Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[verzoeker sub 1] ,
[verzoekster sub 2],
1.[belanghebbende] , wonend te [woonplaats] , [adres 1] .
1.Het verloop van de procedure
2.Het verzoek
- Ten tijde van zijn overlijden was erflater gehuwd met mevrouw [belanghebbende] voornoemd (hierna verder te noemen: [belanghebbende] ).
- Erflater heeft bij testament van 19 november 2016 over zijn nalatenschap beschikt en [belanghebbende] als enig erfgenaam benoemd.
- Bij akte van 3 januari 2017 heeft [belanghebbende] de nalatenschap beneficiair aanvaard. Omdat zij echter niet in staat werd geacht de nalatenschap zelf te vereffenen gelet op de juridische complicaties in de onderwerpelijke nalatenschap en de nalatenschap als gevolg daarvan onbeheerd werd gelaten, zijn op verzoek van het Openbaar Ministerie bij beschikking van 14 januari 2020 verzoekers tot vereffenaars benoemd.
- De tot de nalatenschap behorende onroerende zaak gelegen te [woonplaats] , [adres 2] , is verkocht zonder positieve verkoopopbrengst.
- Op 8 december 2021 hebben verzoekers een boedelbeschrijving en een lijst van voorlopig erkende schuldeisers ter griffie van deze rechtbank neergelegd.
- Volgens de boedelbeschrijving bedragen de activa van de nalatenschap € 353,86; de passiva belopen een bedrag van € 274.018,80.
- (A) vaststelling van het vereffenaarsloon op € 9.292,57 exclusief btw / € 11.244,01 inclusief btw, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag,
- (B) vaststelling van de vereffeningskosten op de som van € 11.785,62, bestaande uit € 11.244,01 aan loon en € 541,61 aan kosten, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag,
- (C) de opheffing van de verffening van deze nalatenschap te bevelen,
- (D) te bevelen dat de opheffing van de vereffening uitsluitend kosteloos dient te worden gepubliceerd in de digitale Staatscourant,
- (E) te bepalen dat het aan de indiening van dit verzoekschrift verbonden griffierecht ten laste komt van de Staat.