ECLI:NL:RBLIM:2022:4849

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
ROE 22/920
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bescherming oud klooster Mariabosch in Baexem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 27 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van de erfgoedvereniging Bond Heemschut. De verzoeker wilde voorkomen dat het oude klooster, dat deel uitmaakt van de middenbeuk van het klooster Mariabosch in Baexem, zou worden afgebroken voordat er op zijn beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisendheid aanwezig was, omdat niet was gebleken dat de sloop op korte termijn zou plaatsvinden. De derde-partij en verweerder hebben toegezegd de verzoeker op de hoogte te stellen van eventuele sloopplannen, zodat hij tijdig juridische maatregelen kan treffen om zijn belangen te beschermen.

De voorzieningenrechter heeft verder overwogen dat de verzoeker niet voldoende redenen had aangedragen die maakten dat het beroep niet kon worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de plannen voor de sloop van het oude klooster nog voorlopig zijn en afhankelijk van vergunningverlening. Daarom was er geen reden om te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of het toekennen van een dwangsom.

De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/920
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juni 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
erfgoedvereniging Bond Heemschut, vereniging tot bescherming en instandhouding van cultureel erfgoed in Nederland, gevestigd in Amsterdam, verzoeker
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Provama Holding BV, gevestigd in Maastricht.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2020 heeft verweerder besloten de middenbeuk van het klooster Mariabosch aan de Lindelaan 8 in Baexem (hierna: de middenbeuk) niet als gemeentelijk monument aan te wijzen.
Bij besluit van 22 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen dat besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.
2. Een voorlopige voorziening is een voorlopige maatregel die de voorzieningenrechter in afwachting van de uitkomst van een beroepsprocedure kan treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om een voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid van het verzoek daarom een belangrijke rol. De verzoeker van een voorlopige voorziening moet goede redenen hebben die maken dat het beroep niet kan worden afgewacht. Zijn deze redenen er niet, dan wordt geen voorlopige voorziening getroffen, tenzij het besluit ter zake waarvan het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gevraagd evident onrechtmatig is.
3. Verzoeker wil met zijn verzoek om een voorlopige voorziening voorkomen dat het oude klooster dat deel uitmaakt van de middenbeuk wordt afgebroken voordat op zijn beroep is beslist. Hij verzoekt de voorzieningenrechter daartoe het oude klooster aan te wijzen als gemeentelijk monument, verweerder op te dragen om het voornemen kenbaar te maken dat het oude klooster als gemeentelijk monument wordt aangewezen, verweerder te gelasten het oude klooster te behandelen als ware het een gemeentelijk monument, de voorbescherming van paragraaf 4 van de Erfgoedverordening Leudal 2018 van overeenkomstige toepassing te verklaren of een andere geschikte voorlopige voorziening te treffen. Daarnaast voert hij aan dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is en verzoekt hij de voorzieningenrechter aan zijn uitspraak een dwangsom te verbinden die verweerder verbeurt als hij de uitspraak niet nakomt.
4. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat het oude klooster op korte termijn dan wel tijdens de behandeling van het beroep wordt afgebroken. Weliswaar bestaan er plannen om het oude klooster te slopen, maar deze plannen zijn (zoals verzoeker zelf ook heeft gezegd) nog maar voorlopig en volgens de derde-partij afhankelijk van de vergunningverlening voor het realiseren van een zorglocatie op de locatie van het klooster Mariabosch en van de verdere afstemming tussen betrokken partijen. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het verzoek niet spoedeisend is. De voorzieningenrechter overweegt daarbij ook dat de derde-partij en verweerder hebben toegezegd verzoeker ervan op de hoogte te stellen als hen bekend is wanneer de sloop is voorzien. Zou in afwachting van de behandeling van het beroep de sloop van de middenbeuk en dus ook het oude klooster op enig moment aanstaande zijn, dan krijgt verzoeker daarvan van hen tijdig bericht, zodat hij dan (juridische) maatregelen kan treffen om zijn belangen (de bescherming van het oude klooster) veilig te stellen en hij niet voor een voldongen feit komt te staan.
5. Gelet op de beslisruimte die verweerder heeft bij het aanwijzen van een object als gemeentelijke monument, ziet de voorzieningenrechter op voorhand geen reden te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.
Conclusie
6. Er is daarom geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dan ook afwijzen.
7. Ter voorlichting van verzoeker merkt de voorzieningenrechter hierbij nog op dat als er reden was geweest om een voorlopige voorziening te treffen, hij de meeste gevraagde concrete voorlopige voorzieningen niet had kunnen treffen, omdat hij alleen voorlopige maatregelen kan nemen die binnen het bereik vallen van wat de rechtbank in de beroepsprocedure kan beslissen. Hij had van alles wat verzoeker concreet heeft gevraagd alleen verweerder kunnen gelasten het oude klooster, tijdelijk, als een gemeentelijk monument te behandelen, maar ook dat alleen als zich de situatie voordoet waarin niet anders kan worden geoordeeld dan dat verweerder het oude klooster als gemeentelijk monument had moeten aanwijzen. Uit rechtsoverweging 5 volgt dat hiervan niet is gebleken, zodat de voorzieningenrechter geen van de gevraagde concrete voorlopige voorzieningen had kunnen treffen.
Proceskosten, griffierecht en dwangsom
8. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding en evenmin reden te bepalen dat verweerder het griffierecht moet vergoeden dat verzoeker voor de behandeling van dit verzoek heeft moeten betalen. Omdat het verzoek wordt afgewezen is er ook geen reden aan de uitspraak een dwangsom te verbinden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.W.C.M. Frings, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2022
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 27 juni 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.