ECLI:NL:RBLIM:2022:291

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/03/276543 / HA ZA 20-194
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad in het kader van een koopovereenkomst met de gemeente Peel en Maas

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 19 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Peel en Maas en A-D Projectontwikkeling Beheer B.V. en haar bestuurders. De gemeente vorderde een schadevergoeding van € 250.000,00 op grond van onrechtmatige daad, omdat A-D Projectontwikkeling zonder de vereiste schriftelijke toestemming van de gemeente een perceel had overgedragen aan een derde partij, HMH Ontwikkeling BV. De rechtbank oordeelde dat A-D Projectontwikkeling de contractuele boete van € 250.000,00 aan de gemeente verschuldigd was, maar dat de schade die de gemeente daadwerkelijk had geleden, € 195.000,00 bedroeg. Dit bedrag was het netto resultaat van de verkoop van het perceel aan HMH, dat A-D Projectontwikkeling had moeten aanwenden om de boete te voldoen. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders van A-D Projectontwikkeling, [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], hoofdelijk aansprakelijk waren op grond van artikel 2:11 BW, omdat zij onrechtmatig hadden gehandeld door de overdracht zonder toestemming van de gemeente te bewerkstelligen. De rechtbank veroordeelde A-D c.s. tot betaling van € 195.000,00 aan de gemeente, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde hen ook in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rolnummer: C/03/276543 / HA ZA 20-194
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE PEEL EN MAAS,
zetelend te Panningen,
eiseres,
advocaat: mr. H.C.M. van Haastert,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-D PROJECTONTWIKKELING BEHEER B.V.,
statutair gevestigd te Asten,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [plaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [plaats] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaten: mrs. A.M.H.C. Coppens en S.M.E. Janssen.
Partijen worden hierna de gemeente en A-D c.s. genoemd.
A-D c.s. worden afzonderlijk A-D Beheer, [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling van 23 november 2021;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van de gemeente;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van A-D c.s.
1.2.
Tot slot is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
A-D Beheer stond bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als zelfstandig bevoegd bestuurder van A-D Projectontwikkeling 3 BV (hierna: A-D Projectontwikkeling). [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn middellijk bestuurders van A-D Beheer (hierna gezamenlijk ook: de bestuurders).
2.2.
Binnen de gemeente Peel en Maas is de locatie ‘De Moennik’ gelegen. Het terrein van ‘De Moennik’ – opgedeeld in drie percelen – was in eigendom van de gemeente en is gelegen aan de Ruijsstraat 88 tot en met 90A te Panningen. Op locatie ‘De Moennik’ bevonden zich het oude schoolgebouw (nummer 90), een bijgebouw (nummer 90A) en een oude Meesterswoning (nummer 88).
2.3.
Tussen de gemeente en A-D Projectontwikkeling is op 31 december 2011 een koopovereenkomst gesloten (hierna: de koopovereenkomst) terzake voornoemde percelen met, voor zover relevant, de volgende bepalingen:
“(…)artikel 7 Bebouwing
7.1
Koper zal op de onroerende zaak de volgende bebouwing realiseren voor de doelgroep jongeren (geboortejaar 1981 of later):
a. 12 nieuwbouw starterswoningen op het achterterrein voor maximaal € 110.000 vrij op naam conform de bebouwingsvisie in bijlage II.
b. 6 startersappartementen in het voormalige schoolgebouw voor maximaal € 110.000, casco, kosten koper conform de bebouwingsvisie in bijlage II.
met daarbij behorende:
c. parkeer-, groen en infiltratievoorzieningen.
d. met de insteek cradle-to-cradle, overeenkomstig het ingediende plan bij de prijsvraag.
(…)
7.3
Binnen twee jaar na datum van het ondertekenen van de notariële akte moet de op de onroerende zaak te stichten bebouwing voltooid en gebruiksklaar zijn; indien daartoe aanleiding bestaat, kan deze termijn op verzoek van koper door het college van burgemeester en wethouders met maximaal een jaar worden verlengd.
7.4
Indien na verloop van de in lid 3 genoemde termijn de bebouwing nog niet is aangevangen is koper aan gemeente een schadevergoeding verschuldigd ter grootte van 10% van de koopprijs en heeft gemeente het recht de ontbinding van de koopovereenkomst te vorderen. De kosten van teruglevering zijn in dat geval voor rekening van koper, zodat gemeente vrij op naam krijgt teruggeleverd.
(…)
artikel 13 Verbod overdracht contractspositie
13.1
Het is koper niet toegestaan om rechten en/of verplichtingen die zij op grond van deze koopovereenkomst heeft, over te dragen aan derden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente. Aan een dergelijke toestemming kan de gemeente voorwaarden verbinden ter verzekering van de nakoming van deze koop en samenwerkingsovereenkomst. Hieronder valt niet de juridische levering aan de kopers van een individuele woning c.q. appartement of de overdracht van bouwblokken c.q. planonderdelen aan een belegger. Beide overdrachten kunnen desgewenst middels een ABC akte al dan niet na splitsing door de gemeente in appartementsrechten op kosten van koper, plaatsvinden.
13.2
Bij overtreding van het in lid 1 bepaalde, verbeurt de overtredende partij jegens de gemeente een zonder rechterlijke tussenkomst of ingebrekestelling direct opeisbare en niet voor rechtelijke matiging vatbare boete van € 250.000-- (zegge: tweehonderd vijftig duizend euro).
(…)”
Op 9 november 2012 heeft de juridische levering van de locatie ‘De Moennik’ aan A-D
Projectontwikkeling plaatsgevonden.
2.4.
Bij akte van 2 februari 2016 heeft A-D Projectontwikkeling het gedeelte van locatie ‘De Moennik’ waarop het schoolgebouw is gelegen overgedragen aan een derde. Hiervoor had A-D Projectontwikkeling schriftelijke toestemming van de gemeente.
2.5.
Bij akte van 31 juli 2017 heeft A-D Projectontwikkeling de oude Meesterswoning overgedragen aan particulieren en dat met schriftelijke toestemming van de gemeente. De kopers van de Meesterswoning hebben nadien zelf de renovatie van de Meesterswoning ter hand genomen.
2.6.
Bij e-mail van 5 juli 2018 heeft [gedaagde sub 4] namens A-D Projectontwikkeling in de volgende bewoordingen aan de gemeente voorgelegd de voorgenomen de verkoop en overdracht van het restant van locatie ‘De Moennik’ aan een andere ontwikkelaar, te weten HMH Ontwikkeling BV (hierna: HMH):
“Geachte mevrouw [naam]
We hebben op 16 april jl een gesprek gehad bij u op het gemeentehuis m.b.t. de voorgenomen verkoop van de gronden aan de Burgemeester Engelsstraat/’t Strotje in Panningen aan de heer [naam] dan wel een door hem aan te wijzen “nader te noemen meester”
Onderling is daar overeenstemming bereikt
We hebben aan u als Gemeente verzocht of er van uw kant bezwaren cq. voorwaarden zijn aan deze verkoop.
U zou daar op korte termijn bij mij op terugkomen
Aangezien wij niets meer van u hebben vernomen e er inmiddels een aantal positieve gesprekken hebben plaatsgehad tussen koper en de Gemeente, ga ik er van uit dat er van u kant geen voorwaarden/problemen zijn
Mocht het anders zijn, verneem ik graag per omgaande van u
Ik dank u alvast voor de genomen moeite.”
2.7.
Bij leveringsakte van 23 november 2018 heeft A-D Projectontwikkeling het restant – te weten het perceel kadastraal bekend gemeente Helden, sectie G, nummer 6856 -overgedragen aan HMH. De koopprijs bedroeg € 235.950,00 inclusief btw. Voor deze overdracht heeft de gemeente geen schriftelijke toestemming gegeven.
2.8.
A-D Projectontwikkeling is direct na de voornoemde overdracht van 23 november 2018 ontbonden. De liquidatie van A-D Projectontwikkeling is op 28 november 2018 beëindigd wegens het ontbreken van bekende baten. Per 17 december 2018 is A-D Projectontwikkeling uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.

3.Het geschil

3.1.
De gemeente vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1. A-D c.s. hoofdelijk uit hoofde van onrechtmatige daad te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente ter hoogte van € 250.000,00, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
2. A-D c.s. hoofdelijk in de kosten van dit geding te veroordelen, waaronder begrepen het verschuldigde griffierecht en het tot aan deze uitspraak begrote bedrag aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
3. A-D c.s. hoofdelijk te veroordelen in de na het vonnis ontstane kosten (nakosten), forfaitair berekend op € 157,00 zonder betekening en te vermeerderen met € 82,00 in geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis, althans vanaf de veertiende dag na de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
3.2.
A-D c.s. voeren verweer.
3.3.
Op hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt, voor zover van belang, onder de beoordeling teruggekomen.

4.De beoordeling

4.1.
Aan haar vordering legt de gemeente ten grondslag dat A-D Beheer onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld doordat zij, vertegenwoordigd door de bestuurders, actief heeft bewerkstelligd dat A-D Projectontwikkeling haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen, waardoor AD Beheer de gemeente schade heeft berokkend. De bestuurders zijn volgens de gemeente eveneens aansprakelijk op grond van artikel 2:11 Burgerlijk Wetboek (BW). De schade wordt door de gemeente gesteld op € 250.000,00, een bedrag dat gelijk is aan de contractuele boete die A-D Projectontwikkeling volgens de gemeente aan haar is verschuldigd.
4.2.
A-D c.s. betwisten dat zij jegens de gemeente onrechtmatig hebben gehandeld en betwisten eveneens de (hoogte van de) door de gemeente geleden schade.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
de aansprakelijkheid
4.3.1.
De gemeente verwijt A-D Beheer dat zij, als bestuurder van A-D Projectontwikkeling, het restant van locatie ‘De Moennik’ willens en wetens verkocht en overgedragen heeft aan HMH, zonder dat zij de daarvoor benodigde toestemming van de gemeente had.
4.3.2.
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 13 van de koopovereenkomst A-D Projectontwikkeling voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente behoefde voor het overdragen van (een gedeelte van) de percelen aan een derde, zoals HMH. Vast staat dat die voorafgaande schriftelijke toestemming er niet is. Evenmin volgt uit het verweer van A-D c.s. dat de gemeente mondeling toestemming heeft gegeven. Voor zover A-D c.s. hebben aangevoerd dat zij uit het niet reageren van de gemeente op de e-mail van [gedaagde sub 4] van 5 juli 2018 mochten afleiden dat de gemeente instemde met de overdracht volgt de rechtbank hen daarin niet. Uit het enkele niet reageren op één enkele e-mail valt geen instemming af te leiden, te meer niet omdat partijen voorafgaande schriftelijke overeenstemming als voorwaarde zijn overeengekomen. Bij de eerdere overdracht van de andere twee percelen op 2 februari 2016 en 31 juli 2017 is volgens A-D c.s. ook toestemming verleend door de gemeente, zodat niet valt in te zien waarom die toestemming voor deze overdracht niet nodig zou zijn. De rechtbank kan A-D c.s. ook niet volgen in hun verweer dat door overdracht van het laatste perceel aan HMH er van rechtswege een einde is gekomen aan de koopovereenkomst, zodat de gemeente daarom geen beroep zou kunnen doen op het boetebeding. Door die – ongeoorloofde – overdracht is immers de contractuele boete verbeurd. Die boete is niet voldaan, zodat geen sprake is van een situatie waarin aan alle verplichtingen uit de koopovereenkomst is voldaan. Daarmee is ook geen sprake van het eindigen van de koopovereenkomst. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat A-D Projectontwikkeling de contractuele boete van € 250.000,00 aan de gemeente is verschuldigd. Dat betekent dat de gemeente een vordering had op A-D Projectontwikkeling ter hoogte van € 250.000,00.
4.3.3.
Voor zover A-D c.s. nog andere verweren hebben gevoerd omtrent de contractuele boete zal de rechtbank die hierna bespreken, aangezien A-D c.s. die verweren zelf hebben geplaatst in het kader van de vraag of de gemeente al dan niet schade heeft geleden en zo ja, tot welk bedrag.
4.3.4.
Niet in geschil tussen partijen is dat A-D Projectontwikkeling direct na de overdracht van het perceel aan HMH en de ontvangst van de koopsom met betrekking tot dat perceel is ontbonden. De ontvangen koopsom is volgens A-D c.s. aangewend om een lening van AD Beheer aan A-D Projectontwikkeling (grotendeels) af te lossen.
4.3.5.
De rechtbank hanteert bij de beantwoording van de vraag of met dit handelen sprake is van onrechtmatig handelen, resulterend in bestuurdersaansprakelijkheid, de volgende maatstaf.
4.3.6.
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een
onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is
voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast
aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een
bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is
vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan
worden gemaakt. (Zie: Hoge Raad 6 oktober 1989, ECLI:NL:PHR:1989:AB9521, Beklamel). Het is daarnaast vaste jurisprudentie dat een bestuurder van een vennootschap onrechtmatig handelt wanneer hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de rechtspersoon zijn wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt en daardoor aan de wederpartij schade berokkent, terwijl dit handelen of nalaten ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan een persoonlijk
ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval
sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had
behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze tot
gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal
zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. (Zie: Hoge Raad 08 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, Ontvanger/Roelofsen).
4.3.7.
Uit het voorgaande volgt dat A-D Projectontwikkeling een boete verbeurde door zonder de vereiste schriftelijke toestemming het perceel aan HMH over te dragen. Voor zover de rechtbank de verweren van A-D c.s. zo moet begrijpen dat zij stellen dat zij zich niet realiseerden dat zij die contractuele boete verbeurden, volgt de rechtbank hen daarin niet. A-D c.s. waren immers – in hun hoedanigheid van (middellijk) bestuurders – op de hoogte van de bepalingen uit de koopovereenkomst en zij hebben voor twee eerdere overdrachten wél toestemming gevraagd en verkregen van de gemeente. Na voornoemde overdracht aan HMH is A-D Beheer direct overgegaan tot ontbinding van A-D Projectontwikkeling. De verkoopopbrengst is kennelijk aangewend om een betaling te verrichten aan A-D Beheer, de bestuurder van A-D Projectontwikkeling. Met betrekking tot deze betaling hebben A-D c.s. weinig inzicht gegeven, zo is niet gesteld of gebleken dat de aan de betreffende betaling ten grondslag liggende lening opeisbaar was. Sterker nog, er is in het geheel geen inzicht gegeven in deze gestelde lening en de voorwaarden daarvan. De rechtbank kan daarom niet aannemen dat sprake was van een opeisbare lening van A-D Beheer aan A-D Projectontwikkeling. Er is daarmee sprake van een onverschuldigde betaling aan A-D Beheer. De ontvangen koopsom had aangewend dienen te worden om – voor zover mogelijk – de gemeente te voldoen. Door dat niet te doen, maar te handelen zoals hiervoor omschreven heeft A-D Beheer bewerkstelligd dat de gemeente met betrekking tot de verschuldigde contractuele boete geen verhaal meer kon nemen op de verkoopopbrengst. Gelet daarop is A-D Beheer aansprakelijk voor de schade die de gemeente daardoor heeft geleden.
4.3.8.
Artikel 2:11 BW bepaalt dat de aansprakelijkheid van een rechtspersoon als bestuurder van een andere rechtspersoon tevens hoofdelijk rust op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon daarvan bestuurder is. Op grond van dit artikel zijn de bestuurders [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] naast A-D Beheer hoofdelijk aansprakelijk.
4.3.9.
Voor zover uit de stellingen van de gemeente moet worden afgeleid dat het enkel verbeurd (doen) raken van de contractuele boete bestuurdersaansprakelijkheid met zich meebrengt, volgt de rechtbank de gemeente daarin niet. Die stelling is door de gemeente onvoldoende onderbouwd. Aan het verbeuren van de contractuele boete is een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de koopovereenkomst vooraf gegaan, bestaande uit het zonder schriftelijke toestemming overdragen van het perceel aan HMH. Gesteld noch gebleken is dat A-D Beheer op het moment dat zij besloot tot die overdracht al wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat voor de als gevolg daarvan te verbeuren contractuele boete voor de gemeente geen verhaal mogelijk zou zijn. Er stond immers een significante opbrengst tegenover. De onrechtmatigheid zit wat de rechtbank betreft – zoals hiervoor overwogen – in het frustreren van verhaal door ontbinding van A-D Projectontwikkeling direct na ontvangst van de koopopbrengst en het aanwenden van de verkoopopbrengst om A-D Beheer onverschuldigd te betalen.
4.3.10.
Ter mondelinge behandeling hebben A-D c.s. nog een beroep gedaan op schending van de klachtplicht, omdat de gemeente pas op een later moment het boetebeding heeft ingeroepen. Voor een onrechtmatige daad als hiervoor omschreven geldt de klachtplicht als bedoeld in artikel 6:89 BW niet, zodat een beroep daarop alleen al daarom niet slaagt.
de schade
4.3.11.
Resteert de vraag voor welk bedrag de gemeente schade heeft geleden. Anders dan de gemeente stelt is de rechtbank van oordeel dat de schade geen € 250.000,00 bedraagt. Weliswaar was A-D Projectontwikkeling dit bedrag aan de gemeente verschuldigd, maar gesteld noch gebleken is dat zij de middelen had om dit bedrag ook daadwerkelijk te voldoen. De bestuurdersaansprakelijkheid zit wat de rechtbank betreft – zoals hiervoor al overwogen – niet in het verschuldigd worden van de boete als zodanig, maar in het niet aanwenden van de verkoopopbrengst om die boete (zoveel als mogelijk) te voldoen, het in plaats daarvan onverschuldigd betalen aan A-D Beheer en het direct ontbinden van A-D Projectontwikkeling, zodat enig verhaal niet (meer) mogelijk was. Uit de – op dit punt niet althans onvoldoende weersproken – stellingen van A-D c.s. leidt de rechtbank af dat de netto verkoopopbrengst (na afdracht van btw) € 195.000,00 bedroeg. Dit bedrag had A-D Projectontwikkeling aan de gemeente kunnen en moeten voldoen. Van overige verhaalsmogelijkheden voor de gemeente is niet gebleken. Uitgangspunt is daarmee dat de schade voor de gemeente € 195.000,00 betreft. De overige door A-D c.s. aangevoerde verweren worden hierna besproken.
4.3.12.
A-D c.s. hebben aangevoerd dat de betreffende boete gematigd dient te worden, waaruit dan – zo begrijpt de rechtbank – zou volgen dat de gemeente ook minder schade heeft geleden. De rechtbank kan op verlangen van de schuldenaar, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, de bedongen boete matigen, met dien verstande dat hij de schuldeiser ter zake van de tekortkoming niet minder kan toekennen dan de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:94 BW). Die maatstaf brengt mee dat matiging alleen aan de orde is als toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen reden om over te gaan tot matiging van de boete, nu er geen sprake is van een situatie dat de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Tussen partijen is niet in geschil dat de gemeente aanvankelijk een fors hogere koopprijs wenste te ontvangen voor de door haar aan A-D Projectontwikkeling geleverde percelen dan de prijs die later in de koopovereenkomst met A-D Projectontwikkeling is overeengekomen. Evenmin is betwist dat A-D Beheer door haar handelen het recht van de gemeente, althans de afdwingbare verplichting voor de eigenaar van locatie ‘De Moennik’, op realisatie van twaalf circulair gebouwde jongerenwoningen teniet heeft doen gaan. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd volgt dat de gemeente en HMH op het moment van overdracht van het perceel door A-D Projectontwikkeling aan HMH nog geen overeenstemming hadden bereikt over het (eventueel) door HMH te realiseren project. Het verweer van A-D c.s. dat al overeenstemming was bereikt tussen de gemeente en HMH op het moment van overdracht is namelijk onvoldoende onderbouwd en door de gemeente gemotiveerd betwist. De gemeente heeft daarnaast gemotiveerd betwist dat het project dat HMH thans realiseert ‘sterk vergelijkbaar is en voldoet aan de plannen van de gemeente’, zoals A-D c.s. hebben aangevoerd. De rechtbank kan daarom niet van de juistheid van die stelling van A-D c.s. uitgaan, noch daargelaten dat realisatie van een ‘sterk vergelijkbaar project’ eveneens afdoet aan de belangen van de gemeente om er precies het project dat haar voor ogen staat te laten realiseren en niet slechts iets dat daarbij in de buurt komt. Dat een boete in de orde van grootte van € 250.000,00 tegenover het voorgaande staat leidt niet tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat.
4.3.13.
A-D c.s. hebben nog verweren aangevoerd die zien op een schadebeperkingsplicht dan wel eigen schuld van de gemeente en op onvoorziene omstandigheden. Die verweren zien allemaal op het al dan niet verschuldigd raken van de (gehele) boete. Ten aanzien van het beroep op een schadebeperkingsplicht of eigen schuld merkt de rechtbank op dat – zoals A-D c.s. zelf ook al heeft opgemerkt – het contractuele boetebeding een prikkel tot nakoming betreft en geen schade fixerende functie heeft, zodat toepassing daarvan niet aan de orde is. Ten aanzien van het beroep op onvoorziene omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat A-D c.s., als (middellijk) bestuurders van A-D Projectontwikkeling, er bewust voor hebben gekozen om over te gaan tot overdracht van het perceel aan HMH en niet hebben gekozen voor andere contractuele of wettelijke mogelijkheden om geheel of gedeeltelijk onder hun verplichtingen jegens de gemeente uit te komen, zodat een beroep daarop in het kader van deze procedure niet kan slagen. Indien A-D Projectontwikkeling daadwerkelijk een beroep op onvoorziene omstandigheden had willen doen, had zij dat immers gewoon (in 2018) kunnen doen.
4.3.14.
De boetebepaling bepaalt niet dat de contractuele boete slechts (geheel) verbeurd wordt indien aan alle verplichtingen uit de koopovereenkomst niet wordt voldaan. Daarom ziet de rechtbank – anders dan A-D c.s. – geen reden om te oordelen dat de boete slechts voor 1/3e deel is verbeurd, omdat voor de overdracht van de andere twee percelen wel toestemming door de gemeente is verleend.
4.3.15.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de schade van de gemeente vast op het hiervoor genoemde bedrag van € 195.000,00. De vordering is toewijsbaar tot dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente, en wordt voor wat betreft het meerdere afgewezen.
de proceskosten, de nakosten en een slotoverweging
4.4.
A-D c.s. worden als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van de gemeente op:
- dagvaarding € 260,55 (= 3 x € 86,85)
- griffierecht € 4.131,00
- salaris advocaat €
4.982,00(2,0 punten × tarief € 2.491,00)
Totaal € 9.373,55
4.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.6.
De beslissingen van de rechtbank zijn gebaseerd op de overwegingen die hierboven staan. Alles wat partijen meer of anders hebben aangevoerd blijft verder buiten beschouwing omdat het voor de beslissing van de rechtbank niet (langer) relevant is.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
veroordeelt A-D c.s. hoofdelijk om aan de gemeente te betalen een bedrag van € 195.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van 19 januari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt A-D c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 9.373,55, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt A-D c.s. hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat A-D c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kluin en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: PB