Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de akte uitlaten na tussenvonnis aan de zijde van [eiser] met drie producties,
- de antwoordakte na tussenvonnis van [gedaagde] met aanvullende productie nr. 23.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, een mede-eigenaar van een pand, en een gedaagde, die zich privé had borg gesteld voor de schulden van een vennootschap. De eiser vorderde regres van de gedaagde op basis van ongerechtvaardigde verrijking, omdat de Rabobank het pand had verkocht en de opbrengst had verrekend met openstaande schulden. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van de eiser moesten worden afgewezen. De rechter stelde vast dat niet kon worden aangetoond dat de eiser was verarmd door het niet uitwinnen van de privéborgstelling van de gedaagde, noch dat de gedaagde was verrijkt door de verkoop van het pand. De Rabobank had de vrijheid om te bepalen welke zekerheden zij uitwint en in welke volgorde, en het was niet zeker dat de uitwinning van het pand niet zou hebben plaatsgevonden als de gedaagde als borg was aangesproken. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde waren gemaakt, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.