Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
stichting pensioenfonds ABP,
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
Geachte heer [eiser sub 1] ,
3.Het geschil
op rechtsgevolg gerichtevordering valt in het hele verzoekschrift noch in de conclusie van repliek - ook niet tussen de regels door - te ontwaren, zodat de kantonrechter daar verder aan voorbij kan en zal (dienen te) gaan.
4.De beoordeling
Artikel 57. Behoud aanspraak in geval van scheiding
Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van scheiding zijn deelneming zou zijn geëindigd.
Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de gewezen deelnemer een aanspraak op partnerpensioen als de gewezen deelnemer ten behoeve van die partner heeft behouden bij het beëindigen van de deelneming.
Indien een partnerrelatie van een gepensioneerde eindigt door scheiding verkrijgt de gewezen partner van de gepensioneerde een aanspraak op partnerpensioen als de gepensioneerde ten behoeve van zijn partner heeft behouden bij het ingaan van het ouderdomspensioen.
(…)
Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
de pensioenuitvoerder bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
de vervreemding onherroepelijk is; en
dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.”
Indien na toepassing van het eerste (…) lid de gewezen partner overlijdt voordat de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de deelnemer of gewezen deelnemer, bedoeld in het eerste (…) lid, voor zover dit in de betrokken pensioenregeling is bepaald.
een eigen aanspraak van [naam 1]was (en dus
nieteigendom van [eiser sub 1] , zoals [eisers] ten onrechte en - zo lijkt het: tegen beter weten in - blijft stellen), die zij heeft verkregen op het tijdstip van de echtscheiding, en (2) dat na overlijden van [naam 1] haar aanspraak op BPP enkel deel zou gaan uitmaken van de pensioenaanspraken van [eiser sub 1]
indien dit in de betrokken pensioenregeling zo was bepaald. Op het moment dat [naam 1] in [overlijdensdatum] overleed, was hiervan geen sprake. Toentertijd was enkel bepaald dat als er in verband met hetzelfde overlijden ook recht op een of meer bijzondere partnerpensioenen bestaat, ABP het partnerpensioen met deze bijzondere partnerpensioenen vermindert.
kan[deze en volgende cursiveringen toegevoegd] komen.
De mogelijkheid omde waarde van het bijzonder partnerpensioen ten gunste
te kunnen laten komenvan de deelnemer moet zijn opgenomen in de pensioenregeling.’ Het is kortom geen verplichting, maar een mogelijkheid, waarvan ABP een jaar na inwerkingtreding van lid 6 gebruik heeft gemaakt.
geenaanspraak is die op grond van de Pensioenwet aan [eiser sub 1] toekomt. Dat betekent dat geen grond (wettelijk dan wel anderszins) bestaat die [eisers] de bevoegdheid verleent om te beschikken over het BPP van [naam 1] of die ABP ertoe dwingt om verzoeken van [eisers] met betrekking tot het BPP van [naam 1] in te willigen. Ook dit is overigens door ABP reeds bij herhaling aan [eisers] uitgelegd. Dat [eisers] dit - kennelijk - niet kan (of wil) accepteren, is spijtig, maar doet aan de regeling niet aan af.
volgendebijzondere partner of – wanneer er maar één bijzondere partner is – van de partner.