ECLI:NL:RBLIM:2022:3093

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
03.021156.21
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine

Op 20 april 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en het verrichten van voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. De verdachte, geboren in 1964 en wonende in Goirle, werd bijgestaan door advocaat mr. W.J.M. van der Putten. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 6 april 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, die betrekking hadden op de periode van 5 april 2019 tot en met 9 april 2020. De verdachte had samen met anderen 2,8 liter amfetamine aanwezig gehad en voorbereidingshandelingen verricht voor de productie van amfetamine. Het bewijs was mede gebaseerd op berichtenverkeer van de dienst Encrochat, waaruit bleek dat de verdachte in opdracht van anderen handelingen verrichtte die verband hielden met de productie van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen een criminele organisatie die zich bezighield met de productie van synthetische drugs.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.021156.21
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. W.J.M. van der Putten, advocaat kantoorhoudende te Goirle.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2022. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:in de periode van 5 april 2019 tot en met 9 april 2020 samen met anderen opzettelijk 2,8 liter van een materiaal bevattende amfetamine aanwezig heeft gehad;
Feit 2:in de periode van 5 april 2019 tot en met 9 april 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine door anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen daartoe te verschaffen en door voorwerpen en stoffen die daarvoor waren bestemd, voorhanden te hebben.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten. Uit het berichtenverkeer van Encrochat blijkt dat bij beide ten laste gelegde feiten sprake was van medeplegen omdat uit die berichten volgt dat de verdachte in opdracht van anderen goederen, geschikt voor de productie van amfetamine, heeft vervoerd en heeft opgeslagen en dat daarover afspraken met hem zijn gemaakt.
Ten aanzien van feit 1 is bewijsbaar dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van een materiaal bevattende amfetamine op 9 april 2020 nu hij de bewuste apparatuur die dag voorhanden had met daarin een restproduct bevattende amfetamine.
De hele ten laste gelegde pleegperiode van feit 2, die gelijk is aan de huurperiode van de zeecontainer waarin de bewuste goederen zijn aangetroffen, is bewijsbaar omdat de verdachte in die periode meermaals voor de productie van amfetamine geschikte goederen naar de container heeft vervoerd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor beide feiten vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van opzet. De verdachte heeft enkel een door hem gehuurde container ter beschikking gesteld voor de opslag van laboratoriumapparatuur. Hij wist niet dat die apparatuur geschikt was voor de productie van synthetische drugs, en hij hoefde dat ook niet te weten omdat hij een heel naïeve persoon is. De verdachte had dan ook geen opzet op de onder feit 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen. Gelet daarop had de verdachte geen enkele wetenschap van het restje amfetamine dat in de ketel zat, waardoor hij ook geen opzet had op het aanwezig hebben daarvan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 9 april 2020 heeft de politie de volgende informatie, afkomstig uit een ander opsporingsonderzoek, ontvangen:
"In een zeecontainer (genummerd [nummer] ) die staat op het terrein van de [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] , is een opslag ten behoeve van de productie van synthetische drugs gevestigd.". [2] Nadat de politie de bewuste container heeft opgezocht en geopend, bleek dat daarin pallets stonden met daarop onder andere drukketels en reactievaten die gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. Deze goederen zijn nader onderzocht door de Landelijke Faciliteit Ontmanteling (LFO). [3]
De LFO heeft in de container diverse goederen aangetroffen waaronder (destillatie)ketels, koelers jerrycans en chemicaliën (onder meer zuren, formamide en natriumhydroxide) alsmede een jerrycan met 2,6 liter vloeistof en een ketel met een vloeistof restant van 0,2 liter. Deze beide laatstgenoemde vloeistoffen bleken amfetamine te bevatten. Volgens de LFO zijn de aangetroffen goederen en chemicaliën typisch goederen die passen bij de productie van amfetamine volgens de Lauckart-synthese. Het is volgens de verbalisanten dan ook zeer aannemelijk dat de aangetroffen goederen zijn bedoeld en al eerder zijn gebruikt voor de productie van amfetamine. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij werkzaam is bij het bedrijf [naam bedrijf] te Urmond en dat drie zeecontainers werden gehuurd door de verdachte, waaronder de container met het nummer [nummer] . De getuige heeft onder andere een kopie van het huurcontract voor deze container aan de politie overhandigd. Uit dit huurcontract blijkt dat de verdachte de container huurde sinds 5 april 2019. [5]
In een ander politieonderzoek, met de naam Proteus zijn berichten, afkomstig van de server van het bedrijf “Enchrochat” ter beschikking gesteld aan de politie. Deze berichten zijn gedeeld met de politie in het onderzoek naar de verdachte. In dit onderzoek hebben ook observaties plaatsgevonden, waarvan enkele resultaten zijn gedeeld met de politie in het onderzoek naar de verdachte. Uit de Encrochatberichten blijkt het volgende. Op
3 april 2020 heeft een chatgesprek plaatsgevonden tussen het account ‘ [naam 1] ’ dat wordt toegeschreven aan [naam 2] en het account ‘ [naam 3] ’ dat wordt toegeschreven aan [naam 4] . In dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het vervoeren van een ketel die net klaar is. De politie vermoedt dat hiermee een installatie voor het produceren van (grondstoffen voor) synthetische drugs wordt bedoeld. Iemand die “ [naam 5] ” wordt genoemd zal met een bus komen en de ketel vervoeren naar de opslag. [naam 4] en [naam 2] gaan dan naar de “andere lasser” om af te rekenen. In het voornoemde onderzoek ‘Proteus’ is gebleken dat met “ [naam 5] ” de verdachte wordt bedoeld. [naam 3] heeft eerst een bericht gestuurd dat zij in een aparte auto naar de opslag zullen rijden, waarop [naam 1] heeft gevraagd of [naam 5] dat niet alleen kan en dat hij genoeg geld krijgt. Vrijwel tegelijkertijd heeft ook een chatgesprek plaatsgevonden tussen de Encrochataccounts ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 6] ’. Daaruit blijkt dat [naam 6] beschikt over een bus om een koeler te halen. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van het Encrochataccount [naam 6] . De verdachte zou de koeler ophalen in de ochtend van 4 april 2020. [6]
Op 4 april 2020 om 8:53 uur heeft [naam 6] het volgende bericht naar [naam 3] gestuurd:
“Ben er”en om 11:06 uur “
Staat er in maat”.De politie vermoedt dat daarmee wordt bedoeld dat de ketel uit de bus in de opslag is geplaatst. Uit het op die dag om 11:07 uur door [naam 6] verstuurde bericht
“Uurtje ben ik terub”is volgens de politie af te leiden dat [naam 6] zich weer opmaakt voor de terugreis.
Bij observaties is op 4 april 2020 rond 11.00 uur gezien dat – naar later bleek – de verdachte met een Opel met kenteken [kenteken 1] samen met een derde bij de hiervoor genoemde zeecontainer aankwam, waarna zij iets dat kennelijk zwaar was vanuit de Opel [kenteken 2] de container in rolden. Tevens werd gezien dat zij een langwerpig wit voorwerp dat zij samen droegen ook in de container legden. [7]
Uit de politiesystemen is gebleken dat de verdachte op 4 april 2020 omstreeks 11:35 uur is aangehouden op verdenking van heling terwijl hij op de A2 in de omgeving van Budel reed in een zwarte (gestolen) Opel Vivaro. Op 4 april 2020 omstreeks 16:30 heeft het Encrochataccount [naam 6] weer contact opgenomen met [naam 3] . Uit dit gesprek blijkt dat [naam 6] net van het politiebureau komt en weer in Tilburg is. Verder bevestigt [naam 6] dat hij met zijn bus van de weg is gehaald door de politie. Hij heeft daarover ook het volgende geschreven:
“Ja denk het ook maar beter op terugweg als heengaans haha”. [8]
Op de terechtzitting van 6 april 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij in opdracht van anderen twee keer spullen naar de container heeft gebracht, waaronder een koeler, om wat bij te verdienen. Hij had een sleutel van de container en heeft spullen in de container gezet. Op dat moment rook hij in de container een vreemde chemische geur die hij niet thuis kon brengen. Hij is een keer aangehouden op de terugweg van een transport. De auto waarin hij toen reed, bleek gestolen te zijn. Hij was in het bezit van een Encrochat-telefoon en zijn gebruikersnaam was ‘ [naam 6] ’. [9] De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij denkt dat hij de RVS stoomketel van 60 centimeter hoog in de container heeft gezet omdat de spullen die hij naar de container heeft gebracht van roestvrij staal waren. Hij heeft ook de twee dopvaten van 200 liter, diverse jerrycans en de zakken met caustic soda in de zeecontainer gezet. [10]
Opzet
Aan de verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine door anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen daartoe te verschaffen en door voorwerpen en stoffen die daarvoor waren bestemd voorhanden te hebben. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het vereiste opzet op de voorbereidingshandelingen ontbreekt omdat de verdachte niet wist dat de apparatuur geschikt was voor de productie van synthetische drugs, en dat ook niet hoefde te weten. De rechtbank beoordeelt dit verweer als volgt.
De verdachte heeft op de terechtzitting van 6 april 2022 verklaard dat hij de zeecontainer had onderverhuurd, maar dat de goederen die daarin zijn aangetroffen van anderen waren en dat hij niet wist waar die voor dienden. Uit verdachtes eigen verklaring blijkt dat hij wist welke goederen zich in de zeecontainer bevonden omdat hij tweemaal goederen van roestvrij staal, waaronder een koeler, diverse jerrycans en twee dopvaten naar de container heeft vervoerd en daarin heeft gezet. Hij kon ook beschikken over deze goederen omdat hij een sleutel van de container had. Uit het berichtenverkeer van Encrochat blijkt dat de verdachte wist dat het vervoer van de goederen naar de container niet in de haak was. Dat wordt ondersteund door de omstandigheid dat de verdachte een chemische lucht rook toen hij in de container was en uit de omstandigheid dat hij – zo volgt uit het berichtenverkeer – “goed werd betaald” voor zijn diensten. De verdachte was bovendien in het bezit van een dure Encrochat-telefoon waarmee hij versleuteld communiceerde. Dat maakt des te waarschijnlijker dat de verdachte wist waarmee hij zich bezig hield, niet alleen omdat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij er financieel slecht voor staat omdat hij leeft van een uitkering, onder bewind staat en schulden heeft van tussen de € 30.000,- en € 40.000,- maar ook omdat dergelijke telefoons vrijwel uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Daar komt nog bij dat een groot deel van de goederen en stoffen die in de container zijn aangetroffen duidelijk bestemd waren voor gebruik in een laboratorium voor de productie van synthetische drugs.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande en gezien de aard, de hoeveelheid en de combinatie van in de zeecontainer aangetroffen goederen worden aangenomen dat de verdachte wist dat deze bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank acht daarmee het onder feit 2 ten laste gelegde opzet bewezen.
Het voorhanden hebben van goederen gebruikt en bestemd voor de productie van amfetamine levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat zich daarin resten van het productieproces bevinden, zoals vloeistof met amfetamine. Door voornoemde goederen opzettelijk voorhanden te hebben, heeft de verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Daarmee acht de rechtbank ook het onder feit 1 ten laste gelegde opzet in voorwaardelijke zin bewezen.
Medeplegen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in opdracht van anderen diverse goederen en stoffen, bestemd voor de productie van amfetamine, in de door hem gehuurde zeecontainer heeft opgeslagen, waaronder de aangetroffen amfetamine. Uit het berichtenverkeer van Encrochat blijkt dat sprake was van een taakverdeling tussen de verdachte en zijn medeverdachten, dat afspraken werden gemaakt over de opslag van voornoemde goederen en stoffen en dat de verdachte tegen betaling door de medeverdachten werd aangestuurd. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Pleegperiodes
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op
9 april 2020 de onder feit 1 ten laste gelegde hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine voorhanden heeft gehad. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte de amfetamine vóór die datum voorhanden heeft gehad. Dat is anders voor de voorbereidingshandelingen, nu is komen vast te staan dat de verdachte sinds 5 april 2019 huurder was van de zeecontainer waarin de goederen en stoffen bestemd voor de productie van amfetamine stonden. Ook heeft de verdachte ten minste tweemaal vóór 9 april 2020 dergelijke goederen naar de container gebracht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de onder feit 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen zijn gepleegd in de periode van
5 april 2019 tot en met 9 april 2020.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 9 april 2020 te Urmond, gemeente Stein, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,8 liter van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 5 april 2019 tot en met 9 april 2020 te Urmond, gemeente Stein, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- een zeecontainer, gelegen aan de [adres 2] , gemeente Stein, als opslagruimte voor chemicaliën en grondstoffen en productiemiddelen bestemd voor het vervaardigen van amfetamine gehuurd en ter beschikking gesteld, en
- meerdere onderdelen van een productieopstelling bestemd voor het vervaardigen van amfetamine voorhanden gehad, te weten: een RVS destillatieketel en meerdere RVS stoomketels en meerdere industriële RVS ketels en meerdere dopvaten en meerdere RVS
koelers en een RVS refluxkoeler
- en (laboratorium)benodigdheden voorhanden gehad, waaronder: jerrycans en maatbekers en een klemdekselvat en gasbranders
- en chemicaliën/grondstoffen voorhanden gehad, waaronder: formamide en mierenzuur en N-formylamfetamine en natriumhydroxide.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
medeplegen van het om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft bij het formuleren van haar strafeis rekening gehouden met de richtlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie. De verdachte heeft niet enkel een ruimte ter beschikking gesteld voor de opslag van apparatuur die bestemd was voor de productie van amfetamine. Hij was onderdeel van een organisatie die zich bezighield met amfetamineproductie en hij communiceerde daarover met een versleutelde telefoon van de berichtendienst Encrochat. De officier van justitie acht een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk ter voorkoming van recidive omdat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en omdat hij op dit moment nog steeds in een slechte financiële situatie verkeert.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van een bewezenverklaring verzocht te volstaan met een taakstraf, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, in verband met de beperkte rol die de verdachte had bij het ten laste gelegde en gelet op zijn persoonlijke omstandigheden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft samen met anderen een hoeveelheid amfetamine en diverse goederen en stoffen, bestemd voor de productie van amfetamine, voorhanden gehad en een door hem gehuurde zeecontainer voor de opslag daarvan ter beschikking gesteld. Daarmee vervulde hij een belangrijke rol bij de productie van synthetische drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie van synthetische drugs wordt uitgevoerd door criminele organisaties of samenwerkingsverbanden. Dat was in deze zaak ook het geval. De verdachte had contact met de overige leden van de organisatie via een versleutelde telefoon van de berichtendienst Encrochat, een dienst die tot voor kort door veel criminelen werd gebruikt bij het beramen en begaan van diverse strafbare feiten.
De productie van en handel in synthetische drugs dient krachtig te worden bestreden in verband met de schadelijkheid daarvan voor de volksgezondheid. Het gebruik van deze harddrugs brengt immers gezondheidsrisico's mee zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden. Dergelijke dumpingen vinden zelfs in of in de buurt van woonwijken plaats. Deze dumpingen zijn, zeker in de zuidelijke provincies, aan de orde van de dag. Daarmee is de productie van synthetische drugs een groot maatschappelijk probleem.
Criminele organisaties hebben een ontwrichtend effect op de maatschappij, onder meer door het witwassen van de criminele winsten en de vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld. Dit werkt ontwrichtend op het economisch verkeer en is ondermijnend voor de maatschappij. De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan deze problematiek om er zelf financieel beter van te worden. Het is bovendien niet de eerste keer dat de verdachte de Opiumwet heeft overtreden: hij had dus beter moeten weten. Dat rekent de rechtbank hem aan. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de daarop gestelde wettelijke strafmaxima, en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De rechtbank zoekt bij het bepalen van de strafmaat aansluiting bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Uitgangspunt bij de oriëntatiepunten is dat de verdachte niet eerder is veroordeeld (dus een first offender is). Bij het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van harddrugs is de hoeveelheid harddrugs bepalend. Daarbij geldt dat 5 milliliter harddrugs overeenkomt met 0,5 gram. De verdachte heeft 2.800 milliliter van een materiaal bevattende amfetamine voorhanden gehad, zodat het oriëntatiepunt behorende bij 280 gram van toepassing is. Voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 200 tot 500 gram harddrugs in organisatieverband wordt uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van amfetamine. Daarvoor bestaat geen oriëntatiepunt. De rechtbank heeft daarom in aanmerking genomen wat doorgaans in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd, namelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van meerdere maanden.
De rechtbank houdt vervolgens in strafverzwarende zin rekening met het volgende. De verdachte is in de afgelopen vijf jaren eerder veroordeeld voor Opiumwetfeiten, waardoor het taakstrafverbod van artikel 22b van toepassing is. Uit de omstandigheid dat de verdachte beschikte over een Encrochat-telefoon waarmee hij versleuteld communiceerde met andere leden van de organisatie die achter de productie van amfetamine zat, blijkt dat hij een meer dan geringe rol had in dat proces. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank een gevangenisstraf van 8 maanden passend en geboden. De verdachte handelde vanuit een financieel motief en verkeert nog steeds in een slechte financiële situatie. Dit maakt dat dient te worden gevreesd voor herhaling. De rechtbank zal daarom een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan een langer dan gebruikelijke proeftijd verbinden als stok achter de deur.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 3 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk, voorzitter, mr. A.P.A. Bisscheroux en mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Hoelbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2022.
Buiten staat
Mr. Van Venrooij is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 5 april 2019 tot en met 9 april 2020 te Urmond,
gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,8 liter, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 april 2019 tot en
met 9 april 2020 te Urmond, gemeente Stein, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen (telkens) om een feit bedoeld in het vierde lid van
artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het
plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te
vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)
- een of meerdere zeecontainers, gelegen aan de [adres 2] , gemeente
Stein, (als opslagruimte(n) voor chemicaliën en/of grondstoffen en/of
productiemiddelen bestemd voor het vervaardigen van amfetamine) gehuurd en/of
laten huren en/of ter beschikking gesteld,
en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling bestemd voor
het vervaardigen van amfetamine voorhanden gehad, te weten: een of meerdere
RVS destillatieketels en/of een of meerdere RVS stoomketels en/of een of meerdere
industriële RVS ketels en/of een of meerdere dopvaten en/of een of meerdere RVS
koelers en/of een of meerdere RVS refluxkoelers
- en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden voorhanden
gehad, waaronder: jerrycans en/of maatbekers en/of een klemdekselvat en/of
gasbranders
- en/of (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen voorhanden
gehad, waaronder: formamide en/of mierenzuur en/of N-formylamfetamine en/of
natriumhydroxide;
( art 11a Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Team Ondermijning Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA20208, gesloten d.d. 27 oktober 2020, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 202.
2.Afschermingsproces-verbaal d.d. 9 april 2020, pagina 58.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2020, pagina 59 en Proces-verbaal forensisch onderzoek bedrijf ( [adres 2] ) d.d. 3 oktober 2020, pagina 105.
4.Proces-verbaal d.d. 1 mei 2020, pagina’s 61 tot en met 65, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijk bescheid, zijnde een rapport Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 9 april 2020 op de [adres 2] d.d. 28 mei 2020, pagina 94.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 april 2020, pagina 35, in onderlinge samenhang bezien met het schriftelijk bescheid, zijnde een huurcontract d.d. 5 april 2019, pagina 38.
6.Proces-verbaal relaas casus Urmond d.d. 22 september 2022, pagina’s 162 en 164 tot en met 166.
7.Proces-verbaal relaas casus Urmond d.d. 22 september 2022, pagina 170.
8.Proces-verbaal relaas casus Urmond d.d. 22 september 2022, pagina’s 166, 170 en 171.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 6 april 2022.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 augustus 2020, pagina 29.