ECLI:NL:RBLIM:2022:5134

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
ROE 21/631
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor tijdelijke Aldi supermarkt in Tegelen

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, waaronder Plus Vastgoed B.V. en een supermarkt exploitant, en de gemeente Venlo, die als verweerder optrad. De zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning aan Aldi voor de tijdelijke vestiging van een supermarkt in Tegelen, met een oppervlakte van ongeveer 1100 m², ondergebracht in een tent, voor een periode van twee jaar. De vergunning is verleend vooruitlopend op de definitieve vestiging van een grotere Aldi-supermarkt in een nieuw woon-winkelproject. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, stellende dat de tijdelijke supermarkt in strijd is met het bestemmingsplan en dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de tijdelijke supermarkt geen stedelijke ontwikkeling is zoals bedoeld in de provinciale Omgevingsverordening, en dat de vergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond, met uitzondering van de niet-ontvankelijkheid van de bezwaren van een groep eisers, die gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand gelaten en verweerder veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21 / 631
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2022 in de zaak tussen

1.[eiseres sub 1] hodn [handelsnaam] , gevestigd te Tegelen,

2.
Plus Vastgoed B.V., gevestigd te Utrecht,
3.
[eiser 1 sub 3],
[eiser 2 sub 3]en
[eiser 3 sub 3], allen wonend te [woonplaats] ,
eisers,
(gemachtigde: mr. J.H.P. Hardy)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder
(gemachtigde: J.M.G. Vincken).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Aldi Roermond B.V., gevestigd te Roermond,
(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen).
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan derde-partij Aldi Roermond B.V. (Aldi) voor twee jaar een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk realiseren van een supermarkt, het aanleggen van een inrit/uitweg en het maken van handelsreclame (bouwplan). Eisers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 13 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van Plus Vastgoed BV (Plus) en van [eiser 1 sub 3] , [eiser 2 sub 3] en [eiser 3 sub 3] (eisers [eisers sub 3] ) niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren van [eiseres sub 1] hodn [handelsnaam] ( [eiseres sub 1] ) ongegrond verklaard
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022. Plus is verschenen, vertegenwoordigd door [naam 1] . Eiser [eiser 1 sub 3] is in persoon verschenen met zijn gemachtigde mede namens de overige eisers [eisers sub 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voorts is Aldi verschenen, vertegenwoordigd door [naam 2] , bijgestaan door de gemachtigde van Aldi.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Aldi heeft op 17 juli 2020 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een supermarkt op een perceel aan het [adres 1] te Tegelen, aan de rand van het kernwinkelgebied van Tegelen. Bij het primaire besluit heeft verweerder deze omgevingsvergunning verleend voor het bouwplan. Het betreft een tijdelijke supermarkt van ongeveer 1100 m², ondergebracht in een grote tent, voor twee jaar, ingaande de datum van het primaire besluit, vooruitlopend op de realisatie van de definitieve vestiging van Aldi van ongeveer 1800 m² in het project Martinushof op een aangrenzende locatie. Deze tijdelijke Aldi-supermarkt is inmiddels al enige tijd gerealiseerd. Het project Martinushof voorziet behalve in een nieuwe Aldi-supermarkt in een nieuwe, grotere, vestiging van de Jan Linders- supermarkt van 2400 m² (thans gevestigd in het zuidelijk gedeelte van de [straatnaam] ) alsmede in een aantal woningen.
Besluitvorming
2. De tijdelijke Aldi-supermarkt is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Actualisatie en reparatie centrum Tegelen” (bestemmingsplan), omdat detailhandel niet valt onder de enkelbestemming ‘Maatschappelijk’ en de tijdelijke Aldi-supermarkt deels valt buiten het bouwvlak.
De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)), het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo), het maken of hebben van een uitweg (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo) en het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van handelsreclame (artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wabo).
De omgevingsvergunning voor de activiteit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 11, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), (de zogenoemde kruimelgevallenregeling).
3. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en in bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningen-rechter heeft op 8 december 2020 uitspraak gedaan (zaak 20/2847).
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van Plus en eisers [eisers sub 3] niet-ontvankelijk verklaard. De bezwaren van [eiseres sub 1] zijn ontvankelijk maar ongegrond verklaard.

5.Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep aangetekend.

6. Op 22 april 2022 is voor de gronden waar de tijdelijke Aldi-supermarkt is gebouwd het nieuwe bestemmingsplan “Martinushof, Tegelen” (Martinushof) vastgesteld. Eisers hebben daartegen beroep ingesteld.
7. De rechtbank dient eerst te beoordelen of verweerder de bezwaren van Plus en eisers [eisers sub 3] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en de bezwaren van [eiseres sub 1] terecht ontvankelijk heeft verklaard.
8. Verweerder heeft de bezwaren van Plus en eisers [eisers sub 3] niet-ontvankelijk verklaard omdat deze eisers volgens verweerder geen belanghebbende zijn bij het primaire besluit.
Oordeel rechtbank
Belanghebbendheid van eisers bij het primaire besluit
9. Ten aanzien van de belanghebbendheid van eisers bij het primaire besluit overweegt de rechtbank (ambtshalve) als volgt.
9.1.
In artikel 8.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan in stellen bij de bestuursrechter. Op grond van artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Eisers zijn als belanghebbende bij het primaire besluit aan te merken als zij een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang hebben dat hen in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit, tenzij die gevolgen geen gevolgen van enige betekenis zijn (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van
9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2205, r.o. 7).
9.2.
[eiseres sub 1] is de exploitant van de Plus-supermarkt aan de [adres 2] te Tegelen. De rechtbank is met partijen van oordeel dat [eiseres sub 1] belanghebbende is bij het primaire besluit nu, gelet op de afstand tussen de Plus-supermarkt en de tijdelijke Aldi-supermarkt, te weten 1,4 kilometer, aannemelijk is dat de exploitatie van de Plus-supermarkt en de tijdelijke supermarkt van Aldi in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied plaatsvinden en daarom niet is uitgesloten dat het bouwplan een nadelige invloed, te weten omzetdaling, zal hebben op de exploitatie van de Plus-supermarkt.
9.3.
Plus is eigenaar van het pand [adres 2] te Tegelen en verhuurt dit pand aan [eiseres sub 1] voor de exploitatie van de Plus-supermarkt. Volgens Plus kunnen als gevolg van de tijdelijke Aldi-supermarkt op korte termijn gevolgen optreden voor de verhuurbaarheid van het pand en moet zij daarom als belanghebbende bij het primaire besluit worden beschouwd. Plus verwijst naar een rapport van Seinpost Adviesbureau van oktober 2020. Volgens dat rapport is de Plus-supermarkt van [eiseres sub 1] een buurtsupermarkt die samen met de Coöp-supermarkt te Steyl zal moeten gaan concurreren met de tijdelijke Aldi-supermarkt en is te verwachten dat daardoor een van de supermarkten moet gaan sluiten.
9.3.1.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt over de belanghebbendheid van Plus. De omgevingsvergunning voor de tijdelijke Aldi-supermarkt is verleend voor twee jaar en alle bijbehorende inrichtingselementen in het openbare gebied dienen na twee jaar verwijderd te zijn. De rechtbank acht het gelet hierop niet aannemelijk dat Plus door het primaire besluit in haar eigendomsbelang, in het geval van Plus de verhuurbaarheid van het pand [adres 2] , wordt geraakt. De stelling ter zitting dat [eiseres sub 1] door de tijdelijke Aldi-supermarkt een omzetdaling van 3,5-5% heeft ondervonden is onvoldoende om voor Plus enige gevolgen van betekenis aan te nemen. Verweerder heeft Plus terecht niet als belanghebbende aangemerkt en het bezwaar van Plus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep van Plus is dus ongegrond.
9.4.
Eisers [eisers sub 3] zijn eigenaar van de winkelpanden aan de [adres 3] te Tegelen. Deze panden bevinden zich op ongeveer 150 meter afstand van de tijdelijke Aldi-supermarkt. In de panden was vroeger, vóór 1985, een supermarkt gevestigd. Later hebben diverse andere winkels en activiteiten hier onderdak gevonden. De panden staan momenteel (gedeeltelijk) leeg. Ten tijde van het primaire besluit en het bestreden besluit gold voor de betreffende percelen ingevolge het bestemmingsplan “Centrum Tegelen” de bestemming “Centrum“. Op 22 december 2021 is voor deze percelen het omgevingsplan “Verbrede reikwijdte Tegelen” vastgesteld. In dat omgevingsplan is ten aanzien van de percelen de bestemming “Centrum Kernwinkelgebied” vastgesteld. Volgens deze bestemming is detailhandel in de panden [adres 3] niet langer mogelijk.
9.4.1.
Wat betreft eisers [eisers sub 3] heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat zij niet als belanghebbende bij het primaire besluit kunnen worden aangemerkt. De voorzieningen-rechter heeft daartoe onder meer overwogen dat niet in geding was dat in deze panden de vestiging van een supermarkt planologisch niet mogelijk was. Verweerder heeft zich daarbij aangesloten. In beroep hebben eisers [eisers sub 3] aangevoerd dat ten tijde van het primaire en het bestreden besluit op grond van het bestemmingsplan “Centrum Tegelen” in de panden een supermarkt mocht worden gevestigd.
9.4.2.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het primaire en het bestreden besluit ingevolge artikel 5.1 van het bestemmingsplan “Centrum Tegelen” de percelen aan de [adres 3] bestemd waren voor, onder andere, detailhandel. Een supermarkt betreft een vorm van detailhandel. Ten tijde van het primaire besluit, in tegenstelling tot wat de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, en ten tijde van het primaire en het bestreden besluit, in tegenstelling tot wat verweerder heeft aangenomen, kon ter plaatse planologisch (nog) een supermarkt worden gevestigd. Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat de tijdelijke Aldi-supermarkt, gezien de ligging, gevolgen heeft voor het ondernemersklimaat in het zuidelijke gedeelte van de [straatnaam] en op de beschikbaarheid van parkeerplaatsen voor bezoekers van de in dit gebied gelegen winkels. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit gevolgen van enige betekenis en hadden eisers [eisers sub 3] daarom als belanghebbende bij het primaire besluit moeten worden aangemerkt. Verweerder heeft hun bezwaren ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie belanghebbendheid
9.5
Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eisers [eisers sub 3] gegrond is en het bestreden besluit kan wat betreft de niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van eisers [eisers sub 3] niet in stand blijven en dient in zoverre te worden vernietigd.
Inhoudelijke gronden [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3]
10. De rechtbank zal hierna de inhoudelijke beroepsgronden van [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] behandelen. Deze inhoudelijke gronden zien, zoals de gemachtigde heeft bevestigd, alleen op de omgevingsvergunning voor de activiteit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Strijd met de Omgevingsverordening Limburg 2014
11. De Omgevingsverordening Limburg 2014 (Omgevingsverordening) houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Artikel 2.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
“1. Een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, houdt rekening met het bepaalde in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
2. Bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, worden tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen, zoals bedoeld in artikel 2.2.3, onderzocht.
3. (…)”.
In de Omgevingsverordening dient op grond van artikel 2.1.1 onder “ruimtelijk plan” onder andere te worden verstaan: omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2˚ van de Wabo, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken onder toepassing van het bepaalde in lid 9 of lid 11 van artikel 4, Bijlage II van het Bor.
Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) luidt:
“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
In de Omgevingsverordening en het Bro dient op grond van artikel 2.2.1, aanhef en onder 1, van de Omgevingsverordening respectievelijk artikel 1.1.1, aanhef en onder i, van het Bro onder “stedelijke ontwikkeling” te worden verstaan: “ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen”.
11.1.
Volgens [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] is in dit geval sprake van een ruimtelijk plan en een stedelijke ontwikkeling als hiervoor bedoeld en had verweerder daarom, gelet op artikel 2.2.2, eerste en tweede lid, van de Omgevingsverordening, rekening moeten houden met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (ladder duurzame verstedelijking) en met de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen. Zij vinden dat verweerder geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met de behoefte aan een nieuwe supermarkt. Volgens een rapport van BRO van 10 oktober 2014 is er geen enkele ruimte voor toevoeging van detailhandel in het centrum van Tegelen. Dat is ook het standpunt van Seinpost Adviesbureau in een rapport van oktober 2020. Er is niet gekeken naar alternatieven voor de leegstaande (monumentale) panden van eisers [eisers sub 3] . Het door verweerder vermelde rapport “Gemeente Venlo, ruimtelijk-functionele onderbouwing supermarktontwikkelingen centrum Tegelen” van BRO, d.d. 12 mei 2020, ziet op het plangebied Martinushof, niet op de tijdelijke Aldi-supermarkt. Volgens eisers is niet in te zien hoe een tijdelijke supermarkt het functioneren van het centrum van Tegelen versterkt.
11.1.1.
Daargelaten de vraag of in de Omgevingsverordening kan worden bepaald dat in het kader van de toepassing van de kruimelgevallenregeling rekening moet worden gehouden met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, - dat artikel ziet immers op een bestemmingsplan en via artikel 5.20 van het Bor geldt dat alleen bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3°, van de Wabo - is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en dat de Omgevingsverordening daarom niet verplichtte om bij de beoordeling of van het bestemmingsplan zou worden afgeweken rekening te houden met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro of de mogelijkheid van herbenutting van de panden van eisers [eisers sub 3] te onderzoeken (aangenomen dat die een monumentale status kon worden toegedicht, wat de rechtbank betwijfelt). De rechtbank verwijst naar de uitleg van het begrip stedelijke ontwikkeling, zoals die is weergegeven in de uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak 20/2847, r.o. 11.1 en 11.2. De rechtbank acht voor het oordeel dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling, behalve dat de tijdelijke Aldi-supermarkt is gelegen direct naast het kernwinkelgebied, waar reeds veel detailhandel is gevestigd en zich reeds andere stedelijke bebouwing bevindt, met name van belang dat de tijdelijke Aldi-supermarkt slechts voor de duur van twee jaar is vergund en een, naar het oordeel van de rechtbank, relatief kleine (winkel)vloeroppervlakte heeft van ongeveer 1100 m². Verder heeft de rechtbank hierbij betrokken dat de tijdelijke Aldi-supermarkt in enkele dagen volledig kan worden afgebroken en dat de parkeergevolgen van de omgevingsvergunning feitelijk (zie r.o.12.3) en planologisch (onder de vigerende bestemming “Maatschappelijk” zijn aan die bestemming ondergeschikte parkeer-voorzieningen toegestaan) beperkt zijn.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening
12. Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 2°, van de Wabo bepaalt dat, voor zover de aanvraag voor een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of voldoende is gemotiveerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook kan daarbij aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen (zie de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1633).
12.1.
In het kader van de eis van een goede ruimtelijke ordening voeren [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] het volgende aan. De tijdelijke Aldi-supermarkt zal leiden tot meer leegstand in Tegelen, tot aantasting van de leefbaarheid in de wijk Op de Heide (waar de supermarkt van [eiseres sub 1] is gevestigd) en tot verslechtering van het ondernemersklimaat (winkelbezoek) in het middengedeelte van de [straatnaam] (waar de panden van eisers [eisers sub 3] zijn gelegen). Ze verwijzen in dit verband naar de eerder vermelde rapporten van Seinpost Adviesbureau (oktober 2020) en BRO (10 oktober 2014). Verder wijzen ze op de salderingsplicht welke is opgenomen in de, door de gemeenteraad van Venlo overgenomen, Detailhandelsvisie Noord-Limburg, en die inhoudt dat als detailhandelsaanbod wordt toegevoegd, elders in het marktgebied eenzelfde hoeveelheid aanbod uit de markt moet worden genomen. De tijdelijke Aldi-supermarkt is in strijd met dit regionaal en gemeentelijk beleid nu de toevoeging van de tijdelijke Aldi-supermarkt niet gepaard gaat met het uit de markt nemen van supermarktaanbod. De toevoeging van de tijdelijke Aldi-supermarkt is volgens [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] tevens in strijd met het gemeentelijk beleid om buiten het kernwinkelgebied niet in te zetten op detailhandel, nu de tijdelijke Aldi-supermarkt buiten het kernwinkelgebied ligt. Eisers [eisers sub 3] betogen voorts dat niet voldoende gemotiveerd is waarom 45 nieuwe parkeerplaatsen voor de tijdelijke Aldi-supermarkt voldoende zijn, temeer nu volgens het primaire besluit een aantal bestaande parkeerplaatsen komt te vervallen.
12.2.
Verweerder verwijst in reactie op het standpunt dat de tijdelijke Aldi-supermarkt tot meer leegstand zal leiden naar het eerder vermeld rapport van BRO van 12 mei 2020. Uit dit rapport (pagina’s 17 t/m 19) blijkt volgens verweerder dat het toevoegen van twee supermarkten (de definitieve vestiging van een Aldi-supermarkt van 1800 m² en een nieuwe Jan Linders-supermarkt van 2400 m²) in overeenstemming is met de regionale detailhandelsvisie en het gemeentelijke beleid. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de conclusies van dit rapport ook gelden voor de tijdelijke Aldi-supermarkt. Aan de salderingsplicht wordt voldaan nu het winkeloppervlak van de tijdelijke Aldi-supermarkt wordt opgenomen in de definitieve Aldi-vestiging in het plan Martinushof en nu in het Omgevingsplan “Verbrede reikwijdte Tegelen” detailhandelsfuncties van panden buiten het kernwinkelgebied zijn wegbestemd. Het voor de tijdelijke Aldi-supermarkt vastgestelde aantal extra parkeerplaatsen van 45 voldoet aan de CROW-normen voor “matig stedelijk gebied” en “Schil centrum”.
12.3.
De rechtbank stelt vast dat zowel het door verweerder aangehaalde rapport van BRO van 12 mei 2020 als het rapport van Seinpost Adviesbureau van oktober 2020 ziet op de ontwikkeling van het plan Martinushof met nieuwe (permanente) vestiging van een grote Aldi-supermarkt en een grote Jan Linders-supermarkt. De effecten van deze toevoegingen zijn in deze rapporten beoordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank bieden deze rapporten te weinig grondslag voor een goede beoordeling van de ruimtelijke gevolgen van de tijdelijke Aldi-supermarkt. De rechtbank acht het, mede gelet op de oppervlakte van de tijdelijke Aldi-supermarkt en de periode waarvoor de tijdelijke Aldi-supermarkt is vergund, geenszins aannemelijk dat de tijdelijke Aldi-supermarkt tot onaanvaardbare omzetdaling, leegstand en ontwrichting van de detailhandelsstructuur in Tegelen zal leiden. Ter zitting hebben verweerder en Aldi onweersproken verklaard dat met het aanleggen van 45 extra parkeerplaatsen het vinden van een parkeerplaats bij de tijdelijke Aldi-supermarkt geen probleem is. De rechtbank heeft ook overigens geen reden om aan te nemen dat dit aantal parkeerplaatsen onvoldoende is om te voorkomen dat bezoekers van de tijdelijke Aldi-supermarkt (onevenredig) beslag leggen op parkeerruimte die bedoeld is voor bezoekers van andere winkels/panden in de buurt, zoals de panden van eisers [eisers sub 3] . Dat verweerder ten aanzien van de tijdelijke Aldi-supermarkt geen saldering heeft toegepast maakt niet dat de omgevingsvergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De oppervlakte van de tijdelijke Aldi-supermarkt wordt opgenomen in de nieuwe Aldi-vestiging en verweerder zal in dat verband tot saldering overgaan. Voor zover [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] het daar niet mee eens zijn kunnen zij dit aanvoeren in de procedure over het bestemmingsplan Martinushof.
12.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de tijdelijke Aldi supermarkt geen onevenredige gevolgen voor [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] heeft en dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie inhoudelijke gronden
13. Gelet op het voorgaande treffen de inhoudelijke gronden van [eiseres sub 1] en eisers [eisers sub 3] geen doel en kan de omgevingsvergunning in stand blijven. De rechtbank zal daarom het beroep van [eiseres sub 1] ongegrond verklaren. De rechtbank zal het beroep van eisers [eisers sub 3] , gelet op r.o. 9.5, gegrond verklaren. Omdat hun inhoudelijke gronden niet slagen zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven.
Vergoeding griffierecht en proceskosten
14. De rechtbank heeft in dit beroep met toepassing van artikel 8:41, derde lid, van de Awb, een griffierecht van € 360,- geheven, nu behalve eisers [eisers sub 3] ook twee niet-natuurlijke personen tegen het bestreden besluit beroep hebben ingesteld. Nu de beroepen van de twee niet-natuurlijke personen ongegrond zijn, acht de rechtbank het redelijk dat eisers [eisers sub 3] een vergoeding van griffierecht ontvangen ter hoogte van het bedrag dat zij zouden hebben moeten betalen indien het beroep alleen door hen was ingesteld. Eisers zouden dan een griffierecht van € 180,- hebben moeten betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder aan eisers [eisers sub 3] wegens door hen betaald griffierecht een vergoeding van € 180,- betaalt.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers [eisers sub 3] in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Eisers [eisers sub 3] hebben op de dag van de zitting, 26 april 2022, bij de balie van de rechtbank een formulier proceskosten overgelegd. Dit formulier was de rechtbank bij de sluiting van het onderzoek ter zitting niet bekend. Eisers hebben ter zitting geen gewag van gemaakt van dit formulier. De rechtbank gaat er daarom van uit dat dit formulier na sluiting van het onderzoek is ingediend. De rechtbank ziet geen reden voor heropening van het onderzoek en laat het overgelegde formulier proceskosten buiten beschouwing.
Beslissing
De rechtbank:
ten aanzien van het beroep van [eiseres sub 1] en het beroep van Plus Vastgoed B.V.:
- verklaart de beroepen ongegrond;
ten aanzien van het beroep van [eiser 1 sub 3] , [eiser 2 sub 3] en [eiser 3 sub 3] :
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de bezwaren van deze eisers niet-ontvankelijk zijn verklaard;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht tot een bedrag van € 180,- aan
eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 juli 2022.
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden op: 8 juli 2022.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.