ECLI:NL:RBLIM:2022:3217

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
ROE 21/3445
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van de indicatie voor hulp bij het huishouden op basis van Wmo 2015 en de gevolgen voor procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen. Eiseres had een indicatie voor hulp bij het huishouden op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor 260 minuten per week. Na een herindicatie heeft verweerder deze indicatie verlaagd naar 206 minuten per week, met als reden dat het opwarmen van maaltijden niet meer nodig was omdat eiseres bij haar vader eet. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de verlaging niet op medische gronden was gebaseerd en dat zij hulp nodig had bij het leren koken.

Tijdens de zitting op 14 april 2022 is eiseres niet verschenen, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de indicatie voor hulp bij het huishouden op de juiste wijze was verlaagd en dat er geen hulpvraag was voor het leren koken, zoals eiseres had aangevoerd. De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit correct was bekendgemaakt en dat er voldoende procesbelang was voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres verworpen en geoordeeld dat de verlaging van de indicatie terecht was. Eiseres had geen recht op de eerder toegekende minuten voor het opwarmen van maaltijden, en de rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was. De uitspraak benadrukt het belang van een goede bekendmaking van besluiten en de noodzaak voor een duidelijke hulpvraag bij aanvragen voor ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3445

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2022

in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.C.S. Grégoire),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, verweerder
(gemachtigde: J.E. Day).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) naar aanleiding van een herindicatie hulp bij het huishouden toegekend in natura voor 206 minuten per week vanaf 26 september 2021 voor onbepaalde tijd. Voor de periode van 15 augustus 2021 tot en met 25 september 2021 behoudt eiseres de eerdere indicatie van 260 minuten per week bij wijze van overgangsperiode.
Bij besluit van 15 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2022. Zowel eiseres als haar gemachtigde zijn, na voorafgaande berichtgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres had tot 14 augustus 2021 een indicatie voor hulp bij het huishouden in natura op grond van de Wmo 2015 voor 260 minuten per week. Naar aanleiding van een aanvraag van eiseres om verlenging van deze indicatie, heeft verweerder een herindicatie verricht op basis van nieuw gemeentelijk beleid. Daarbij heeft er telefonisch een keukentafelgesprek plaatsgevonden, waarvan een verslag is opgemaakt.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de indicatie voor de hulp bij het huishouden verlaagd naar 206 minuten per week vanaf 26 september 2021 voor onbepaalde tijd. Het opwarmen van de maaltijden is niet meer aan de orde, nu eiseres bij haar vader eet of eten bestelt. Daarbij is sprake van de volgende onderverdeling:
- Licht huishoudelijk werk hoog & laag: 48 minuten
- Zwaar huishoudelijk werk: 104 minuten
- Textielverzorging 1 persoon: 54 minuten
Voor de periode van 15 augustus 2021 tot en met 25 september 2021 behoudt eiseres de eerdere indicatie van 260 minuten per week bij wijze van overgangsperiode.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder op basis van het advies van de bezwaarschriftencommissie het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit op de juiste wijze aan eiseres is bekend gemaakt, nu de gemachtigde van eiseres zich niet eerder dan in bezwaar als gemachtigde kenbaar heeft gemaakt. Dat er volgens de gemachtigde sprake is van een non-existent besluit volgt verweerder dan ook niet. Daarnaast is verweerder van mening dat de indicatie door het aangepast beleid niet is versoberd, maar juist is verruimd van 155 minuten naar 206 minuten per week. Dat het totaal aantal geïndiceerde minuten is verminderd heeft te maken met het feit dat het opwarmen van maaltijden bij eiseres niet meer aan de orde is.
5. Eiseres voert in beroep aan dat het verlagen van de indicatie niet gebaseerd is op een medische beoordeling. Eiseres heeft bij verweerder aangegeven dat ze ondanks haar visuele beperking wil leren koken en nu krijgt ze geen hulp meer bij het koken en moet ze daarom wel bij haar vader gaan eten. Daarnaast merkt eiseres op dat de rechtbank een nadelige situatie creëert voor burgers waarin zij niets meer te winnen hebben door te bepalen dat een onjuiste Wmo-indicatie geen gevolgen heeft, omdat zorg in natura niet met terugwerkende kracht kan worden hersteld en leidt tot het vervallen van het procesbelang. Tot slot handhaaft eiseres de in bezwaar aangevoerde kwestie dat er sprake is van een non-existent besluit nu het besluit niet conform artikel 2:1 juncto artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) bekend is gemaakt via haar gemachtigde.
Juridisch kader
6. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Awb bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
De beoordeling
7. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder op goede gronden de hulp bij het huishouden heeft kunnen verlagen van 260 naar 206 minuten per week.
Procesbelang
8. Ten aanzien van het betoog van eiseres over het procesbelang, merkt de rechtbank op dat er sprake is van een indicatie voor onbepaalde tijd. Dat eiseres voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is daarmee een gegeven.
Bekendmaking besluit
9. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het primaire besluit op de juiste wijze aan eiseres is bekend gemaakt. Verweerder is niet gehouden om het primaire besluit te sturen aan de gemachtigde. Dat de gemachtigde in andere (bezwaar- en beroeps)procedures als gemachtigde van eiseres optrad betekende immers niet dat verweerder ervan uit moest gaan dat eiseres ook bezwaar zou willen maken tegen het primaire besluit en dat zij de gemachtigde daar wederom voor zou inschakelen. Het primaire besluit is daarom op de juiste wijze bekendgemaakt door het toe te sturen aan eiseres en in werking getreden.
Verlaging van de indicatie
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder het keukentafelgesprek dat naar aanleiding van de herindicatie plaatsvond niet heeft opgevat als een verzoek om hulp bij het zelfstandig leren koken. Uit het verslag van het keukentafelgesprek blijkt ook niet dat er een hulpvraag is ten aanzien van het leren koken. Uit het verslag blijkt enkel dat eiseres juist heeft aangegeven hier zelf in te hebben voorzien door bij haar vader te gaan eten. Eiseres heeft dat verslag ondertekend, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid van de inhoud van het verslag. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet blijkt dat eiseres heeft gevraagd om hulp bij het leren koken. Verweerder heeft dan ook terecht de indicatie verlaagd door de minuten voor het opwarmen van maaltijden eraf te halen en geen nader onderzoek te doen naar de mogelijkheden van begeleiding bij het koken of aanpassingen aan de keuken. Als eiseres inderdaad wil leren koken dan kan ze hiervoor een nieuwe melding doen bij verweerder.
11. De beroepsgrond van eiseres dat het verlagen van de indicatie niet gebaseerd is op een medische beoordeling, slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen over de medische beperkingen van eiseres geen verschil van mening bestaat. Een medisch onderzoek acht de rechtbank dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
12. De overige beroepsgronden van eiseres kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2022
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 26 april 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.