Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 29 december 2021,
- de conclusie van dupliek in oppositie (aan te merken als een conclusie van dupliek in reconventie).
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure die volgde op een eerder verstekvonnis. De eisende partij, STICHTING WOONPUNT, vorderde een huurachterstand van € 1.804,36. De gedaagde partij, wonend te [woonplaats], betwistte de hoogte van deze huurachterstand, maar heeft niet voldoende bewijs geleverd om deze betwisting te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de huuroverzichten van Woonpunt voldoende duidelijk waren en dat de gedaagde partij niet had aangetoond dat er betalingen waren verricht die niet in de huuroverzichten waren vermeld. Hierdoor werd de huurachterstand als vaststaand aangenomen.
Daarnaast voerde de gedaagde partij aan dat er sprake was van overlast door omwonenden, wat zou leiden tot opschorting van de huurbetalingen. De kantonrechter verwierp dit beroep, aangezien de overlast al geruime tijd was beëindigd en de gedaagde partij niet eerder had aangegeven de betalingen op te schorten. Het verzet werd ongegrond verklaard en het verstekvonnis werd bekrachtigd. De gedaagde partij werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.
In reconventie werd een verzoek gedaan door de gedaagde partij om Woonpunt te verplichten tot medewerking aan een verhuizing. De kantonrechter oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor deze verplichting, gezien de huurachterstand en de inspanningen van Woonpunt om de overlast op te lossen. De vordering in reconventie werd afgewezen, en ook hier werd de gedaagde partij veroordeeld in de proceskosten.