In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Woningstichting Heemwonen en [naam onderbewindgestelde], vertegenwoordigd door [gedaagde], in haar hoedanigheid van bewindvoerder. De eisende partij, Heemwonen, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gelegen aan [adres] in [woonplaats 2]. De aanleiding voor deze vordering was de constatering dat in het gehuurde illegale prostitutie plaatsvond, hetgeen in strijd was met de bepalingen van de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden. Heemwonen had op 14 september 2021 een brief ontvangen van de gemeente Kerkrade waarin werd medegedeeld dat tijdens een bestuurlijke controle was vastgesteld dat er zonder vergunning een seksinrichting werd geëxploiteerd in de woning. Heemwonen stelde dat de huurder, [naam onderbewindgestelde], zijn verplichtingen als goed huurder niet was nagekomen en dat de illegale activiteiten in de woning een ernstige tekortkoming vormden die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde.
De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet op de hoogte was van de prostitutieactiviteiten en dat hij onvoldoende had gedaan om te voorkomen dat deze plaatsvonden. De rechter benadrukte dat het belang van Heemwonen bij het bestrijden van woonfraude en het waarborgen van de sociale woningvoorraad zwaarder woog dan het woonbelang van de huurder. De vordering van Heemwonen werd toegewezen, en de kantonrechter ontbond de huurovereenkomst, veroordeelde de gedaagde tot ontruiming van het gehuurde en legde de proceskosten op aan de gedaagde.