3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 9 april 2020 heeft de politie de volgende informatie, afkomstig uit een ander opsporingsonderzoek, ontvangen:
"In een zeecontainer (genummerd [nummer] ) die staat op het terrein van de [naam bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] , is een opslag ten behoeve van de productie van synthetische drugs gevestigd.".Nadat de politie de bewuste container heeft opgezocht en geopend, bleek dat daarin pallets stonden met daarop onder andere drukketels en reactievaten die gebruikt worden bij de productie van synthetische drugs. Deze goederen zijn nader onderzocht door de Landelijke Faciliteit Ontmanteling (LFO).
De LFO heeft in de container diverse goederen aangetroffen waaronder (destillatie)ketels, koelers jerrycans en chemicaliën (onder meer zuren, formamide en natriumhydroxide) alsmede een jerrycan met 2,6 liter vloeistof en een ketel met een vloeistof restant van 0,2 liter. Deze beide laatstgenoemde vloeistoffen bleken amfetamine te bevatten. Volgens de LFO zijn de aangetroffen goederen en chemicaliën typisch goederen die passen bij de productie van amfetamine volgens de Lauckart-synthese. Het is volgens de verbalisanten dan ook zeer aannemelijk dat de aangetroffen goederen zijn bedoeld en al eerder zijn gebruikt voor de productie van amfetamine.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij werkzaam is bij het bedrijf [naam bedrijf] te Urmond en dat drie zeecontainers werden gehuurd door de verdachte, waaronder de container met het nummer [nummer] . De getuige heeft onder andere een kopie van het huurcontract voor deze container aan de politie overhandigd. Uit dit huurcontract blijkt dat de verdachte de container huurde sinds 5 april 2019.
In een ander politieonderzoek, met de naam Proteus zijn berichten, afkomstig van de server van het bedrijf “Enchrochat” ter beschikking gesteld aan de politie. Deze berichten zijn gedeeld met de politie in het onderzoek naar de verdachte. In dit onderzoek hebben ook observaties plaatsgevonden, waarvan enkele resultaten zijn gedeeld met de politie in het onderzoek naar de verdachte. Uit de Encrochatberichten blijkt het volgende. Op
3 april 2020 heeft een chatgesprek plaatsgevonden tussen het account ‘ [naam 1] ’ dat wordt toegeschreven aan [naam 2] en het account ‘ [naam 3] ’ dat wordt toegeschreven aan [naam 4] . In dit gesprek zijn afspraken gemaakt over het vervoeren van een ketel die net klaar is. De politie vermoedt dat hiermee een installatie voor het produceren van (grondstoffen voor) synthetische drugs wordt bedoeld. Iemand die “ [naam 5] ” wordt genoemd zal met een bus komen en de ketel vervoeren naar de opslag. [naam 4] en [naam 2] gaan dan naar de “andere lasser” om af te rekenen. In het voornoemde onderzoek ‘Proteus’ is gebleken dat met “ [naam 5] ” de verdachte wordt bedoeld. [naam 3] heeft eerst een bericht gestuurd dat zij in een aparte auto naar de opslag zullen rijden, waarop [naam 1] heeft gevraagd of [naam 5] dat niet alleen kan en dat hij genoeg geld krijgt. Vrijwel tegelijkertijd heeft ook een chatgesprek plaatsgevonden tussen de Encrochataccounts ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 6] ’. Daaruit blijkt dat [naam 6] beschikt over een bus om een koeler te halen. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van het Encrochataccount [naam 6] . De verdachte zou de koeler ophalen in de ochtend van 4 april 2020.
Op 4 april 2020 om 8:53 uur heeft [naam 6] het volgende bericht naar [naam 3] gestuurd:
“Ben er”en om 11:06 uur “
Staat er in maat”.De politie vermoedt dat daarmee wordt bedoeld dat de ketel uit de bus in de opslag is geplaatst. Uit het op die dag om 11:07 uur door [naam 6] verstuurde bericht
“Uurtje ben ik terub”is volgens de politie af te leiden dat [naam 6] zich weer opmaakt voor de terugreis.
Bij observaties is op 4 april 2020 rond 11.00 uur gezien dat – naar later bleek – de verdachte met een Opel met kenteken [kenteken 1] samen met een derde bij de hiervoor genoemde zeecontainer aankwam, waarna zij iets dat kennelijk zwaar was vanuit de Opel [kenteken 2] de container in rolden. Tevens werd gezien dat zij een langwerpig wit voorwerp dat zij samen droegen ook in de container legden.
Uit de politiesystemen is gebleken dat de verdachte op 4 april 2020 omstreeks 11:35 uur is aangehouden op verdenking van heling terwijl hij op de A2 in de omgeving van Budel reed in een zwarte (gestolen) Opel Vivaro. Op 4 april 2020 omstreeks 16:30 heeft het Encrochataccount [naam 6] weer contact opgenomen met [naam 3] . Uit dit gesprek blijkt dat [naam 6] net van het politiebureau komt en weer in Tilburg is. Verder bevestigt [naam 6] dat hij met zijn bus van de weg is gehaald door de politie. Hij heeft daarover ook het volgende geschreven:
“Ja denk het ook maar beter op terugweg als heengaans haha”.
Op de terechtzitting van 6 april 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij in opdracht van anderen twee keer spullen naar de container heeft gebracht, waaronder een koeler, om wat bij te verdienen. Hij had een sleutel van de container en heeft spullen in de container gezet. Op dat moment rook hij in de container een vreemde chemische geur die hij niet thuis kon brengen. Hij is een keer aangehouden op de terugweg van een transport. De auto waarin hij toen reed, bleek gestolen te zijn. Hij was in het bezit van een Encrochat-telefoon en zijn gebruikersnaam was ‘ [naam 6] ’.De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij denkt dat hij de RVS stoomketel van 60 centimeter hoog in de container heeft gezet omdat de spullen die hij naar de container heeft gebracht van roestvrij staal waren. Hij heeft ook de twee dopvaten van 200 liter, diverse jerrycans en de zakken met caustic soda in de zeecontainer gezet.
Opzet
Aan de verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van amfetamine door anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen daartoe te verschaffen en door voorwerpen en stoffen die daarvoor waren bestemd voorhanden te hebben. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het vereiste opzet op de voorbereidingshandelingen ontbreekt omdat de verdachte niet wist dat de apparatuur geschikt was voor de productie van synthetische drugs, en dat ook niet hoefde te weten. De rechtbank beoordeelt dit verweer als volgt.
De verdachte heeft op de terechtzitting van 6 april 2022 verklaard dat hij de zeecontainer had onderverhuurd, maar dat de goederen die daarin zijn aangetroffen van anderen waren en dat hij niet wist waar die voor dienden. Uit verdachtes eigen verklaring blijkt dat hij wist welke goederen zich in de zeecontainer bevonden omdat hij tweemaal goederen van roestvrij staal, waaronder een koeler, diverse jerrycans en twee dopvaten naar de container heeft vervoerd en daarin heeft gezet. Hij kon ook beschikken over deze goederen omdat hij een sleutel van de container had. Uit het berichtenverkeer van Encrochat blijkt dat de verdachte wist dat het vervoer van de goederen naar de container niet in de haak was. Dat wordt ondersteund door de omstandigheid dat de verdachte een chemische lucht rook toen hij in de container was en uit de omstandigheid dat hij – zo volgt uit het berichtenverkeer – “goed werd betaald” voor zijn diensten. De verdachte was bovendien in het bezit van een dure Encrochat-telefoon waarmee hij versleuteld communiceerde. Dat maakt des te waarschijnlijker dat de verdachte wist waarmee hij zich bezig hield, niet alleen omdat de verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij er financieel slecht voor staat omdat hij leeft van een uitkering, onder bewind staat en schulden heeft van tussen de € 30.000,- en € 40.000,- maar ook omdat dergelijke telefoons vrijwel uitsluitend in het criminele circuit worden gebruikt. Daar komt nog bij dat een groot deel van de goederen en stoffen die in de container zijn aangetroffen duidelijk bestemd waren voor gebruik in een laboratorium voor de productie van synthetische drugs.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op het voorgaande en gezien de aard, de hoeveelheid en de combinatie van in de zeecontainer aangetroffen goederen worden aangenomen dat de verdachte wist dat deze bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank acht daarmee het onder feit 2 ten laste gelegde opzet bewezen.
Het voorhanden hebben van goederen gebruikt en bestemd voor de productie van amfetamine levert naar het oordeel van de rechtbank de aanmerkelijke kans op dat zich daarin resten van het productieproces bevinden, zoals vloeistof met amfetamine. Door voornoemde goederen opzettelijk voorhanden te hebben, heeft de verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Daarmee acht de rechtbank ook het onder feit 1 ten laste gelegde opzet in voorwaardelijke zin bewezen.
Medeplegen
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in opdracht van anderen diverse goederen en stoffen, bestemd voor de productie van amfetamine, in de door hem gehuurde zeecontainer heeft opgeslagen, waaronder de aangetroffen amfetamine. Uit het berichtenverkeer van Encrochat blijkt dat sprake was van een taakverdeling tussen de verdachte en zijn medeverdachten, dat afspraken werden gemaakt over de opslag van voornoemde goederen en stoffen en dat de verdachte tegen betaling door de medeverdachten werd aangestuurd. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Pleegperiodes
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte op
9 april 2020 de onder feit 1 ten laste gelegde hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine voorhanden heeft gehad. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte de amfetamine vóór die datum voorhanden heeft gehad. Dat is anders voor de voorbereidingshandelingen, nu is komen vast te staan dat de verdachte sinds 5 april 2019 huurder was van de zeecontainer waarin de goederen en stoffen bestemd voor de productie van amfetamine stonden. Ook heeft de verdachte ten minste tweemaal vóór 9 april 2020 dergelijke goederen naar de container gebracht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de onder feit 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen zijn gepleegd in de periode van
5 april 2019 tot en met 9 april 2020.