vocht er niet toe leiden dat de bestaande spanning (Volt) hoger of lager wordt.
(…) ESR trof bij mevrouw [gedaagde] enkele kroonluchters aan, waarbij in elke kroonluchter nog (slechts) één (gloei)lampje functioneerde. Zulks zou volgens mevrouw [gedaagde] het gevolg zijn (geweest) van stroomstoringen of piekspanning. Volgens ESR kan het feit dat per kroonluchter nog slechts één lampje functioneerde, niet het gevolg zijn van piekspanning. Als zich piekspanning zou hebben voorgedaan, zouden alle gloeilampen kapot moeten zijn. Dat was niet het geval. Voor het overige werd de elektrische installatie (opnieuw) in orde bevonden.
In maart 2018 heeft uw cliënte ook geklaagd over de stroomvoorziening. (…) bleek de elektrische installatie toen in orde. Desalniettemin heeft ESR toen (in opdracht van Weller) bij uw cliënte een aantal gloeilampen vervangen (…). Zulks mede teneinde te kunnen controleren, dat e.e.a. niet aan de elektrische installatie zou liggen. Tijdens de controle op 23 januari 2019 bleken al die gloeilampen nog in orde, hetgeen er eveneens op duidt dat er van een piekspanning geen sprake is geweest.’
2.8.8.
Op basis van de inhoud van voorgaande rapportages en bevindingen oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] onterecht heeft geklaagd over elektriciteitsproblemen. De rapportage van BESKA overtuigt gelet op de inhoud van de andere bevindingen niet. ESR heeft de bevindingen van BESKA zeer specifiek weerlegd (dat een voltage van minder dan 207 en meer dan 253 Volt eenvoudigweg onmogelijk is, dat vocht niet leidt tot wisselende spanning, en dat de door Weller Wonen verschafte lampen nog altijd goed functioneerden, wat bewijst dat van piekspanning geen sprake kan zijn) en [gedaagde] heeft hiertegen niets ingebracht. [gedaagde] heeft tegen de vordering van Weller Wonen enkel ingebracht dat zij terecht heeft geklaagd, maar dit is blijkens voorgaande niet het geval. Andere verweren tegen toekenning van de schadevergoedingsvordering van Weller Wonen heeft [gedaagde] niet aangevoerd (bijvoorbeeld dat het onterecht klagen geen tekortkoming oplevert, dat zij niet in verzuim verkeert, dat de schade haar niet valt toe te rekenen, of dat het gevorderde bedrag onjuist is), zodat zij zal worden veroordeeld tot betaling van € 200,48 aan Weller Wonen. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
2.9.
afzegging sanering dakbedekking
2.9.1.
Weller Wonen voert het volgende aan. In april 2018 heeft Weller Wonen [gedaagde] erover geïnformeerd dat zij voornemens was de asbesthoudende dakbedekking van de berging te vervangen. [gedaagde] heeft geweigerd, dus bij brief van 10 september 2018 heeft Weller Wonen haar gesommeerd mee te werken (productie 38). Er is een afspraak gemaakt voor 17 december 2018 (productie 39). Op 14 december 2018 is de aannemer ter plaatse gegaan en toegelaten door [gedaagde] . Op 17 december 2018 heeft [gedaagde] echter de toegang geweigerd (productie 40). Weller Wonen heeft [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade (productie 57) en de aannemer heeft als uitvloeisel van de te late afzegging Weller Wonen aangesproken voor meerwerk ad € 1.731,07 (productie 58). [gedaagde] heeft deze schade ondanks sommatie (productie 50) niet voldaan.
Bij vonnis in kort geding van 25 juni 2020 is [gedaagde] veroordeeld mee te werken, maar zij weigerde (productie 18), waarna zij opnieuw in kort geding is gedagvaard. Na ter zitting afspraken te hebben gemaakt is op 7 december 2020 het asbesthoudende dak vervangen, wat € 550,62 meer heeft gekost (productie 60). [gedaagde] heeft ook deze schade ondanks sommatie (productie 50) niet voldaan.
2.9.2.
[gedaagde] voert aan dat zij zich terecht op het standpunt stelde dat de gehele berging moest worden vervangen, dat Weller Wonen niet verder wilde gaan dan sanering dakbedekking en dat zij hier uiteindelijk mee akkoord is gegaan. Inmiddels zijn volgens [gedaagde] ook daadwerkelijk diverse andere werkzaamheden aan de berging verricht. De factuur kan volgens [gedaagde] niet aan haar worden gepresenteerd.
2.9.3.
Onder verwijzing naar 2.5. overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] tekortgeschoten is in haar verplichting om haar medewerking te verlenen aan de sanering van de dakbedekking van de berging. Zij heeft zich onterecht op het standpunt gesteld dat de gehele berging diende te worden vervangen, want het is niet aan [gedaagde] als huurder om dit te bepalen. Zij had dus niet mogen weigeren om de aannemer toegang te verlenen, zeker niet nu zij al gesommeerd was mee te werken en zo laattijdig. De schade is door haar weigering veroorzaakt, dus moet in beginsel door haar worden vergoed, evenals de meerkosten van vervanging van het asbesthoudende dak. Verweren die dit anders maken heeft [gedaagde] niet aangevoerd. Zij zal worden veroordeeld tot betaling van € 550,62 en € 1.731,07 aan Weller Wonen. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
2.10.
rapportage BESKA Elektro en Infra
2.10.1.
Weller Wonen voert het volgende aan. Bij e-mail van 14 januari 2019 heeft Weller Wonen namens [gedaagde] een rapportage ontvangen van de firma BESKA Elektro en Infra (productie 29). Dit bedrijf is twee deuren bij [gedaagde] vandaan gevestigd. In het rapport staat dat de elektriciteit in het hele huis moet worden vervangen en dat sprake zou zijn van een lekkage in slaapkamer 2. [gedaagde] heeft Weller Wonen gevorderd deze werkzaamheden uit te voeren. Weller Wonen heeft de bevindingen laten checken door haar installateur ESR, die de bevindingen van BESKA volledig heeft ontkracht (productie 30). De nota van ESR bedroeg € 207,88 (productie 61). [gedaagde] is hiervoor aansprakelijk omdat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst (goed huurderschap). ESR heeft ook de elektrische installatie moeten onderzoeken, waarbij geen gebreken aan de installatie zijn vastgesteld (productie 62). Wel werden er gebreken aan de lampen in de kroonluchters geconstateerd, waarvan er steeds een lamp brandde. Als de problemen door stroomstoring/piekspanning zouden zijn veroorzaakt, dan hadden alle lampen kapot moeten zijn. De nota van ESR bedroeg € 287,43, waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is. Uit coulance wordt de vordering beperkt tot € 132,80 (productie 63). Zij heeft dit bedrag ondanks sommatie (productie 50) niet betaald.
Weller Wonen heeft naar aanleiding van het rapport van BESKA ook een extern bureau (MvL) onderzoek laten doen naar de lekkage, maar die stelde vast dat geen sprake was van een lekkage (productie 37). Het betrof een gevolgschade van een oude lekkage uit maart 2018 die voor rekening van [gedaagde] kwam en die zij nooit heeft laten herstellen, wat [gedaagde] wist althans had kunnen weten. Dit levert een tekortkoming op uit de huurovereenkomst, zodat [gedaagde] de kosten moet betalen. Ondanks aansprakelijkheidstelling (productie 37) en sommatie (productie 50) heeft zij de onderzoekskosten ad € 216,59 (productie 64) niet voldaan.
Dezelfde klacht van [gedaagde] – lekkage op de slaapkamers – is reden geweest om op aandringen van [gedaagde] bouwdrogers te plaatsen. De kosten hiervan ad € 2.014,65 (productie 65) zijn onnodig gemaakt en moeten door [gedaagde] worden betaald, die dat ondanks sommatie (productie 50) niet heeft gedaan. Dat de bouwdrogers vocht uit de lucht haalden is nietszeggend, aangezien er altijd vocht zit in de lucht.
BESKA heeft geconcludeerd dat de kelder te vochtig zou zijn en niet geschikt voor plaatsing van een wasmachine. Weller Wonen heeft ook hier onderzoek naar laten doen, door [naam 4] , maar het bleek dat de kelder ruim voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit (productie 34). Het rapport is verzonden aan de raadsman van [gedaagde] (productie 66). Door Weller Wonen te nopen nader onderzoek te verrichten door te stellen dat aan de kelder gebreken kleefden is [gedaagde] tekort geschoten in de op haar rustende verplichting zich als goed huurster te gedragen, zodat [gedaagde] aansprakelijk is voor de hierdoor geleden schade van € 356,95 (productie 67). Ondanks sommatie (productie 50) heeft [gedaagde] dit niet betaald.
2.10.2.
[gedaagde] voert aan dat het niet zo kan zijn dat zij plotseling voor de kosten van de inschakeling van de firma’s door Weller Wonen aansprakelijk is. [gedaagde] heeft de lekkage in de slaapkamer niet verzonnen, dat blijkt ook uit het rapport van MvL, die een mogelijke lekkage aan de cv-ketel heeft vastgesteld. De kosten van de onderzoeken kunnen niet op [gedaagde] worden afgewenteld, aldus [gedaagde] . Verder zijn volgens haar de kosten van bouwdrogers niet onnodig gemaakt, laat staan dat de rekening ervan aan haar kan worden gepresenteerd. Het is juist [gedaagde] die door plaatsing hiervan extra kosten heeft gemaakt en dus schade heeft geleden. De bouwdrogers hebben immers stroom gevreten, wat tot uitdrukking is gekomen in de afrekening van de energieleverancier. Dat ze nodig waren blijkt wel uit het feit dat ze regelmatig zijn volgelopen met vocht.
2.10.3.
[gedaagde] was het oneens met de conclusies van de door Weller Wonen ingeschakelde bedrijven. Het staat haar dan vrij een second opinion te vragen. Er valt weliswaar veel af te dingen op de betrouwbaarheid van die second opinion, maar dat dit zou maken dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst vermag de kantonrechter zonder meer niet in te zien – en dat meerdere is er niet wat betreft de facturen van ESR en [naam 4] . Weller Wonen kan daarom de rekeningen van ESR niet bij [gedaagde] in rekening brengen.
2.10.4.
Ten aanzien van de onderzoekskosten van MvL en de bouwdrogers heeft Weller Wonen wel meer aangevoerd. [gedaagde] zou volgens Weller Wonen immers hebben geweten dat er geen lekkage was in de slaapkamer.
2.10.5.
Als een huurder klaagt over een gebrek waarvan zij weet dat die niet bestaat, en toestaat dat een woningstichting vervolgens onnodig kosten maakt, valt dit inderdaad aan te merken als handelen in strijd met goed huurderschap. De vraag is dan of [gedaagde] dit wist. Volgens Weller Wonen is dit het geval omdat de lekkage op de slaapkamer een oude lekkage uit maart 2018 betreft die voor rekening van [gedaagde] kwam en die zij nooit heeft laten herstellen. Dit standpunt wordt onderbouwd door het rapport van MvL, die heeft vastgesteld dat de vochtplekken op het plafond in de slaapkamer droog en alleen nog visueel zichtbaar zijn en dat er mogelijk een lekkage is geweest aan de bovenhangende ketel of een lekke afvoer. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat de vochtplekken oud waren en dat zij verantwoordelijk was voor herstel hiervan. Ook heeft zij de stelling van Weller Wonen, dat de bouwdrogers enkel vanwege deze oude vochtplekken is geplaatst, niet betwist. Aldus staat in rechte vast dat zij Weller Wonen onnodig op kosten heeft gejaagd door bouwdrogers te laten plaatsen. Verweren die zouden maken dat zij desondanks de kosten hiervan niet hoeft te dragen (bijvoorbeeld omdat zij niet in verzuim verkeerde, de tekortkoming niet toerekenbaar is of het gevorderde bedrag niet klopt) heeft zij niet aangevoerd. Zij zal dus worden veroordeeld tot betaling van € 2.014,65. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
2.10.6.
De kosten van de rapportage van MvL hoeft zij niet te betalen. In het BESKA-rapport worden immers veel meer vochtproblemen aangestipt dan enkel de oude vochtplekken in de slaapkamer, en bovendien heeft MvL als advies gegeven om extra mechanische ventilatie te installeren boven de douche. De onderzoekskosten van MvL worden afgewezen nu het causaal verband tussen het onterecht klagen over oude vochtplekken op de slaapkamer en de gemaakte onderzoekskosten niet in rechte kan worden vastgesteld. Voor zover Weller Wonen de kosten vordert omdat ze zijn voortgevloeid uit het BESKA-rapport, herhaalt de kantonrechter dat het vragen van een second opinion op zichzelf niet kan worden aangemerkt als een tekortkoming.
2.10.7.
Dan resteert de factuur van € 356,95 van [naam 4] . Deze zal worden toegewezen. Ter motivering verwijst de kantonrechter naar datgene wat hierna bij punt 2.11.3. wordt overwogen.
2.11.
lekkage kelder
2.11.1.
Weller Wonen voert het volgende aan. Bij mails van 22 en 29 juli 2019 (producties 68 en 69) heeft [gedaagde] weer geklaagd over water-/vochtproblemen in de kelder. Weller Wonen heeft weer onderzoek laten plaatsvinden. [naam 4] heeft op 12 september 2019 een onderzoek ingesteld en een rapport opgesteld (productie 35). Er werd weer vastgesteld dat de kelder voldoet aan de geldende bouwregelgeving. [gedaagde] heeft geklaagd over een niet-bestaand gebrek waarvan al eerder is vastgesteld c.q. komen vast te staan dat daar geen sprake van is en moet de hierdoor veroorzaakte kosten van € 653,40 productie 70) betalen, wat zij ondanks sommatie (productie 50) niet heeft gedaan.
2.11.2.
[gedaagde] voert aan dat zij terecht heeft geklaagd over vochtproblemen in de kelderruimte en dat de problemen nog steeds existeren. De vochtproblemen ontstaan ook tijdens droog weer, dus het zal gaan om optrekkend grondwater. De foto’s tonen duidelijk aan dat water de kelder is binnengedrongen en dus vochtproblemen veroorzaakt, aldus [gedaagde] . Weller Wonen heeft bij monde van diverse personen erkend dat er grondwater door de vloer is gedrongen en hiervoor extra voorzieningen getroffen.
2.11.3.
In het deskundigenbericht van 17 september 2010 dat door deze rechtbank was gelast is al opgenomen dat een kelder per definitie een koele ruimte is waar het vocht uit de lucht condenseert, wat zichtbare vochtplekken kan veroorzaken. [gedaagde] is hier door de jaren heen meermaals op gewezen, maar blijft klagen en Weller Wonen op kosten jagen. Een kelder moet regenwerend zijn, en uit het rapport van [naam 4] blijkt dat dit zo is. [gedaagde] stelt dat de kelder soms blank staat en dat ze de wasmachine niet kan gebruiken die in de kelder staat. Hoewel dit een gebrek zou kunnen zijn, blijkt dit nergens uit. Zij heeft aan [naam 4] een foto laten zien waar de keldervloer slechts plaatselijk vochtig oogt, maar dit is iets waarover ze niet heeft te klagen aangezien ze er in 2010 al, en sindsdien herhaaldelijk, op is gewezen dat dit kelder eigen is. Hierbij komt dat [naam 4] constateerden dat een op de vloer staande kartonnen doos geen tekenen van vocht vertoonde. Het is dus niet aannemelijk dat de vochtproblemen waar [gedaagde] over blijft klagen meer behelzen dan wat plaatselijke vochtigheid, en dat heeft ze te accepteren. Desondanks blijft zij klagen en Weller Wonen op kosten jagen. Verweren die maken dat zij die kosten (€ 653,40) niet hoeft te vergoeden (bijvoorbeeld omdat het onterecht klagen geen tekortkoming oplevert, zij niet in verzuim verkeert, de tekortkoming niet toerekenbaar is, geen causaal verband bestaat of het schadebedrag niet klopt), zodat dit bedrag zal worden toegewezen. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
2.12.
kosten hernieuwd asbestonderzoek
2.12.1.
Weller Wonen voert het volgende aan. Bij e-mail van 20 april 2020 (productie 41) heeft [gedaagde] zich beklaagd over de asbesthoudende dakbedekking van de bij haar woning behorende berging. Asbestdeeltjes zouden loslaten. Weller Wonen heeft een nieuwe asbestinventarisatie laten uitvoeren. Bij het onderzoek werden geen asbesthoudende deeltjes aangetroffen op de vloer en inventaris (productie 42). De kosten van het onderzoek bedragen € 1.319,20 (productie 71).
[gedaagde] is erop gewezen dat zij wettelijk is gehouden mee te werken aan dringende werkzaamheden, maar zij heeft dit meermaals geweigerd. Als [gedaagde] haar verplichting was nagekomen, had Weller Wonen het dak in december 2018 vervangen en had zij in mei 2020 geen extra kosten hoeven te maken. Deze handelswijze is een tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] wat betekent dat zij aansprakelijk is voor de kosten, die zij ondanks sommatie (productie 50) niet heeft betaald.
2.12.2.
Het is volgens [gedaagde] onbegrijpelijk dat de asbestinventarisatie aantoonde dat geen asbestdeeltjes hadden losgelaten, omdat Weller Wonen eerder er bij [gedaagde] op aandrong dat met de meeste spoed het asbesthoudende dak moest worden vervangen. Ook deze kwestie vormt derhalve geen grondslag om de kosten van onderzoek bij haar neer te leggen, aldus [gedaagde] .
2.12.3.
[gedaagde] was gehouden mee te werken aan vervanging van het dak van de berging (zie 2.5.). Als zij dit had gedaan dan zou het onderzoek in 2020 niet nodig zijn geweest. Haar tekortkoming heeft dus schade veroorzaakt. Aangezien [gedaagde] verder geen verweren naar voren heeft gebracht die maken dat zij die schade niet hoeft te vergoeden (bijvoorbeeld omdat zij niet in verzuim verkeert, dat de schade haar niet valt toe te rekenen, dat de schade in onvoldoende causaal verband staat met haar tekortkoming of dat het gevorderde bedrag onjuist is) zal zij worden veroordeeld tot betaling van € 1.319,20 aan Weller Wonen. Tegen de verschuldigdheid van de hierover gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd en die zal eveneens worden toegewezen.
Verklaring voor recht
2.12.4.
De gevorderde verklaring voor recht zal niet worden gegeven omdat de kantonrechter niet beschikt over een glazen bol en dus niet bij voorbaat kan oordelen dat Weller Wonen nooit aansprakelijk zal zijn voor schade die [gedaagde] lijdt als die haar medewerking weigert aan door Weller Wonen noodzakelijk geachte onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Zo kan het bijvoorbeeld gebeuren dat Weller Wonen bepaalde werkzaamheden noodzakelijk acht, terwijl deze ingevolge de wet niet dringend zijn en [gedaagde] ook overigens niet is gehouden tot medewerking.
Kosten
2.13.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten van Weller Wonen worden tot vandaag begroot op:
dagvaarding: € 100,89
griffierecht: € 499,00
salaris gemachtigde:
€ 1.119,00(3 punten x tarief € 373,00)
totaal € 1.718,89.
2.14.
De gevorderde nakosten worden, met inachtneming van de richtlijnen van het LOVCK, toegewezen op de hierna in de beslissing te vermelden wijze.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Weller Wonen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 11.787,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2021 tot aan de dag van betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot vandaag aan de zijde van Weller Wonen begroot op € 1.718,89,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] onder de voorwaarde dat zij niet binnen twee weken na aanschrijving door Weller Wonen volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: GD