4.3.De rechtbank overweegt als volgt.
4.3.1.De gemeente verwijt A-D Beheer dat zij, als bestuurder van A-D Projectontwikkeling, het restant van locatie ‘De Moennik’ willens en wetens verkocht en overgedragen heeft aan HMH, zonder dat zij de daarvoor benodigde toestemming van de gemeente had.
4.3.2.De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 13 van de koopovereenkomst A-D Projectontwikkeling voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente behoefde voor het overdragen van (een gedeelte van) de percelen aan een derde, zoals HMH. Vast staat dat die voorafgaande schriftelijke toestemming er niet is. Evenmin volgt uit het verweer van A-D c.s. dat de gemeente mondeling toestemming heeft gegeven. Voor zover A-D c.s. hebben aangevoerd dat zij uit het niet reageren van de gemeente op de e-mail van [gedaagde sub 4] van 5 juli 2018 mochten afleiden dat de gemeente instemde met de overdracht volgt de rechtbank hen daarin niet. Uit het enkele niet reageren op één enkele e-mail valt geen instemming af te leiden, te meer niet omdat partijen voorafgaande schriftelijke overeenstemming als voorwaarde zijn overeengekomen. Bij de eerdere overdracht van de andere twee percelen op 2 februari 2016 en 31 juli 2017 is volgens A-D c.s. ook toestemming verleend door de gemeente, zodat niet valt in te zien waarom die toestemming voor deze overdracht niet nodig zou zijn. De rechtbank kan A-D c.s. ook niet volgen in hun verweer dat door overdracht van het laatste perceel aan HMH er van rechtswege een einde is gekomen aan de koopovereenkomst, zodat de gemeente daarom geen beroep zou kunnen doen op het boetebeding. Door die – ongeoorloofde – overdracht is immers de contractuele boete verbeurd. Die boete is niet voldaan, zodat geen sprake is van een situatie waarin aan alle verplichtingen uit de koopovereenkomst is voldaan. Daarmee is ook geen sprake van het eindigen van de koopovereenkomst. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat A-D Projectontwikkeling de contractuele boete van € 250.000,00 aan de gemeente is verschuldigd. Dat betekent dat de gemeente een vordering had op A-D Projectontwikkeling ter hoogte van € 250.000,00.
4.3.3.Voor zover A-D c.s. nog andere verweren hebben gevoerd omtrent de contractuele boete zal de rechtbank die hierna bespreken, aangezien A-D c.s. die verweren zelf hebben geplaatst in het kader van de vraag of de gemeente al dan niet schade heeft geleden en zo ja, tot welk bedrag.
4.3.4.Niet in geschil tussen partijen is dat A-D Projectontwikkeling direct na de overdracht van het perceel aan HMH en de ontvangst van de koopsom met betrekking tot dat perceel is ontbonden. De ontvangen koopsom is volgens A-D c.s. aangewend om een lening van AD Beheer aan A-D Projectontwikkeling (grotendeels) af te lossen.
4.3.5.De rechtbank hanteert bij de beantwoording van de vraag of met dit handelen sprake is van onrechtmatig handelen, resulterend in bestuurdersaansprakelijkheid, de volgende maatstaf.
4.3.6.Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een
onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is
voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast
aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een
bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is
vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan
worden gemaakt. (Zie: Hoge Raad 6 oktober 1989, ECLI:NL:PHR:1989:AB9521, Beklamel). Het is daarnaast vaste jurisprudentie dat een bestuurder van een vennootschap onrechtmatig handelt wanneer hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent, terwijl dit handelen of nalaten ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval
sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had
behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze tot
gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal
zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. (Zie: Hoge Raad 08 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, Ontvanger/Roelofsen). 4.3.7.Uit het voorgaande volgt dat A-D Projectontwikkeling een boete verbeurde door zonder de vereiste schriftelijke toestemming het perceel aan HMH over te dragen. Voor zover de rechtbank de verweren van A-D c.s. zo moet begrijpen dat zij stellen dat zij zich niet realiseerden dat zij die contractuele boete verbeurden, volgt de rechtbank hen daarin niet. A-D c.s. waren immers – in hun hoedanigheid van (middellijk) bestuurders – op de hoogte van de bepalingen uit de koopovereenkomst en zij hebben voor twee eerdere overdrachten wél toestemming gevraagd en verkregen van de gemeente. Na voornoemde overdracht aan HMH is A-D Beheer direct overgegaan tot ontbinding van A-D Projectontwikkeling. De verkoopopbrengst is kennelijk aangewend om een betaling te verrichten aan A-D Beheer, de bestuurder van A-D Projectontwikkeling. Met betrekking tot deze betaling hebben A-D c.s. weinig inzicht gegeven, zo is niet gesteld of gebleken dat de aan de betreffende betaling ten grondslag liggende lening opeisbaar was. Sterker nog, er is in het geheel geen inzicht gegeven in deze gestelde lening en de voorwaarden daarvan. De rechtbank kan daarom niet aannemen dat sprake was van een opeisbare lening van A-D Beheer aan A-D Projectontwikkeling. Er is daarmee sprake van een onverschuldigde betaling aan A-D Beheer. De ontvangen koopsom had aangewend dienen te worden om – voor zover mogelijk – de gemeente te voldoen. Door dat niet te doen, maar te handelen zoals hiervoor omschreven heeft A-D Beheer bewerkstelligd dat de gemeente met betrekking tot de verschuldigde contractuele boete geen verhaal meer kon nemen op de verkoopopbrengst. Gelet daarop is A-D Beheer aansprakelijk voor de schade die de gemeente daardoor heeft geleden.
4.3.8.Artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. Op grond van dit artikel zijn de bestuurders [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] naast A-D Beheer hoofdelijk aansprakelijk.
4.3.9.Voor zover uit de stellingen van de gemeente moet worden afgeleid dat het enkel verbeurd (doen) raken van de contractuele boete bestuurdersaansprakelijkheid met zich meebrengt, volgt de rechtbank de gemeente daarin niet. Die stelling is door de gemeente onvoldoende onderbouwd. Aan het verbeuren van de contractuele boete is een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst vooraf gegaan, bestaande uit het zonder schriftelijke toestemming overdragen van het perceel aan HMH. Gesteld noch gebleken is dat A-D Beheer op het moment dat zij besloot tot die overdracht al wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat voor de als gevolg daarvan te verbeuren contractuele boete voor de gemeente geen verhaal mogelijk zou zijn. Er stond immers een significante opbrengst tegenover. De onrechtmatigheid zit wat de rechtbank betreft – zoals hiervoor overwogen – in het frustreren van verhaal door ontbinding van A-D Projectontwikkeling direct na ontvangst van de koopopbrengst en het aanwenden van de verkoopopbrengst om A-D Beheer onverschuldigd te betalen.
4.3.10.Ter mondelinge behandeling hebben A-D c.s. nog een beroep gedaan op schending van de klachtplicht, omdat de gemeente pas op een later moment het boetebeding heeft ingeroepen. Voor een onrechtmatige daad als hiervoor omschreven geldt de klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW niet, zodat een beroep daarop alleen al daarom niet slaagt.
4.3.11.Resteert de vraag voor welk bedrag de gemeente schade heeft geleden. Anders dan de gemeente stelt is de rechtbank van oordeel dat de schade geen € 250.000,00 bedraagt. Weliswaar was A-D Projectontwikkeling dit bedrag aan de gemeente verschuldigd, maar gesteld noch gebleken is dat zij de middelen had om dit bedrag ook daadwerkelijk te voldoen. De bestuurdersaansprakelijkheid zit wat de rechtbank betreft – zoals hiervoor al overwogen – niet in het verschuldigd worden van de boete als zodanig, maar in het niet aanwenden van de verkoopopbrengst om die boete (zoveel als mogelijk) te voldoen, het in plaats daarvan onverschuldigd betalen aan A-D Beheer en het direct ontbinden van A-D Projectontwikkeling, zodat enig verhaal niet (meer) mogelijk was. Uit de – op dit punt niet althans onvoldoende weersproken – stellingen van A-D c.s. leidt de rechtbank af dat de netto verkoopopbrengst (na afdracht van btw) € 195.000,00 bedroeg. Dit bedrag had A-D Projectontwikkeling aan de gemeente kunnen en moeten voldoen. Van overige verhaalsmogelijkheden voor de gemeente is niet gebleken. Uitgangspunt is daarmee dat de schade voor de gemeente € 195.000,00 betreft. De overige door A-D c.s. aangevoerde verweren worden hierna besproken.
4.3.12.A-D c.s. hebben aangevoerd dat de betreffende boete gematigd dient te worden, waaruit dan – zo begrijpt de rechtbank – zou volgen dat de gemeente ook minder schade heeft geleden. De rechtbank kan op verlangen van de schuldenaar, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:94 BW). Die maatstaf brengt mee dat matiging alleen aan de orde is als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen reden om over te gaan tot matiging van de boete, nu er geen sprake is van een situatie dat de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Tussen partijen is niet in geschil dat de gemeente aanvankelijk een fors hogere koopprijs wenste te ontvangen voor de door haar aan A-D Projectontwikkeling geleverde percelen dan de prijs die later in de koopovereenkomst met A-D Projectontwikkeling is overeengekomen. Evenmin is betwist dat A-D Beheer door haar handelen het recht van de gemeente, althans de afdwingbare verplichting voor de eigenaar van locatie ‘De Moennik’, op realisatie van twaalf circulair gebouwde jongerenwoningen teniet heeft doen gaan. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd volgt dat de gemeente en HMH op het moment van overdracht van het perceel door A-D Projectontwikkeling aan HMH nog geen overeenstemming hadden bereikt over het (eventueel) door HMH te realiseren project. Het verweer van A-D c.s. dat al overeenstemming was bereikt tussen de gemeente en HMH op het moment van overdracht is namelijk onvoldoende onderbouwd en door de gemeente gemotiveerd betwist. De gemeente heeft daarnaast gemotiveerd betwist dat het project dat HMH thans realiseert ‘sterk vergelijkbaar is en voldoet aan de plannen van de gemeente’, zoals A-D c.s. hebben aangevoerd. De rechtbank kan daarom niet van de juistheid van die stelling van A-D c.s. uitgaan, noch daargelaten dat realisatie van een ‘sterk vergelijkbaar project’ eveneens afdoet aan de belangen van de gemeente om er precies het project dat haar voor ogen staat te laten realiseren en niet slechts iets dat daarbij in de buurt komt. Dat een boete in de orde van grootte van € 250.000,00 tegenover het voorgaande staat leidt niet tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat.
4.3.13.A-D c.s. hebben nog verweren aangevoerd die zien op een schadebeperkingsplicht dan wel eigen schuld van de gemeente en op onvoorziene omstandigheden. Die verweren zien allemaal op het al dan niet verschuldigd raken van de (gehele) boete. Ten aanzien van het beroep op een schadebeperkingsplicht of eigen schuld merkt de rechtbank op dat – zoals A-D c.s. zelf ook al heeft opgemerkt – het contractuele boetebeding een prikkel tot nakoming betreft en geen schade fixerende functie heeft, zodat toepassing daarvan niet aan de orde is. Ten aanzien van het beroep op onvoorziene omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat A-D c.s., als (middellijk) bestuurders van A-D Projectontwikkeling, er bewust voor hebben gekozen om over te gaan tot overdracht van het perceel aan HMH en niet hebben gekozen voor andere contractuele of wettelijke mogelijkheden om geheel of gedeeltelijk onder hun verplichtingen jegens de gemeente uit te komen, zodat een beroep daarop in het kader van deze procedure niet kan slagen. Indien A-D Projectontwikkeling daadwerkelijk een beroep op onvoorziene omstandigheden had willen doen, had zij dat immers gewoon (in 2018) kunnen doen.
4.3.14.De boetebepaling bepaalt niet dat de contractuele boete slechts (geheel) verbeurd wordt indien aan alle verplichtingen uit de koopovereenkomst niet wordt voldaan. Daarom ziet de rechtbank – anders dan A-D c.s. – geen reden om te oordelen dat de boete slechts voor 1/3e deel is verbeurd, omdat voor de overdracht van de andere twee percelen wel toestemming door de gemeente is verleend.
4.3.15.Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van de gemeente vast op het hiervoor genoemde bedrag van € 195.000,00. De vordering is toewijsbaar tot dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, en wordt voor wat betreft het meerdere afgewezen.
de proceskosten, de nakosten en een slotoverweging