ECLI:NL:RBLIM:2022:5957

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
9238066 \ CV EXPL 21-2665
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit en dwaling bij de verkoop van een woning met gebreken

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over de verkoop van een woning. De eiser, die de woning had gekocht, vorderde schadevergoeding van de gedaagde verkoper wegens non-conformiteit en dwaling. De eiser stelde dat de woning gebreken vertoonde die niet in overeenstemming waren met de koopovereenkomst, waaronder problemen met de badkamer, de carport en de dakramen. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat de gebreken niet aan een normaal gebruik van de woning in de weg stonden en dat hij niet aansprakelijk was voor de gebreken die de koper had kunnen kennen of die zichtbaar waren tijdens de bezichtiging.

De kantonrechter oordeelde dat de gebreken aan de buitenmuur, de carport en de dakramen niet aan een normaal gebruik van de woning in de weg stonden, en dat de eiser rekening moest houden met een bepaalde mate van achterstallig onderhoud, gezien de ouderdom van de woning. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de eiser gedwaald had met betrekking tot de belofte van de gedaagde over de plaatsing van nieuwe dakramen, wat leidde tot een wijziging van de koopovereenkomst. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag ter compensatie van de kosten voor de vervanging van de dakramen en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan de gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9238066 \ CV EXPL 21-2665
Vonnis van de kantonrechter van 3 augustus 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisers,
gemachtigden mr. P.J.T. Austen en mr. L.V.V. Eymael,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. T.L.M. van der Heijden.
Partijen worden hierna verder (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud) [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 20 mei 2021 met 18 producties,
  • de conclusie van antwoord met 7 producties,
  • de brief waarbij een mondelinge behandeling is gepland,
  • de brief van [eiser] met aanvullende producties 19 t/m 21,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 13 april 2022 en waar door beide partijen spreekaantekeningen zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 16 juli 2019 de woning, staande en gelegen te [woonplaats 1] , [adres] (hierna: de woning), van [gedaagde] gekocht voor een koopsom van € 431.000,00 k.k..
2.2.
De koopovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen (productie 1 bij dagvaarding):
artikel 6 Staat van de onroerende zaak/ Gebruik
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woonhuis voor eigen gebruik.
(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.
Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.
Verkoper is niet aansprakelijk voor overige (aanvullende) schade, tenzij verkoper een verwijt treft.
artikel 19.7 Ouderdom woning
Koper verklaart ermee bekend te zijn dat deze woningmeer dan 100 jaar oudis, wat inhoud dat de eisen die aan de bouwkwaliteit gesteld mogen worden, aanzienlijk lager liggen dan die voor nieuwere woningen. Verkoper staat niet in voor fundering, vloeren, leidingen van elektriciteit, water en gas, riolering en/of optrekkend vocht. Indien koper voornemens is de woning/ c.q. bijgebouwen te gaan verbouwen/renoveren is deze verbouwing/renovatie geheel voor risico van de koper. In afwijking van artikel 6.3 van deze koopovereenkomst en artikel 7:17 lid 1 en 2 BW komt het geheel of ten dele ontbreken van een of meer eigenschappen van de onroerende zaak voor normaal en bijzonder gebruik en het eventueel anderszins niet-beantwoorden van de zaak aan de overeenkomst voor rekening en risico van koper.
artikel 19.8 Beschadigingen / defecten woning
Koper is op de hoogte dat het rolluik aan achterzijde woning niet functioneert en dicht gekit is, en op de hoogte dat het rolluik bij dakvensters aan achterzijde niet meer werken. Tevens dat het glas en lood in de binnendeuren, enkele beschadigingen/defecten vertoont. Verkopers zullen geen reparaties meer laten verrichtten. Koper accepteert de woning in de staat zoals deze zich nu bevindt.”
2.3.
In de tot de koopovereenkomst behorende vragenlijst B onder punt 24 staat het volgende opgenomen (productie 2 bij dagvaarding):
“24.Verbouwingen/vernieuwingen
Welke grotere aanpassingen/verbouwingen hebben er in/aan de woning plaats gevonden nadat u de woning heeft aan gekocht? (bijv. nieuwe keuken, aanbouw etc. ,nieuw dak, vloeren etc.) Indien mogelijk met de jaartallen erbij vermelden).ZoJaWelke?:
Er worden nog 3 nieuwe dakramen geplaatst.”
2.4.
De levering van de woning heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2019 (productie 3 bij dagvaarding).
2.5.
Medio september 2019 heeft [eiser] contact gezocht met [gedaagde] vanwege problemen in de badkamer bestaande uit een hoog vochtgehalte in de kamer, het niet volledig wegstromen van water bij gebruik van de inloopdouche en loszittende tegels.
2.6.
[eiser] heeft aan Atro Installatie Techniek B.V. (hierna: Atro) opdracht gegeven een inspectie uit te voeren in de badkamer. Atro heeft op 24 januari 2020 een onderzoek verricht. In het onderzoeksrapport staat het volgende vermeld (productie 6 bij dagvaarding):
“(…)
  • Vloertegels staan onder spanning
  • Er perst water uit de voegen tijdens drukbelasting.
(…)
  • De draingoot is rondom niet deugdelijk afgekit.
  • Tijdens volvulling van de drain, bv door vervuiling in de goot, stroomt er water onder de vloertegels in en wordt door de cementdekvloer geabsorbeert.
(…)

Gezien de kalkafzetting vanuit de vloertegels de drain in (het terug stromen van water vanuit de vloer), betreft het een langdurige kwestie.
(…)
Conclusie:

Het betreft lekkende kitnaad rondom de draingoot, het water stroomt de vloer in met als gevolg water op de vloer van de BK.
Advies:

Vloertegels in de natte cel vervangen.”
2.7.
In het voorjaar van 2020 heeft [eiser] een lekkage aan de onderkant van de carport ontdekt en is de verf aan de zijgevels gaan schilferen en losgekomen. Ook heeft [eiser] toen ontdekt dat een aantal dakramen in de woning niet functioneerden.
2.8.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 8 juni 2020 (productie 10 bij dagvaarding) in de gelegenheid gesteld de aansprakelijkheid te erkennen en de gebreken te verhelpen. [gedaagde] heeft per brief van 23 juni 2020 (productie 11 bij dagvaarding) de aansprakelijkheid afgewezen.
2.9.
[eiser] heeft HC-Architecten opdracht gegeven de schade te begroten. HCArchitecten heeft in haar rapport van 23 september 2020 de omvang van de schade begroot op € 18.166,94 inclusief btw (en exclusief de kosten voor vervanging van de dakramen) (productie 12 bij dagvaarding). De kosten verbonden aan de vervanging van de dakramen zijn door Velux begroot op € 4.823,04 inclusief btw (productie 14 bij dagvaarding).
2.10.
De bevindingen in het rapport van HC-Architecten met betrekking tot de carport luiden als volgt.
“(…)
Gezien de staat van het houtwerk aan de kopse zijden van de goot (zie foto 25 en no.26) en de onderliggende houtconstructies zijn de lekkages mijns inziens te wijten aan het regelmatig, en reeds sinds lange tijd (enkele jaren), overlopen van de goot bij (hevige) buien.
Het overlopen van de goot (wordt hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door het feit dat de goot en afvoerpijp te weinig afvoercapaciteit heeft voor de 2 aanwezige daken en doordat de waterdichte indekking onder de dakpannen aan weerszijden van de goot niet voldoende hoog is opgezet.
Dit kan relatief eenvoudig opgelost worden door het aanbrengen van een 2e-hemelwater-afvoer aan de rechter-voorzijde van de carport. Deze hemwaterafvoer kan afwateren op het maaiveld en hier infiltreren.
De aanwezige plafondplaten in de carport zijn tevens niet geschikt voor buitentoepassing. Het betreft hier spaanplaten welke enkel geschikt zijn voor toepassing in droge ruimten met een zeer lage luchtvochtigheid. De reeds aanwezige lekkages alsmede de (ondeskundige) wijze waarop de platen zijn aangebracht zorgen ervoor dat de levensduur van deze plafondplaten zeer beperkt is. (…)”
2.11.
[eiser] heeft bij brief van 25 september 2020 (productie 13 bij dagvaarding) [gedaagde] op de hoogte gebracht van de inhoud van het rapport van HC-Architecten en betaling verzocht van de herstelkosten (€ 18.166,94), de kosten voor vervanging van de dakramen (€ 4.823,04), de kosten van HC-Architecten (€ 980,80 inclusief btw (productie 15 bij dagvaarding) en bij uitblijven van betaling, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.225,74.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert samengevat en zakelijk weergegeven dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van
  • € 25.000,00, bestaande uit € 22.990,00 herstelkosten, € 980,80 voor de kosten verbonden ter vaststelling van de schade door HC-Architecten en € 1.029,20 voor de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot en met de dag van volledige betaling, primair uit hoofde van schadevergoeding wegens non-conformiteit van de woning, subsidiair door de gevolgen van de koopovereenkomst te wijzigen en op die wijze het nadeel van € 25.000,00 wegens dwaling op te heffen en meer subsidiair door de koopovereenkomst gedeeltelijk te vernietigen en op die wijze de koopprijs te verminderen met € 25.000,00 wegens dwaling,
  • de proceskosten,
  • de nakosten.

4.De standpunten van partijen

4.1.
[eiser] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de woning niet beantwoordt aan de koopovereenkomst en dat sprake is van non-conformiteit ex artikel 7:17 BW. De gebreken aan de badkamer, de gevel en de carport staan volgens hem aan een normaal gebruik van de woning in de weg. [gedaagde] heeft daarom in strijd gehandeld met de garantiebepaling in artikel 6.3 van de koopovereenkomst, aldus [eiser] . Ook met betrekking tot de dakramen is volgens [eiser] sprake van non-conformiteit, omdat [gedaagde] in Vragenlijst deel B heeft verklaard dat er drie nieuwe dakramen geplaatst zouden worden. Achteraf is gebleken dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan. [gedaagde] is daarom toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst. Hij was volgens [eiser] bekend met de gebreken, dan wel wordt geacht daarmee bekend te zijn geweest.
4.2.
Subsidiair heeft [eiser] naar voren gebracht dat sprake is van dwaling. [gedaagde] heeft namelijk met betrekking tot de badkamer en de buitenmuur zijn mededelingsplicht geschonden (artikel 6:228 lid 1 sub b BW), dan wel is met betrekking tot deze gebreken sprake van wederzijdse dwaling (artikel 6:228 lid 1 sub c BW). Met betrekking tot de carport en de dakramen is door mededelingen van [gedaagde] een onjuiste voorstelling zaken ontstaan bij [eiser] (artikel 6:228 lid 1 sub a BW).
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Met betrekking tot de dakramen stelt [gedaagde] dat de in Vragenlijst deel B opgenomen zin niet de dakramen betreft die nu ter discussie staan. Bovendien heeft [gedaagde] aan [eiser] medegedeeld dat het dakraam van de badkamer door de rechtsvoorgangers van [gedaagde] niet op de stroomvoorziening is aangesloten. Het dakraam op de slaapkamer kan bediend worden met een afstandsbediening, maar [gedaagde] heeft zelf nooit van deze functie gebruik gemaakt. Bovendien geldt dat [gedaagde] in artikel 19.8 van de koopovereenkomst heeft opgenomen dat er geen verdere reparaties uitgevoerd zullen worden. Deze bepaling heeft ook betrekking op de dakramen.
4.4.
Met betrekking tot de badkamer stelt [gedaagde] dat hij zelf nooit een vochtprobleem of een lekkage heeft waargenomen. Verder verwijst [gedaagde] naar een verklaring van de broer van zijn vrouw, de heer L.M.H.W. Sliepen (productie 3 bij antwoord), die meermaals gebruik heeft gemaakt van de douche in de badkamer en daarbij nooit problemen heeft waargenomen.
4.5.
De problematiek rondom het schilderwerk aan de buitengevel staat volgens [gedaagde] niet aan het normale gebruik van de woning in de weg. Daarnaast stelt [gedaagde] dat hij weliswaar in 2018 zelf schilderwerkzaamheden aan de gevel heeft verricht, maar dat hij daarbij secuur te werk is gegaan en daarvoor geschikte verf heeft gebruikt. Het enkele feit dat de gevel een verfbeurt nodig had, betekent volgens [gedaagde] niet dat de gevel ongeschikt is op enige wijze. [gedaagde] betwist bovendien dat het gebrek reeds bestond ten tijde van de koop en/of levering van de woning. Als dat al zo was, dan was dit duidelijk zichtbaar geweest. Er kan dan ook geen sprake zijn van een verborgen gebrek.
4.6.
De oorzaak van de lekkage in de carport is volgens [gedaagde] gelegen in een verstopte afvoer als gevolg de vele bladeren en takken afkomstig van nabij staande bomen. In het rapport van HC-Architecten is hiermee geen rekening gehouden. Door het regelmatig onderhouden en schoonhouden van de hemelwaterafvoer en de goot worden verstoppingen en lekkages voorkomen. Onduidelijk is of [eiser] dit onderhoud heeft uitgevoerd, aldus [gedaagde] . De tijdens de bezichtiging van [eiser] aanwezige en zichtbare lekkage heeft [gedaagde] , zoals hij ook tijdens die bezichtiging aan [eiser] heeft toegezegd, verholpen door de goot schoon te maken en het plafond van de carport te vervangen.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

5.De beoordeling

Non-conformiteit
5.1.
Partijen zijn in de koopovereenkomst afgeweken van de (regelende) wettelijke bepaling over non-conformiteit van artikel 7:17 BW zodat deze niet meer van toepassing is. In artikel 6.3 (zie 2.2) zijn partijen overeengekomen dat het verkochte de feitelijke eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van het verkochte als woonhuis nodig zijn.
5.2.
Op grond van deze regeling staat [gedaagde] in voor de afwezigheid van gebreken die een normaal gebruik van de verkochte woning verhinderen, tenzij het gaat om gebreken die aan [eiser] bekend waren of kenbaar waren op het moment dat de koopovereenkomst tot stand kwam. Alle andere zichtbare en onzichtbare gebreken worden daarmee door de kopers aanvaard en zijn dus voor hun rekening en risico.
5.3.
Bij arrest van 23 december 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AU2414) heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de vraag wat onder het begrip “normaal gebruik”, als bedoeld in artikel 6.3 van de koopovereenkomst, moet worden verstaan. De Hoge Raad heeft daarin overwogen dat
“‘normaal gebruik’ betrekking heeft op wat daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan ten aanzien van de grond alsmede van de ten tijde van de verkoop zich daarop bevindende bebouwing.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval onder “normaal gebruik” moet worden verstaan dat de woning op een voldoende veilige manier voor bewoning geschikt is, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. De koper van een bestaand woonhuis zal – in dit geval ook los van de in de tussen partijen gesloten koopovereenkomst neergelegde ouderdomsclausule (artikel 19.8) – afhankelijk van ouderdom en prijs van het woonhuis, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met een bepaalde mate van meteen te verrichten (achterstallig) onderhoud, ook al was de noodzaak daartoe ten tijde van het sluiten van de koop niet direct zichtbaar.
5.5.
Het voorgaande betekent dat de door [eiser] gestelde gebreken aan de buitenmuur, maar ook die met betrekking tot de carport en de dakramen, hoe ongewenst ook, niet aan een normaal gebruik van de woning in de weg staan. [eiser] kan de woning en de carport ondanks de gebreken immers nog altijd ‘normaal’ gebruiken. Hieruit volgt dat met betrekking tot deze gebreken geen sprake is van non-conformiteit.
5.6.
Wat de gebreken aan de badkamer betreft, is de kantonrechter van oordeel dat deze wel aan een normaal gebruik van de woning in de weg staan, maar desondanks voor rekening van [eiser] dienen te komen. Daartoe is redengevend dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat dit gebrek al bestond ten tijde van de verkoop. Atro spreekt van
“niet deugdelijk afgekit”en van
“een lekkende kitnaad”en dat het
“ een langdurige kwestie betreft”. Zoals hiervoor onder 5.4 is overwogen, dient [eiser] met enige mate van achterstallig onderhoud rekening te houden, gelet op het feit dat het een oude woning betreft en kitnaden nou eenmaal slijten. Op enig moment is sprake van een breekpunt waardoor de kitnaad niet meer voldoende water tegenhoudt. Op welke moment dat hier is gebeurd is onduidelijk (voor of na de levering van de woning), want het onderzoek dateert van vier maanden na de levering en het is onduidelijk of met ‘langdurig’ een termijn van meer of minder dan vier maanden wordt bedoeld. De conclusie dat het een langdurige kwestie betreft is immers gebaseerd op de aangetroffen kalkafzetting en zoals iedereen met een waterkoker, glazen douchescherm en/of chromen kraan weet, duurt het geen vier maanden voordat sprake is van kalkafzetting. Wellicht dat in dit geval de kalkafzetting zodanig was dat kan worden geconcludeerd dat de lekkage wel al was ontstaan voor de levering, maar dit kan niet uit het rapport worden afgeleid, en ook niet uit de andere ingediende stukken. Deze onduidelijkheid komt op grond van artikel 150 Rv voor rekening en risico van [eiser] .
5.7.
Gelet op al het voorgaande zal daarom de primaire vordering van [eiser] voor zover die ziet op vergoeding van schade op grond van non-conformiteit ter zake van de buitenmuur, de carport, de dakramen en de badkamer worden afgewezen.
Dwaling
5.8.
Dit leidt tot de vraag of de gestelde gebreken aan de woning een voldoende grondslag vormen voor een beroep op dwaling. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
5.9.
Als de woning ten tijde van de levering eigenschappen mist die niet aan een normaal gebruik in de weg staan of die voor de koper na onderzoek kenbaar waren, dan staat de verkoper daar volgens artikel 6.3 van de koopovereenkomst niet voor in. Dit is alleen anders indien het gaat om eigenschappen die de koper op grond van uitdrukkelijke mededelingen van de verkoper mocht verwachten, dan wel indien de verkoper op de hoogte was van de ontbrekende eigenschappen, terwijl hij wist dan wel diende te begrijpen dat de koper bedoelde eigenschappen van belang achtte en het naar verkeersopvattingen op de weg van de verkoper had gelegen de koper hierover te informeren.
5.10.
Wat betreft het ontbreken van de drie nieuwe dakramen heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter inderdaad gedwaald. [gedaagde] heeft namelijk uitdrukkelijk in de bij de koopovereenkomst behorende Vragenlijst B onder randnummer 24 verklaard dat er nog drie nieuwe dakramen geplaatst zouden worden. [eiser] mocht daar derhalve vanuit gaan. De in artikel 19.8 van de koopovereenkomst opgenomen exoneratie brengt daar geen verandering in aangezien die bepaling enkel ziet op gebreken aan de rolluiken en het glas in lood. [eiser] behoefde op grond van dat artikel niet te verwachten dat [gedaagde] geen reparaties (in dit geval: vervanging) meer zou gaan verrichten aan de dakramen. Voor zover de stelling van [gedaagde] zou kloppen dat de toezegging op de vragenlijst ziet op andere ramen dan waar het in deze procedure over gaat, geldt dat dit dan voor [eiser] niet kenbaar was. Dit blijkt in ieder geval niet uit de tekst en [gedaagde] heeft ook niet gesteld dat en hoe [eiser] hiervan toch op de hoogte waren. Over de aanwezigheid van dit gebrek (er zijn geen nieuwe dakramen geplaatst) heeft [eiser] daarom gedwaald. Om die reden komt de subsidiaire vordering tot wijziging van de gevolgen van de overeenkomst voor toewijzing in aanmerking, voor zover zij is gebaseerd op het ontbreken van nieuwe dakramen.
5.11.
Met betrekking tot de gebreken aan de badkamer, de carport en het schilderwerk aan de buitengevel is, anders dan [eiser] heeft gesteld, naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de voorwaarden zoals verwoord onder 5.9. voldaan. Weliswaar was [gedaagde] met een lekkage aan de carport bekend, maar de oorzaak daarvan is volgens hem gelegen in een verstopping van de goot en de afvoer. Niet, althans onvoldoende gesteld of gebleken is dat de (beperkte) afvoercapaciteit, wat volgens HC-Architecten hoogstwaarschijnlijk de oorzaak is van de lekkage(s), bij [gedaagde] bekend was of had moeten zijn. Datzelfde heeft te gelden voor de gebreken aan de badkamer en het schilderwerk aan de buitengevel. [eiser] heeft onvoldoende gesteld en/of onderbouwd dat deze gebreken reeds bestonden ten tijde van de verkoop, dat [gedaagde] daarvan op de hoogte was en dat hij daarvan geen mededeling heeft gedaan. Tegen deze achtergrond neemt de kantonrechter daarom aan dat [gedaagde] geen verwijt treft hierover geen mededeling te hebben gedaan en dat hij, met datgene wat hij wel aan [eiser] heeft meegedeeld, [eiser] niet verkeerd heeft ingelicht. Voor zover bij [eiser] (en bij [gedaagde] ) al sprake was van een onjuiste voorstelling van zaken, dan dient deze op grond van artikel 6:228 lid 2 BW voor zijn eigen rekening te komen, gelet op het feit dat op grond van artikel 6.3 van de koopovereenkomst [gedaagde] niet voor die eigenschappen behoefde in te staan.
Conclusie
5.12.
Gelet op al het voorgaande zal de subsidiaire vordering van [eiser] worden toegewezen in die zin dat de gevolgen van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst zullen worden gewijzigd zodat het nadeel van [eiser] wordt opgeheven. Dit nadeel is gelijk aan de hoogte van de kosten ter vervanging van de dakramen, welke kosten door Velux zijn begroot op € 4.823,01 inclusief btw. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. Voor zover de vordering van [eiser] ziet op de overige gebreken en de inschakeling van HC-Architecten zal die dus worden afgewezen.
De kosten
5.13.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal daarom de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij (de omvang van) de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom en dat komt neer op € 734,84. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling. [gedaagde] heeft niet betwist dat de buitengerechtelijke incassokosten vallen aan te merken als nadeel als bedoeld in artikel 6:230 BW, zodat het bedrag hiervan eveneens van de koopprijs zal worden afgetrokken.
5.14.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser] tot de datum van dit vonnis. Voor de berekening van het salaris van de gemachtigde zal aansluiting worden gezocht bij het toegewezen bedrag. De kosten worden begroot op:
  • explootkosten € 108,19
  • griffierecht € 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.237,90.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
5.15.
De nakosten zullen worden toegewezen als hierna onder de beslissing is bepaald.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijzigt de gevolgen van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst zodat het nadeel dat [eiser] lijdt wordt opgeheven, in dier voege dat de koopprijs wordt verminderd met € 5.557,88 (€ 4.823,04 aan hoofdsom en € 734,84 aan buitengerechtelijke incassokosten),
6.2.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk, dat als de één heeft betaald de ander daarvan zal zijn bevrijd, om € 5.557,88 aan [eiser] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk in de proceskosten van [eiser] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 1.237,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk, onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 124,00 aan salaris gemachtigde,
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
RJ