ECLI:NL:RBLIM:2022:5421

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
9670862 CV EXPL 22-577
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde

In deze zaak heeft de kantonrechter op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Wonen Limburg en een gedaagde huurder. De procedure begon met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 16 mei 2022, waarbij alleen Wonen Limburg aanwezig was. De gedaagde huurder had een huurachterstand van € 4.100,17, die ondanks sommaties niet volledig was voldaan. Wonen Limburg vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, evenals betaling van de huurachterstand en bijkomende kosten.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen en dat de huurachterstand van meer dan zeven maanden voldoende was om de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wees de vordering van Wonen Limburg toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, de maandelijkse huur tot de ontruiming, en de proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9670862 CV EXPL 22-577
Vonnis van de kantonrechter van 13 juli 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONEN LIMBURG,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Wonen Limburg en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
- de door Wonen Limburg d.d. 21 maart 2022 ingediende productie
- de mondelinge behandeling gehouden op 16 mei 2022, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Alleen Wonen Limburg was aanwezig.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Wonen Limburg de woonruimte met aanhorigheden aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De huurovereenkomst is aangegaan op 20 februari 2020. De huur bedraagt laatstelijk € 547,44 per maand en moet bij vooruitbetaling, voor de eerste dag van de maand, worden betaald.
2.1.
Tot en met januari 2022 is een huurachterstand ontstaan van € 4.100,17, die [gedaagde] ondanks sommaties niet (geheel) heeft betaald. Naar aanleiding van een tussentijds getroffen betalingsregeling met de door Wonen Limburg ingeschakelde deurwaarder, heeft [gedaagde] twee keer € 150,00 betaald.
2.2.
Wonen Limburg heeft de betalingsachterstand (vroegtijdig) gemeld bij de gemeente.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Limburg vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen ontbindt en [gedaagde] veroordeelt tot ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis en betaling van:
- € 4.315,06 ( te weten € 4.100,17 aan hoofdsom plus € 514,89 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw en minus € 300,00 die [gedaagde] bij de deurwaarder heeft betaald), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden,
- € 547,44 per maand aan huur c.q. gebruiksvergoeding voor iedere maand die vanaf
31 januari 2022 tot het tijdstip van ontruiming is ingegaan,
- de proceskosten.
3.2.
Wonen Limburg legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gevorderde huurachterstand (zie ook r.o. 4.7.) zal worden toegewezen, aangezien [gedaagde] het bestaan en de hoogte ervan niet betwist. De door hem aangevoerde financiële problemen aan zijn zijde ontslaan hem niet van zijn betalingsverplichting jegens Wonen Limburg en deze staan aan toewijzing van de vordering dan ook niet in de weg. Voor zover [gedaagde] met de zinsnede, dat hij hoopt op een goede oplossing, bedoeld heeft te stellen dat de kantonrechter een regeling kan treffen, kan de kantonrechter deze partijen niet dwingend opleggen. Bovendien is [gedaagde] een regeling aangeboden, die [gedaagde] na twee betalingen niet verder is nagekomen.
4.2.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Als de huurder de verplichting om (tijdig) de huur te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst deze vordering alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Daarbij wordt als uitgangspunt genomen dat een huurachterstand ter grootte van drie maandtermijnen ontbinding rechtvaardigt, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen.
4.3.
[gedaagde] had op het moment van dagvaarden een huurachterstand van ruim zeven maanden. Deze tekortkoming rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter – en [gedaagde] heeft dat ook niet betwist – ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolg (ontruiming van het gehuurde). [gedaagde] is tekort geschoten in zijn kernverplichting uit de huurovereenkomst, te weten het tijdig betalen van de afgesproken huur. [gedaagde] heeft onvoldoende pogingen gedaan om de huurachterstand ongedaan te maken of in te lopen terwijl daarover gemaakte, en redelijk te achten, afspraken niet zijn nagekomen. Daarbij komt dat Wonen Limburg op de mondelinge behandeling heeft gesteld dat de huurachterstand na het uitbrengen van de dagvaarding verder is opgelopen, nu ook de huur van april en mei 2022 niet is betaald. De tekortkoming is van zodanig gewicht dat zijn woonbelang (en dat van zijn schoolgaande kind, zo dit kind al bij [gedaagde] inwonend zou zijn) daarvoor moet wijken.
4.4.
De huurovereenkomst zal daarom worden ontbonden en [gedaagde] zal worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen, en wel binnen de in dit soort zaken gebruikelijk gehanteerde termijn van twee weken na betekening van dit vonnis (en niet drie dagen zoals gevorderd is).
4.5.
[gedaagde] zal de huurbetalingsverplichtingen moeten nakomen tot en met de maand waarin hij het gehuurde verlaat (tot de datum van ontbinding op grond van de huurovereenkomst en hierna op grond van artikel 7:225 BW), reden waarom ook de vordering tot betaling van de huur vanaf 31 januari 2022 tot de ontruiming zal worden toegewezen.
4.6.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen ook worden toegewezen, omdat Wonen Limburg op 26 oktober 2021 een zogenoemde veertiendagenbrief heeft verzonden aan [gedaagde] die voldoet aan de vereisten. Er is namelijk een betalingstermijn gegeven die voldoende ruim is (veertien dagen na bezorging van de brief) en het aangezegde bedrag (€ 514,89 inclusief btw) is conform de geldende staffel behorende bij het bedrag waarvan in die brief betaling werd gevorderd, terwijl de kantonrechter (aan de hand van de producties 6 en 7) ervanuit gaat dat de aan de deurwaarder gedane betalingen eerst na die veertien dagen termijn hebben plaatsgevonden.
4.7.
Artikel 6:44 BW (imputatie) geeft aan op welk deel van de vordering een betaling in mindering strekt: in de eerste plaats op de kosten, daarna op de verschenen rente en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente. De betaling van € 300,00 strekt daarmee in mindering op voormeld bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. De in de dagvaarding gevorderde som van € 4.315,06 ziet aldus op de volledige hoofdsom (huurachterstand) en het restant van het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. In het onderhavige geval maakt dit voor de beoordeling en de toewijzing van het gevorderde verder geen verschil.
4.8.
De gevorderde wettelijke rente over die € 4.315,06 vanaf datum dagvaarden
(31 januari 2022) zal worden toegewezen nu deze niet is betwist en toewijsbaar is te achten.
4.9.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten van Wonen Limburg worden tot vandaag begroot op:
  • dagvaarding € 127,43
  • griffierecht € 487,00
  • salaris gemachtigde €
totaal € 1.112,43

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] te [woonplaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het gehuurde te verlaten en te ontruimen en ontruimd te houden en met al het zijne en de zijnen onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Wonen Limburg te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Limburg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 4.315,06, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Wonen Limburg tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 547,44 per maand voor elke ingegane maand met ingang van 31 januari 2022 tot en met de maand waarin [gedaagde] het gehuurde heeft ontruimd,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Wonen Limburg tot vandaag begroot op € 1.112,43,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
NIv