ECLI:NL:RBLIM:2022:3954

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
ROE 21/3397
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in schadevergoeding verzoek omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 23 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure waarbij verzoeker schadevergoeding eiste van de gemeente Peel en Maas. Verzoeker stelde dat hij schade had geleden als gevolg van fouten van de gemeente in het voortraject naar de omgevingsvergunning voor de verbouwing van een pand tot twee woningen. De schadevergoeding die verzoeker vorderde, bedroeg € 42.648,-, maar na een schikking met eerdere kopers resteerde er nog een bedrag van € 27.648,-. De rechtbank overwoog dat, hoewel er mogelijk onregelmatigheden hebben plaatsgevonden in het voortraject, de uiteindelijk verleende omgevingsvergunning op 28 juni 2019 rechtmatig was en onherroepelijk was geworden. Hierdoor was de bestuursrechter niet bevoegd om te oordelen over het verzoek tot schadevergoeding, aangezien niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde zich onbevoegd en verwees verzoeker naar de civiele rechter voor eventuele schadeclaims. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3397

beslissing van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij de bestuursrechter van de rechtbank een verzoekschrift ingediend gegrond op de artikelen 8:88 en 8:90 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van Awb uitspraak zonder zitting, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is. Hierna wordt overwogen waarom dat het geval is.
2. De bestuursrechter is op grond van artikel 8:88 van de Awb bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
een onrechtmatig besluit;
een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit;
het niet tijdig nemen van een besluit;
een andere onrechtmatige handeling van een bestuursorgaan waarbij een persoon als bedoeld in artikel 8:2, eerst lid, onder a, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
Op grond van artikel 8:89, tweede lid, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd voor zover de gevraagde vergoeding ten hoogste € 25.000,- bedraagt met inbegrip van de tot aan de dag van het verzoek verschenen rente, en onverminderd het recht van de belanghebbende om op grond van andere wettelijke bepalingen schadevergoeding te vragen.
3. Verzoeker heeft verweerders gemeente aansprakelijk gesteld voor € 42.648,- waarvan, na een getroffen schikking met eerdere kopers ter hoogte van € 15.000,-, een bedrag resteert van € 27.648,-. Verzoeker stelt deze schade te hebben gelopen als gevolg van fouten die van de zijde van de gemeente zijn gemaakt in de aanloop naar een gevraagde omgevingsvergunning voor het verbouwen van een pand tot twee woningen. Daarbij is volgens verzoeker aanvankelijk een onterechte eis van gasloos bouwen gesteld en zijn verkeerde onderzoeksgegevens verstrekt voor (verkeers)geluid. Op 28 juni 2019 is aan verzoeker de door hem gevraagde omgevingsvergunning verleend. Daartegen zijn (door verzoeker) geen rechtsmiddelen aangewend, waardoor deze omgevingsvergunning onherroepelijk is en van de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning wordt uitgegaan.
4. Het voorgaande betekent dat er weliswaar in het voortraject naar de omgevingsvergunning van 28 juni 2019 mogelijk onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, maar uiteindelijk is er sprake van een rechtmatig besluit. Dat betekent dat niet is voldaan aan artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Awb. Er is immers geen sprake van een onrechtmatig besluit. Verder is niet gesteld dat er sprake is van (schade als gevolg van) het niet tijdig nemen van een besluit en van artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb is evenmin sprake.
5. Hieruit volgt dat de bestuursrechter niet bevoegd is te oordelen over het verzoek, ook als dat zou worden beperkt tot een bedrag van € 25.000,-. Als de bestuursrechter niet bevoegd is, kan verzoeker de civiele rechter benaderen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze beslissing is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
J.N. Buddeke griffier
.De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 23 mei 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.