ECLI:NL:RBLIM:2022:3471

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
9802955/CV EXPL 22-1789
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot huurwoning voor noodzakelijke werkzaamheden in kort geding

In deze zaak heeft de stichting Woonpunt een kort geding aangespannen tegen Bebu Bewindvoering B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van gedaagde sub 2, die onder beschermingsbewind staat. De procedure betreft de toegang tot de huurwoning van gedaagde sub 2 voor het uitvoeren van noodzakelijke werkzaamheden, waaronder het opsporen en verhelpen van een waterlekkage en onderhoud aan de gasleiding. Woonpunt vordert dat gedaagden binnen 24 uur na betekening van het vonnis medewerking verlenen aan deze werkzaamheden en de woning tijdelijk ontruimen voor de duur van de werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde sub 2 niet heeft voldaan aan eerdere afspraken om toegang te verlenen voor deze werkzaamheden, wat heeft geleid tot de vordering van Woonpunt. De kantonrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is voor Woonpunt om de werkzaamheden uit te voeren, gezien de urgentie van de lekkage en de veiligheid van de huurders. De rechter heeft de vorderingen van Woonpunt toegewezen, inclusief de tijdelijke ontruiming van de woning en het ontkoppelen van het defecte gasfornuis, met een dwangsom voor het geval gedaagden in gebreke blijven. Tevens zijn de proceskosten aan gedaagden opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9802955 CV EXPL 22-1789
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 2 mei 2022
in de zaak van:
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.F.M. Broos,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEBU BEWINDVOERING B.V.in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[gedaagde sub 2],
gevestigd te Kerkrade,
gedaagde partij,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend [adres] ,
[woonplaats] .
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.J.M. Goltstein.
Partijen worden hierna Woonpunt, Bebu Bewindvoering q.q. en [gedaagde sub 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 12 april 2022 met producties 1 tot en met 14
  • de door Woonpunt nagezonden producties 15 en 16
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 25 april 2022
  • de door [gedaagde sub 2] overgelegde spreekaantekeningen tijdens de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 2] heeft met Woonpunt een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan hij sedert 22 april 2020 van Woonpunt de woning aan de [adres] te [woonplaats] in huur gekregen heeft (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte van toepassing. Hierin staat voor zover relevant:
“Artikel 7.8
Huurder is verplicht de nodige maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan het gehuurde, in het bijzonder in geval van brand, storm, water en vorst.
(…)
Artikel 9
9.1
Huurder zal alle dringende werkzaamheden aan het gehuurde of aangrenzende woningen, als ook aan de centrale voorzieningen daarvan toestaan”.
2.2.
Op 4 januari 2021 heeft de buurtcoördinator bij [gedaagde sub 2] een briefje aan de deur gehangen met de volgende aankondiging:
“Donderdag 6 januari om 12.30 uur komt er een monteur bij u kijken voor een waterlekkage. Gelieve aanwezig te zijn. Met vriendelijke groet [naam buurtcoördinator] .”
2.3.
Bij brief van 7 januari 2022 wordt een afspraak voor vrijdag 14 januari 2022 tot het verrichten van noodzakelijke werkzaamheden in verband met een waterlekkage aan [gedaagde sub 2] bevestigd.
2.4.
Op 21 en 28 januari 2022 is de lekkage afkomstig uit de woning van [gedaagde sub 2] verholpen.
2.5.
Uit de e-mail van de buurtcoördinator van 31 januari 2022 blijkt voor zover van belang:
“Verslag 28 januari 2022. Bezoek gebracht aan dhr. [gedaagde sub 2] en dhr. [naam onderbuurman] (onderbuurman van huurder [gedaagde sub 2] ).
(…)
Het gasfornuis was flink beschadigd. Zie bijgevoegde foto.”
2.6.
Bij brief van 24 februari 2022 wordt de telefonische afspraak om op 25 februari 2022 de woning te betreden tot onderzoek naar een lekkage door Woonpunt bevestigd.
2.7.
Bij brief van 1 maart 2022 kondigt Woonpunt op vrijdag 4 maart 2022 een inspectie aan in verband met een mogelijke waterlekkage afkomstig uit de woning van [gedaagde sub 2] .
2.8.
Uit een e-mail van 30 maart 2022 van de gemachtigde van Woonpunt blijkt dat op 5 april 2022 een afspraak met [gedaagde sub 2] staat gepland tot herstel van de waterlekkage en op 6 april 2022 een afspraak staat gepland in verband met werkzaamheden aan de gastoevoer.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert bij wege van onmiddellijke voorziening bij voorraad:
I. gedaagden te veroordelen om binnen 24 uur na het in dezen te wijzen vonnis, medewerking te verlenen aan de uitvoering van alle noodzakelijke werkzaamheden in de gehuurde woning, om de lekkage op te sporen en te verhelpen, het onderhoud aan de gasleiding uit te voeren, door werklieden van Woonpunt en/of door Woonpunt ingeschakelde derden, toegang te verlenen tot de woning en toe te staan dat de genoemde werkzaamheden in de woning worden uitgevoerd;
II. gedaagden te veroordelen de woning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tijdelijk, dat wil zeggen voor de duur van de werkzaamheden, welke duur in beginsel een periode betreft van maximaal een dag voor het herstel van de lekkages en maximaal een dag voor het onderhoud aan de gasleiding en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden, te ontruimen zodat de door Woonpunt ingeschakelde werklieden deze werkzaamheden ongestoord kunnen uitvoeren;
III. Voorwaardelijk, dat wil zeggen voor het geval er binnen zes maanden na betekening van het vonnis vanuit de woning van [gedaagde sub 2] opnieuw een lekkage ontstaat en [gedaagde sub 2] Woonpunt de toegang tot de woning ontzegt, de veroordeling onder sub I en II te herhalen met een maximum van drie keer;
IV. gedaagden te veroordelen om het defecte gasfornuis binnen twee dagen na betekening van het vonnis te ontkoppelen en ontkoppeld te houden, Woonpunt toe te laten tot de woning om dit te controleren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Bebu Bewindvoering q.q. in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 7.500,-.
V. Een zodanige beslissing te nemen als in goede justitie vermeent te behoren;
VI. gedaagden te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[gedaagde sub 2] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde sub 2] staat onder beschermingsbewind, doch de bewindvoerder (hoewel eveneens gedagvaard) is niet ex art. 1:441 BW in het geding verschenen. Mr. Goltstein, de gemachtigde van [gedaagde sub 2] , geeft tijdens de behandeling van het kort geding aan wel contact te hebben gehad met deze bewindvoeder en van deze informatie te hebben ontvangen, doch durft niet te verklaren met instemming van deze bewindvoerder ook namens deze op te treden. Afgesproken wordt dat mr. Goltstein uiterlijk 29 april 2022 schriftelijk een bewijs van deze instemming overlegt, hetgeen echter op dagtekening van dit vonnis nog niet ter griffie werd ontvangen.
4.2.
Nu de bewindvoerder kennelijk weet had van de procedure en verder ook betoogd zou kunnen worden dat het al dan niet toelaten van Woonpunt tot het gehuurde niet tot het door te bewindvoerder te beschermen vermogen behoort, kiest de kantonrechter ervoor om – zoals ook door Woonpunt verzocht – zowel de bewindvoerder als ook [gedaagde sub 2] zelf te veroordelen.
4.3.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, moet worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestaat dat Woonpunt het gelijk aan zijn zijde zal krijgen als één van de partijen een bodemprocedure begint, en moet Woonpunt er tevens spoedeisend belang bij hebben dat op het oordeel in de bodemprocedure vooruit wordt gelopen. Daarbij dient de voorzieningenrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte onderzoeksmogelijkheden die het kort geding hem biedt, aangezien formele bewijslevering in deze procedure in beginsel niet plaatsvindt.
4.4.
Woonpunt heeft een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorziening, nu het gaat om dringend noodzakelijke werkzaamheden die aan de woning moeten worden uitgevoerd.
4.5.
Uitgangspunt is dat [gedaagde sub 2] als huurder op grond van artikel 7:220 lid 1 BW en op grond van artikel 9 van de Algemene huurvoorwaarden gehouden is om Woonpunt als verhuurder de gelegenheid te geven om gedurende de huurtijd dringende werkzaamheden aan de woning uit te voeren. Verder volgt uit artikel 7.8 van de algemene huurvoorwaarden dat [gedaagde sub 2] gehouden is om schade aan de woning te voorkomen (zie r.o. 2.1). Dat betekent dat [gedaagde sub 2] ook werkzaamheden zal moeten toelaten die leiden tot constatering, voorkoming en herstel van schade. De eisen van goed huurderschap brengen dit ook mee.
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling erkent [gedaagde sub 2] dat hij de met Woonpunt gemaakte afspraak voor 14 januari 2022, bevestigd door Woonpunt middels aangetekende brief van 7 januari 2022, tot uitvoering van werkzaamheden niet is nagekomen. Toen uit de brief bleek dat het werkzaamheden betrof in verband met een waterlekkage liet [gedaagde sub 2] het afweten aangezien hij vermoedde dat zijn onderbuurman hierachter zat. Op 21 en 28 januari heeft [gedaagde sub 2] onder andere een monteur binnengelaten in zijn woning om de verstopping te verhelpen. Toen in februari 2022 wederom vanwege een (vermeende) lekkage vanuit de woning van [gedaagde sub 2] door Woonpunt bij telefonische afspraak en bevestigd bij brief van 24 februari 2022 een afspraak werd gemaakt tot toegang tot de woning liet [gedaagde sub 2] het wederom afweten en was niet aanwezig in de woning. Ook de daarop volgende afspraak, aangekondigd bij brief van 1 maart 2022, tot inspectie in verband met een waterlekkage gaf [gedaagde sub 2] geen gehoor vanwege ziekte. De met tussenkomst van Bebu Bewindvoering q.q. gemaakte afspraken op dinsdag 5 april 2022 tot herstel van de waterlekkage en woensdag 6 april 2022 tot het uitvoeren van werkzaamheden aan de gastoevoer zijn door [gedaagde sub 2] niet nagekomen aangezien hij niet aanwezig was in de woning en geen werkzaamheden zijn verricht.
4.7.
[gedaagde sub 2] komt afspraken niet na door niet aanwezig te zijn in de woning en weigert daarmee toegang te verschaffen tot de woning ter uitvoering van dringende werkzaamheden. Tijdens de mondelinge behandeling stelt [gedaagde sub 2] dat hij bereid is medewerking te verlenen aan de uitvoering van de werkzaamheden in de woning, maar dat hij het gevoel heeft dat Woonpunt, ingegeven door klachten van zijn onderbuurman, het uitvoeren van dringende werkzaamheden in zijn woning gebruikt om inzicht te krijgen in de leefomstandigheden en leefsituatie van [gedaagde sub 2] hetgeen hij als een aantasting van zijn privacy ervaart. [gedaagde sub 2] voelt zich begluurd door zijn onderbuurman en stelt dat hij diverse afspraken niet is nagekomen aangezien hij het gevoel heeft dat zijn onderbuurman daarachter zit.
4.8.
De kantonrechter twijfelt echter niet aan de stelling van Woonpunt dat wederom sprake is van een lekkage, die zijn oorzaak vindt in de woning van [gedaagde sub 2] , op grond waarvan Woonpunt dringende werkzaamheden wenst uit te voeren in de zin van het opsporen van de lekkage en het verhelpen daarvan. Uit het verslag van de buurtcoördinator van 21 januari 2022 blijkt immers dat de in januari 2022 reeds verholpen lekkage, welke werkzaamheden hebben plaatsgevonden naar aanleiding van melding(en) van de onderbuurman, zeer waarschijnlijk zijn oorzaak vond in de woning van [gedaagde sub 2] . De meldingen van de onderbuurman waren dus gegrond. Ook uit de door Woonpunt overgelegde foto’s (productie 4) van de woning van de onderbuurman blijkt de door hem gestelde lekkage. Voorst heeft Woonpunt tijdens de mondelinge behandeling onweersproken gesteld dat van meerdere buurtbewoners meldingen zijn ontvangen.
Dat [gedaagde sub 2] gedurende de maand maart ziek zou zijn geweest waardoor hij de gemaakte afspraken niet kon nakomen is niet nader onderbouwd, op grond waarvan de kantonrechter hieraan voorbij gaat. Woonpunt acht het van belang de werkzaamheden op korte termijn te laten plaatsvinden in verband met het onderhoud van de woning en de in acht te nemen veiligheid voor hun huurders. [gedaagde sub 2] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaart bereid te zijn werkzaamheden in zijn woning te laten plaatsvinden, echter zoals reeds is overwogen in rechtsoverweging 4.4 gaat dit moeizaam. Gelet hierop acht de kantonrechter een stok achter de deur in de vorm van toewijzing van de vorderingen van Woonpunt nodig om haar in de gelegenheid te stellen de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren, te weten de lekkage op te sporen en te verhelpen en het onderhoud aan de gasleiding uit te voeren.
4.9.
Het gevorderde onder sub II tot tijdelijke ontruiming voor de duur van de werkzaamheden, in beginsel een periode van maximaal een dag voor het herstel van de lekkages en maximaal een dag voor het onderhoud aan de gasleiding en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden, zodat de door Woonpunt ingeschakelde werklieden de werkzaamheden ongestuurd kunnen uitvoeren, zal worden toegewezen. Het gevorderde onder sub III wordt eveneens toegewezen voor het geval er binnen zes maanden na betekening van het vonnis vanuit de woning van [gedaagde sub 2] opnieuw een lekkage ontstaat en [gedaagde sub 2] Woonpunt de toegang tot de woning ontzegt, het gevorderde onder sub I en sub II met een maximum van drie keer opnieuw tenuitvoergelegd kan worden met een maximum van drie keer. Hiertoe overweegt de kantonrechter als volgt. Zoals is overwogen in rechtsoverweging 4.4 geeft [gedaagde sub 2] geen gehoor aan de met Woonpunt gemaakte afspraken en staan werklieden voor een gesloten deur. Daarom is het gerechtvaardigd dat, voor het geval [gedaagde sub 2] geen medewerking verleent aan de uit voeren dringende werkzaamheden, hij wordt veroordeeld tot ontruiming van de woning gedurende de werkzaamheden, voor zover ontruiming noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden en mocht binnen zes maanden na betekening van het vonnis vanuit de woning van [gedaagde sub 2] opnieuw een lekkage ontstaan en [gedaagde sub 2] Woonpunt de toegang tot de woning ontzegt, het gevorderde onder sub I en sub II met een maximum van drie keer opnieuw tenuitvoergelegd kan worden.
4.10.
Ten aanzien van het door Woonpunt onder sub IV gevorderde tot ontkoppeling van het gasfornuis en toelating van Woonpunt tot de woning om dit te controleren overweegt de kantonrechter als volgt. Uit het door de buurtcoördinator opgestelde verslag, naar aanleiding van een bezoek aan de woning van [gedaagde sub 2] op 28 januari 2022, blijkt dat melding wordt gemaakt van een zeer beschadigd gasfornuis hetgeen is onderbouwd met een foto waaruit voldoende aannemelijk is dat het gasfornuis (brand)gevaarlijk is (productie 7 bij dagvaarding). Aan het door [gedaagde sub 2] gevoerde verweer dat geen rapport van Bouw- en Woningtoezicht is overgelegd wordt dan ook voorbij gegaan. Het gevorderde onder sub IV wordt toegewezen, inclusief de gevorderde dwangsom om er zeker van te zijn dat [gedaagde sub 2] aan de veroordeling van dit vonnis voldoet.
4.11.
Aan het verweer van [gedaagde sub 2] dat geen sprake is van verzuim gaat de kantonrechter voorbij, aangezien Woonpunt voldoende heeft onderbouwd blijkens overgelegde brief van 7 januari 2022, de brief van 24 februari 2022 en van 1 maart 2022 dat de gemaakte afspraken tot het verrichten van noodzakelijke werkzaamheden in overleg met [gedaagde sub 2] zijn gemaakt en bij brief bevestigd door Woonpunt, maar [gedaagde sub 2] zoals reeds is overwogen de afspraken niet is nagekomen, terwijl [gedaagde sub 2] op grond van de algemene huurvoorwaarden en op grond van de wet medewerking dient te verlenen.
4.12.
[gedaagde sub 2] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 133,30
- griffierecht € 128,00
- gemachtigde salaris €
747,00
Totaal € 1.008,30
4.13.
De door Woonpunt gevorderde vergoeding van nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, medewerking te verlenen aan de uitvoering van alle noodzakelijke werkzaamheden in de gehuurde woning, om de lekkage op te sporen en te verhelpen, het onderhoud aan de gasleiding uit te voeren, door werklieden van Woonpunt en/of door Woonpunt ingeschakelde derden, toegang te verlenen tot de woning en toe te staan dat de genoemde werkzaamheden in de woning worden uitgevoerd;
5.2.
veroordeelt gedaagden om de woning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis tijdelijk, dat wil zeggen voor de duur van de werkzaamheden, welke duur in beginsel een periode betreft van maximaal een dag voor het herstel van de lekkages en maximaal een dag voor het onderhoud aan de gasleiding en voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden, te ontruimen zodat de door Woonpunt ingeschakelde werklieden deze werkzaamheden ongestoord kunnen uitvoeren;
5.3.
veroordeelt gedaagden voorwaardelijk, voor het geval er binnen zes maanden na betekening van dit vonnis vanuit de woning van [gedaagde sub 2] opnieuw een lekkage ontstaat en [gedaagde sub 2] Woonpunt de toegang tot de woning ontzegt, de veroordeling onder sub I en II te herhalen met een maximum van drie keer;
5.4.
veroordeelt gedaagden om het defecte gasfornuis binnen twee dagen na betekening van dit vonnis te ontkoppelen en ontkoppeld te houden, Woonpunt toe te laten tot de woning om dit te controleren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 7.500,-;
5.5.
veroordeelt gedaagden tot betaling van de aan de zijde van Woonpunt gevallen proceskosten, bepaald op € 1.008,30;
5.6.
veroordeelt gedaagden, onder voorwaarde dat niet binnen twee weken na aanschrijving door Woonpunt volledig aan de veroordelingen voldaan mocht zijn, tot vergoeding van de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 124,- aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met de kosten van het betekeningsexploot;
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.
type: LS