Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres heeft onder meer EDS (Ehlers-Danlos-syndroom oftewel hypermobiliteit van de gewrichten) lip- en lymfoedeem en diverse andere aandoeningen. Zij heeft een melding gedaan bij verweerder in het kader van de Wmo 2015. Eiseres heeft bij verweerder aangegeven beperkingen te ervaren op het gebied van het verplaatsen buitenshuis op de korte en middellange afstanden. Verweerder heeft eerder aan eiseres een rolstoel met E-fix toegekend.
3. Naar aanleiding van de melding van eiseres is er door verweerder tijdens het onderzoek advies gevraagd aan de GGD.
4. In het gespreks-en onderzoeksverslag dat op 16 juli 2020 aan eiseres is toegestuurd, heeft verweerder eiseres op basis van het advies van de GGD twee opties aangeboden waaruit eiseres een keuze kon maken. Ten aanzien van het hulpmiddel kon eiseres kiezen tussen:
- Een scootmobiel in combinatie met een handbewogen rolstoel (een transportrolstoel); of
- De huidige rolstoel met E-fix; met eventuele aanpassingen voor meer zitcomfort, maar rijcomfort kan niet verbeterd worden.
Ten aanzien van de vervoersvoorziening kan eiseres kiezen tussen:
- Collectieve vervoersvoorziening (cvv) van Omnibuzz; of
- Behouden van de huidige rolstoel met E-fix, eventueel met aanpassingen, waarbij binnen de Wmo wordt afgewogen of er een mogelijkheid is voor een financiële tegemoetkoming voor een kofferbaklift voor de auto van eiseres. Hierbij maakt verweerder de kanttekening dat eiseres dan vijf jaar geen aanspraak kan maken op de cvv van Omnibuzz.
5. Vervolgens heeft op aanvraag van verweerder, door de ergonomisch adviseur van de GGD, een passing plaatsgevonden. Daarbij is beoordeeld of een scootmobiel adequaat is voor eiseres. Uit de passing is gebleken dat een scootmobiel geen adequate oplossing is voor het verplaatsingsprobleem van eiseres. De ergonomisch adviseur acht in een aanvullend advies een elektrische rolstoel voor eiseres adequaat in combinatie met cvv van Omnibuzz.
6. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een actieve rolstoel met specifieke rugleuning en losse elektrische ondersteuning, een E-handbike met tetrastuur en een kofferbaklift afgewezen, onder de overweging dat uit de adviezen van de GGD blijkt dat een elektrische rolstoel voor het verplaatsen buitenshuis in combinatie met cvv van Omnibuzz de goedkoopste adequate oplossing is. Verweerder wijst eiseres ook op de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) waarmee eiseres zelf een hulpmiddel kan aanschaffen.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij, onder verwijzing naar aanvullend advies van de GGD het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiseres individueel, in plaats van collectief, vervoer per busje via Omnibuzz wordt toegekend. Voor het overige handhaaft verweerder het primaire besluit dat een elektrische rolstoel voor eiseres adequaat wordt geacht.
8. Eiseres voert in beroep aan dat een elektrische rolstoel in combinatie met een individueel vervoer per busje geen adequate en passende voorziening is en dat dit ook niet de goedkoopste voorziening is. Eiseres wijst op de nadelen van een elektrische rolstoel zoals het gewicht en de hanteerbaarheid daarvan. Zo is het volgens eiseres niet mogelijk om vrienden en kennissen te bezoeken, omdat ze met de elektrische rolstoel niet iedere woning binnen kan. De rolstoel moet dan buiten blijven staan, terwijl die droog moet staan en eiseres dan binnen op een gewone stoel moet zitten, terwijl ze dat niet kan. Daarnaast wijst eiseres op de problemen ten aanzien van het vervoer per busje. Alleen haar hulphond kan mee, als deze schoon is. Haar andere hond mag niet mee. Zo is eiseres niet in staat om met beide honden weg te gaan naar bijvoorbeeld vrienden, het bos of de labradorclub. Eiseres voert aan dat ze niet goed kan zitten in een Omnibuzz busje, omdat de stoelen niet verstelbaar zijn, zoals die in haar eigen auto en dat de reisduur langer is dan bij reizen met de auto. Verder geeft eiseres aan dat het lastig is om met het busje te gaan als ze meerdere afspraken op één dag heeft bijvoorbeeld in het ziekenhuis. Deze afspraken lopen vaak uit en ze moet dan al snel een uur wachten op het busje, dit is te vermoeiend voor eiseres. Tot slot wijst eiseres ook op de sociale en medische aspecten die maken dat vervoer per busje niet adequaat is. Zo moet eiseres door haar aandoeningen vaak plotseling naar het toilet, ervaart ze veel stress en prikkels door het reizen met een chauffeur en is ze claustrofobisch in een busje, omdat ze niet zelf de controle heeft. Daarnaast kan ze niet meer samen met vrienden en familie reizen of er spontaan op uit gaan.
9. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Ingevolge artikel 3:9 van de Awb dient, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
10. Tussen partijen is in geschil of een elektrische rolstoel in combinatie met individueel vervoer per busje via Omnibuzz voor eiseres een passende en adequate voorziening is.
11. Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Het college zal moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.
12. De rechtbank is van oordeel dat de vraag of een elektrische rolstoel in combinatie met individueel vervoer per busje via Omnibuzz voor eiseres een passende en adequate voorziening is, slechts beantwoord kan worden op grond van een onderzoek naar niet alleen de beperkingen, maar ook de persoonskenmerken en de vervoersbehoeften van de individuele belanghebbende. Verweerder zal de beperkingen moeten inventariseren en daarbij moeten nagaan hoe de vervoersmogelijkheden van het toegekende vervoer per busje zich verhouden tot de kenmerken van de aanvrager, haar beperkingen en vervoersbehoeften, een en ander tegen de achtergrond van de vraag welke voorziening in het concrete individuele geval leidt tot het behouden of het bevorderen van de zelfredzaamheid van eiseres en haar deelname aan het maatschappelijke verkeer.
Collectief vervoer via Omnibuzz passend en adequaat?
13. De rechtbank overweegt dat eiseres recht heeft op een voorziening die in haar individuele situatie kan worden aangemerkt als compensatie. Het feit dat zij over een auto beschikt dient te worden betrokken bij de vraag of toekenning van vervoer via Omnibuzz in haar geval de zelfredzaamheid bevordert. Verweerder heeft bij het onderzoek onvoldoende meegewogen het feit dat eiseres in het bezit is van een eigen auto waarmee zij zich wenst te verplaatsen. Evenmin is rekening gehouden met de specifieke vervoersbehoefte van eiseres, namelijk de behoefte om beide honden mee te kunnen nemen naar bijvoorbeeld het bos of de labradorclub. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de honden en de labradorclub een prominente plaats in het (sociale) leven van eiseres innemen. Eiseres was voordat zij gediagnosticeerd werd met EDS, medebeheerder van een labrador wandelclub en gaf les op een hondenschool. Ook betrok zij haar honden bij haar werk als ambulant hulpverleenster voor kinderen en jong volwassenen met een verstandelijke beperking en/ of autisme en was zij bezig om trainer te worden bij Stichting Hulphond. Eiseres heeft verklaard dat haar sociale leven bestaat uit de hondenwereld en dat honden haar grote passie zijn
.De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke leefsituatie van eiseres, gelegen in het feit dat zij over een eigen auto beschikt en het feit dat de honden en de labradorclub een centrale positie in haar (sociale) leven innemen, zo bijzonder zijn dat op grond daarvan geconcludeerd moet worden dat in dit concrete geval het toekennen van individueel vervoer per busje via Omnibuzz geen passende en adequate voorziening is voor eiseres, nu daarin niet beide honden van eiseres mee mogen.
Elektrische rolstoel passend en adequaat?
14. Ten aanzien van de elektrische rolstoel overweegt de rechtbank dat uit het aanvullend advies van de ergonomisch adviseur van de GGD volgt dat bij het rijden met de elektrische rolstoel de armen beter ondersteund zijn tijdens het rijden, de stoel goed geveerd is en deze ook kan worden ingesteld om langdurig comfortabel te kunnen rijden buitenshuis. Volgens de ergonomisch adviseur van de GGD is een combinatie tussen een goede zitvoorziening met een goede vering noodzakelijk om de klachten die eiseres nu ondervindt tijdens het rijden buitenshuis zo veel mogelijk te beperken. Ter zitting heeft de ergotherapeut van eiseres echter desgevraagd aangegeven dat het de vraag is of de elektrische rolstoel wel voldoende afgestemd kan worden op de afwijkende lichaamsmaten van eiseres, die het gevolg zijn van haar lip- en lymfoedeem. Wanneer dit niet mogelijk is, kan dit in combinatie met de vering van de elektrische rolstoel tot gevolg hebben dat eiseres gaat wiebelen en niet stabiel kan zitten in de voor haar te ruime stoel, wat een verergering van de klachten kan opleveren, aldus de ergotherapeut. De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de aspecten die de ergotherapeut van eiseres ter zitting naar voren heeft gebracht, onduidelijk is of een elektrische rolstoel wel een passende en adequate voorziening is voor eiseres. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder nader moet motiveren of de elektrische rolstoel een adequate voorziening is voor eiseres. Het bestreden besluit is, zonder een nadere motivering van verweerder, onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. Van belang is dat – middels een passing – wordt onderzocht of de rolstoel voldoende afgestemd kan worden op de lichaamsmaten van eiseres en de vering niet veroorzaakt dat eiseres niet stabiel kan zitten in de rolstoel. Tevens zal verweerder, indien de elektrische rolstoel wel adequaat wordt geacht, nader moeten toelichten hoe de elektrische rolstoel vervoerd kan worden. Dat betekent dat onderzocht en gemotiveerd moet worden of/dat het mogelijk is deze rolstoel mee te nemen in de auto van eiseres, aangezien door de rechtbank is geoordeeld dat het individueel vervoer per busje voor eiseres geen passende en adequate voorziening is. Tot slot is nog van belang dat door verweerder wordt bekeken of de elektrische rolstoel gestald kan worden in de woning van eiseres of dat hiervoor door verweerder een voorziening getroffen moet worden. Naar het oordeel van de rechtbank hoort een dergelijke stallingsvoorziening bij de gevraagde vervoersvoorziening, die niet kan worden afgewezen om de reden dat het een woningaanpassing zou betreffen na een inadequate verhuizing.
TSN #One passend en adequaat?
15. Indien verweerder na nader onderzoek concludeert dat een elektrische rolstoel niet adequaat is, zal verweerder moeten motiveren welke voorziening dan wel adequaat is voor eiseres gelet op haar beperkingen. In dat kader merkt de rechtbank op dat niet vaststaat dat de TSN #One rolstoel die eiseres heeft aangevraagd geen passende en adequate voorziening kan zijn, omdat de vering van een handbewogen rolstoel altijd minder goed is dan van een elektrische rolstoel. Het is aan verweerder onderzoek te doen naar en gemotiveerd in te gaan op het betoog van de ergotherapeut van eiseres ter zitting dat de TSN #One beter aangepast kan worden op de (afwijkende) lichaamsmaten van eiseres (ten gevolge van lip- en lymfoedeem) en dat de TSN #One betere armleggers heeft, waardoor eiseres hier stabieler in kan zitten, waardoor het feit dat de vering minder goed is dan van een elektrische rolstoel van ondergeschikt belang is. Daarbij moet ook worden betrokken of door het aankoppelen van de gevraagde E-handbike met tetrastuur (toch) meer vering ontstaat, zoals door de ergotherapeut van eiseres ter zitting naar voren is gebracht.
16. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
17. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder.
18. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.