Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser] ,
[eiseres 1],
[eiseres 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 juli 2022 uitspraak gedaan in een verklaringsprocedure. De eisers, bestaande uit twee natuurlijke personen en een maatschap, hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, een besloten vennootschap, met betrekking tot een door de gedaagde afgelegde verklaring in het kader van een executoriaal derdenbeslag. De eisers stelden dat de gedaagde een beroepsfout had gemaakt door niet tijdig te voldoen aan een eerder vonnis in kort geding, waardoor zij schade hadden geleden in de vorm van verbeurde dwangsommen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat de gedaagde onjuist had verklaard dat er geen vordering van de maatschap op haar rustte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de gedaagde niet onjuist was en dat de vorderingen van de eisers daarom moesten worden afgewezen. Tevens zijn de eisers veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 4.304,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.