Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiser heeft op 17 augustus 2021 een telefonisch melding gedaan in het kader van de Wmo 2015 voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een matras. Naar aanleiding daarvan heeft op 8 september 2021 een telefonisch vervolgonderzoek plaatsgevonden. Eiser heeft vervolgens op 27 september 2021 een aanvraag gedaan.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat een matras een algemeen gebruikelijke voorziening is.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich daarbij primair op het standpunt dat een matras niet is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid (het in staat zijn tot het uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)). Eiser ervaart naar eigen zeggen weliswaar pijnklachten bij het gebruik van zijn huidige matras en claimt daardoor ook slecht te slapen, echter het niet goed kunnen slapen c.q. pijn ervaren bij het liggen op een matras houdt geen verband met de zelfredzaamheid en betekent aldus niet dat eiser daardoor niet zelfredzaam is. Eiser heeft ter hoorzitting zelf aangegeven geen beperkingen te ondervinden in de zelfredzaamheid. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat een matras een algemeen gebruikelijke voorziening is. Dat verweerder in 2014 is overgegaan tot verstrekking van een pgb voor de aanschaf van een matras betekent niet dat eiser daaraan de gerechtvaardigde verwachting mocht ontlenen dat dat voor de toekomst ook zou gelden. Daarover heeft verweerder geen toezegging gedaan. Verweerder hoeft een eenmaal gemaakte fout ook niet te herhalen, aldus verweerder.
5. Eiser voert in beroep aan dat hij al tijdens de hoorzitting in bezwaar heeft gezegd dat een goede nachtrust noodzakelijk is voor het kunnen uitvoeren van de adl en dat hij de adl niet of niet goed kan uitvoeren zonder een goede nachtrust. In beroep heeft eiser beschreven welke gevolgen het slaapgebrek en de pijnklachten hebben voor zijn functioneren. Van verschillende adl geeft hij aan dat hij die heel moeizaam en/of in sommige gevallen pas na enige tijd kan verrichten. Een goed matras is medisch noodzakelijk, zo blijkt uit de medische stukken, waaronder verslagen van de ergotherapeut. Om zo zelfstandig mogelijk en met zo min mogelijk pijnklachten te kunnen participeren is een goede nachtrust essentieel, aldus de ergotherapeut. In 2014 is wel een pgb toegekend voor de aanschaf van een matras. De medische klachten van eiser zijn sindsdien alleen maar toegenomen, zo blijkt uit medische stukken, waaronder die van de afdelingen neurologie en orthopedie. Het is onzorgvuldig dat verweerder geen enkel onderzoek heeft gedaan naar de medische situatie van eiser, de daaruit voortvloeiende beperkingen en naar welk soort matras die beperkingen zou kunnen wegnemen, de kosten daarvan etc. Het besluit is daarom ook onvoldoende gemotiveerd. De huidige afwijzing van de aanvraag van eiser is in tegenspraak met wat verweerder in 2014 heeft overwogen. Eiser doet een beroep op het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. Destijds was verweerder van oordeel dat een goed matras noodzakelijk is voor een goede nachtrust, die op haar beurt noodzakelijk is voor een goed functioneren en werd niet tegengeworpen dat een matras een algemeen gebruikelijke voorziening is. Er was geen sprake van een eenmalige vergissing, want verweerder heeft dit standpunt tot in hoger beroep gehandhaafd en het is onderschreven door de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep. Het matras is niet algemeen gebruikelijk, want het is een medisch hulpmiddel en kost € 2.572,00, aldus eiser.
6. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert maatwerkvoorziening als op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van, voor zover hier van belang, de zelfredzaamheid en de participatie.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
7. Tussen partijen is in geschil of verweerder de aanvraag van het matras op goede gronden heeft afgewezen.
8. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat een matras op zichzelf niet is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid. Door het matras zou eiser beter kunnen slapen en zouden de pijnklachten van eiser verminderen, aldus eiser. Of het gevraagde matras die claims waar kan maken, staat overigens niet vast, maar dat is voor de beslissing in deze zaak niet van belang. Het beoogde doel van de inzet van het matras is namelijk primair therapeutisch, want gericht op het bevorderen van de nachtrust en op pijnreductie. Dat therapeutisch doel heeft weliswaar (als het wordt behaald) mede tot gevolg dat eiser de algemene dagelijkse levensverrichtingen gemakkelijker (meer uitgerust en met minder pijn) kan verrichten en in die zin een positief effect op de zelfredzaamheid van eiser, maar dat is naar het oordeel van de rechtbank van secundaire betekenis (een indirect gevolg). Voorzieningen met primair een therapeutisch doel vallen niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015, omdat ze als zodanig niet zijn gericht op het vergroten van de zelfredzaamheid en participatie. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen.
9. Dat verweerder eerder, in 2014, een pgb heeft toegekend op grond van de Wmo (2007) voor de aanschaf van een matras, betekent niet dat verweerder de aanvraag van eiser (weer) had moeten toewijzen. Zelfs als verweerder toen bewust de beslissing heeft genomen om voor de aanschaf van een matras door eiser een pgb te verstrekken op grond van de Wmo (2007). Verweerder hoeft een onjuiste beslissing uit het verleden namelijk niet te herhalen. Dat zou alleen anders zijn als het gerechtvaardigd vertrouwens zou zijn gewekt dat verweerder in de toekomst opnieuw (een pgb voor de aanschaf van) een matras aan eiser zou verstrekken op grond van de Wmo (2007 of opvolgende wetgeving), maar dat is gesteld nog gebleken. Eiser stelt slechts dat verweerder nooit heeft gezegd dat eiser in de toekomst geen matras meer kan krijgen op grond van de Wmo, maar dat is onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn stelling dat de rechtbanken de Centrale Raad van Beroepdestijds het standpunt van verweerder hebben onderschreven dat de aanschaf van een matras in het geval van eiser onder de Wmo (2007) valt. In de procedure bij de rechtbank en de Centrale Raad van Beroep was tussen partijen namelijk niet in geschil dat eiser op grond van de Wmo 2007 in aanmerking kwam voor de gevraagde voorziening en dus hebben de rechtbank en de CRvB zich hier over niet uitgelaten. Zij waren toen enkel verdeeld over de hoogte van het toe te kennen pgb.
10. De beroepsgrond van eiser inhoudende dat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd en niet berust op zorgvuldig onderzoek, omdat geen onderzoek is gedaan naar de medische situatie van eiser en naar welk soort matras de beperkingen van eiser het beste zou kunnen wegnemen, slaagt niet. Gelet op de reden van afwijzing van de aanvraag, namelijk dat het gevraagde matras op zichzelf niet is gericht op bevordering van de zelfredzaamheid, was medisch onderzoek van eiser en onderzoek naar het soort matras dat de pijn van eiser zou kunnen verminderen niet noodzakelijk. Ook als dat onderzoek zou uitwijzen dat eiser vermoeid is en pijn heeft (bij het verrichten van de ADL) en dat het gevraagde matras het meest geschikt zou zijn voor eiser en de vermoeidheid en pijn zou verminderen, zou dat namelijk niet kunnen leiden tot inwilliging van de aanvraag, gelet op wat hiervoor in rechtsoverweging 8 is overwogen.
11. Gelet op het voorgaande hoeven de overige beroepsgronden van eiser niet meer te worden besproken.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.