In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Limburg, is op 23 maart 2022 een vonnis gewezen in de zaak tussen eiser in conventie, verweerder in reconventie, en gedaagde in conventie, eiseres in reconventie. De zaak betreft een geschil over de verdeling van een woning en de bijbehorende eigenaarslasten en gebruiksvergoeding. Eiser in conventie heeft zijn eis gewijzigd, waarbij hij verzoekt om betaling van de helft van de door gedaagde in conventie betaalde eigenaarslasten van de woning vanaf 1 januari 2020. Gedaagde in conventie heeft hierop gereageerd en stelt dat, indien de eiswijziging wordt toegewezen, ook haar reeds gevorderde gebruikersvergoeding moet worden toegewezen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eiswijziging van eiser in conventie niet in strijd is met de goede procesorde, aangezien gedaagde in conventie al inhoudelijk op de gewijzigde eis heeft gereageerd. De rechtbank heeft ook het deskundigenrapport in overweging genomen, waarin de waarde van de woning is getaxeerd. De rechtbank heeft de waarde van de woning vastgesteld op € 297.500,00 en heeft geoordeeld dat de woning aan eiser in conventie moet worden toegedeeld. Eiser in conventie is verplicht om de helft van de waarde van de woning aan gedaagde in conventie te betalen.
Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de gebruiksvergoeding vastgesteld op basis van de gemiddelde waarden van de woning in de jaren 2017, 2018 en 2019, zoals vastgesteld door de deskundige. De rechtbank heeft de gevorderde eigenaarslasten en hypotheekrente vanaf 1 januari 2020 afgewezen, omdat eiser in conventie deze niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden en gedaagde in conventie in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over een mogelijke eiswijziging.