In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is op 27 juli 2022 een vonnis gewezen door kantonrechter G.M. Drenth. De zaak betreft een geschil tussen een eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.M.C. Linssen, en een gedaagde partij, vertegenwoordigd door mr. C.M.G. Tholen. De eiseres woont in [woonplaats 1] en de gedaagde partij is gevestigd in [woonplaats 2]. De procedure is voortgekomen uit een eerder tussenvonnis van 1 september 2021 en heeft geleid tot een mondelinge behandeling op 11 april 2022, waarbij de kantonrechter heeft besloten dat er een deskundige benoemd moet worden om de schade aan de garage van de eiseres te beoordelen.
Tijdens de zitting hebben beide partijen verklaard dat met de benoeming van één deskundige kan worden volstaan. De gedaagde partij heeft een maximale hoogte van de kosten van de deskundige genoemd van € 970,52, terwijl de eiseres geen maximumbedrag heeft opgegeven. De deskundige, [naam deskundige] van Mercator Projectmanagement, heeft zich bereid verklaard om op te treden en heeft een begroting van € 4.170,27 gepresenteerd voor het beantwoorden van verschillende vragen over de schade en de oorzaken daarvan.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de hoogte van het voorschot. Indien de gedaagde partij niet akkoord gaat met de begroting, moet hij in samenspraak met de eiseres een andere deskundige voordragen. De kantonrechter heeft partijen aangespoord om in gesprek te gaan over een regeling, gezien de verhouding tussen het begrote voorschot en de hoogte van de vordering van de eiseres. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van de gedaagde partij, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.