Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Maastricht
Zaaknummers: C/03/305903 / JE RK 22-1008, C/03/305907 / JE RK 22-1009, C/03/305912 / JE RK 22-1010
Datum uitspraak ondertoezichtstelling: 20 juli 2022
Datum uitspraak zelfstandig verzoek: 29 juli 2022
Beschikking van de kinderrechter over verlenging ondertoezichtstellingen en benoeming bijzondere curator
in de zaak van
de gecertificeerde instelling STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Heerlen,
betreffende
- [minderjarige 1]hierna te noemen [minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
- [minderjarige 2]hierna te noemen [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
- [minderjarige 3]hierna te noemen [minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3]
hierna samen te noemen de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonend op geheim adres in het arrondissement Limburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonend te [woonplaats] ,
advocaat mr. B.N. Voogd, kantoor houdend te Amsterdam.
1.Het procesverloop
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzoeken met bijlagen van de GI van 7 juni 2022, ingekomen bij de griffie op 7 juni 2022;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de vader, ingekomen bij de griffie op 19 juli 2022;
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 20 juli 2022 en waarbij zijn verschenen:
- de moeder;
- de moeder;
- mr. Voogd;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling.
1.2.
De vader, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen ter mondelinge behandeling.
1.3.
De minderjarige [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Daarvan heeft hij schriftelijk gebruik gemaakt op 30 juni 2022, ingekomen op 5 juli 2022.
2.De feiten
2.1.
Het gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders. [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 augustus 2019 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 9 augustus 2022.
3.Het verzoek van de GI
3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van een jaar. Daartoe stelt de GI dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Bij alle kinderen is er sprake van trauma en nachtmerries in verband met de gebeurtenissen uit het verleden, waarvoor zij traumatherapie krijgen. Ondanks de inzet van een BOR-3, is het niet gelukt om de contacten tussen de vader en de kinderen te laten slagen. Er was sprake van veel boosheid en frustratie, waardoor de kinderen niet meer open konden staan voor de inbreng van de hulpverlening om de contactmomenten rustig te laten verlopen. De wens van de vader om wel contact te hebben met de kinderen zorgt bij hen voor veel onrust en de druk van de vader en zijn familie op de hulpverlening met betrekking tot de contacten is groot, waardoor er extra aandacht en alertheid nodig is. Daarnaast heeft de moeder ondersteuning nodig om een duidelijke structuur vast te houden binnen haar opvoeding, maar ook om haar handvatten te geven om te leren omgaan met de dynamiek tussen de kinderen onderling en tussen haar en de kinderen. De algehele situatie is zo complex, dat hulpverlening in het gedwongen kader nog noodzakelijk is.
3.2.
Ter zitting heeft de GI nog aanvullend gesteld dat de kinderen met de intensieve hulp (multidisciplinair) inmiddels ook wel al positieve ontwikkelingen doormaken. De moeder wordt nog steeds gecoacht in het feit dat zij de kinderen niet mag belasten met ex-partnerproblematiek en beeldvorming over de vader. Ook wordt er aandacht besteed aan de positie die [minderjarige 1] , vermoedelijk vanwege de cultuur en het geloof, in het gezin inneemt en waarbij hij zijn zusjes lijkt te beïnvloeden. Volgens de GI is dat immers niet passend bij zijn leeftijd en dus niet gezond. Dat de kinderen volgens Plinthos nu geen ruimte hebben voor contactherstel met de vader op basis van trauma, ervaring en beeldvorming, wil niet zeggen dat hier nooit meer aan gewerkt kan worden. Het is nu echter eerst aan de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de raad) om, naar aanleiding van het (tijdelijk) stopzetten van de BOR dat in juni 2022 aan de raad is teruggekoppeld, te beoordelen wat de consequenties daarvan zijn en daarover advies uit te brengen.
4.Het standpunt van de belanghebbenden en het zelfstandig verzoek van de vader
4.1.
De moeder is het eens met de verzoeken van de GI. De moeder vindt het prettig dat de GI zaken kan regelen waarover de ouders het oneens zijn, zoals bijvoorbeeld de identiteitsbewijzen voor de kinderen. Met betrekking tot de contacten tussen de vader en de kinderen stelt de moeder dat het niet aan haar ligt dat het BOR-traject is mislukt/gestopt. De moeder is niet aanwezig geweest bij de contactmomenten en zij heeft de kinderen ook niet geïnstrueerd om bepaalde dingen tegen de vader te zeggen. Ook nadat Plinthos constateerde dat het proces zeer emotioneel was voor de kinderen, heeft de GI toch nog vier keer geprobeerd om een videogesprek te organiseren. Tijdens die gesprekken kiest de vader er dan zelf voor om tegen de moeder te spreken, in plaats van met de kinderen bezig te zijn. De moeder heeft altijd meegewerkt aan contactherstel en zij laat ook hulpverlening toe.
4.2.
De vader is het oneens met de verzoeken en verzoekt
zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om een bijzondere curator te benoemen. Daartoe stelt de vader dat de doelstellingen nagenoeg hetzelfde zijn als bij de start van de ondertoezichtstelling en dat het in de afgelopen jaren en met inzet van veel hulpverlening niet is gelukt om deze te realiseren. De vader vraagt zich daarbij ook af wat de ontwikkeling is in de jarenlange traumatherapie voor de kinderen en opvoedondersteuning voor de moeder en of een verlenging nog wel doelmatig te achten is. Daar komt bij dat de vader het gevoel heeft dat de GI zijn wens om contact met de kinderen als een bedreiging voor hen ziet en daarmee niet onderkent dat het jarenlange ontbreken hiervan nu juist het probleem is. De vader voelt zich buitengesloten door de moeder (zo komt de moeder de opgelegde informatieplicht niet naar behoren na) en de hulpverlening, die niets doet met zijn verzoeken om na te gaan of er mogelijk sprake is van beïnvloeding/ouderverstoting door de moeder. Dit terwijl dat volgens de vader wel de oorzaak en instandhouding van de ernstige problematiek bij de kinderen is.
zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om een bijzondere curator te benoemen. Daartoe stelt de vader dat de doelstellingen nagenoeg hetzelfde zijn als bij de start van de ondertoezichtstelling en dat het in de afgelopen jaren en met inzet van veel hulpverlening niet is gelukt om deze te realiseren. De vader vraagt zich daarbij ook af wat de ontwikkeling is in de jarenlange traumatherapie voor de kinderen en opvoedondersteuning voor de moeder en of een verlenging nog wel doelmatig te achten is. Daar komt bij dat de vader het gevoel heeft dat de GI zijn wens om contact met de kinderen als een bedreiging voor hen ziet en daarmee niet onderkent dat het jarenlange ontbreken hiervan nu juist het probleem is. De vader voelt zich buitengesloten door de moeder (zo komt de moeder de opgelegde informatieplicht niet naar behoren na) en de hulpverlening, die niets doet met zijn verzoeken om na te gaan of er mogelijk sprake is van beïnvloeding/ouderverstoting door de moeder. Dit terwijl dat volgens de vader wel de oorzaak en instandhouding van de ernstige problematiek bij de kinderen is.
Nu de vader sterke signalen heeft dat er sprake is van ouderverstoting, de moeder (en ook de GI) voorbij lijkt te gaan aan haar aandeel hierin en de belangen van de kinderen dus ondergeschikt dreigen te raken aan die van de moeder, is de vader van mening dat een bijzondere curator moet worden benoemd. Dat moet bij voorkeur een gedragsdeskundige zijn. De kinderen krijgen op die manier eindelijk de kans om onafhankelijk van alle partijen hun stem te uiten. De bijzondere curator dient volgens de vader te beoordelen of er inderdaad sprake is van ouderverstoting en zo ja, wat er moet gebeuren zodat de kinderen zich weer vrij voelen om contact met de vader te hebben. Daarbij merkt de vader op dat er nooit is vastgesteld dat er contra indicaties zijn voor omgang tussen hem en de kinderen en dat hij ook niet begrijpt waarom de BOR na het vierde contactmoment, dat redelijk goed verliep, is stopgezet. Tot slot benadrukt de vader dat de GI onvoldoende de onafhankelijkheid kan bewaren omdat zij zich ervoor leent om belangen te behartigen (van de moeder) die niet vallen onder de uitvoering van de ondertoezichtstelling, zoals bijvoorbeeld met het verzoek van de moeder om afgifte van de paspoorten van de kinderen. Daarbij stelt de vader dat de moeder nooit zelf een concreet verzoek (toestemmingsformulier) aan de vader of zijn advocaat heeft gedaan en dat als zij dit wel had gedaan, hij ook zijn medewerking had verleend.
5.De mening van [minderjarige 1]
5.1.
is in de gelegenheid gesteld om zijn mening kenbaar te maken. Daar heeft hij op 30 juni 2022 gebruik van gemaakt. [minderjarige 1] geeft aan dat hij heel boos is dat de vader geen toestemming geeft voor het paspoort van hem en zijn zusjes. Hij wil graag dat de GI dit voor hen gaat regelen.
6.Het verweer op het zelfstandig verzoek
6.1.
Volgens de GI heeft de benoeming van een bijzondere curator geen meerwaarde.
Er is immers al sprake van een onafhankelijk, onpartijdig multidisciplinair hulpsysteem om de ontwikkeling van de kinderen te bevorderen. Een bijzondere curator heeft bovendien ook geen invloed op de subjectieve beeldvorming van de kinderen, die continu verandert, net als dat bij volwassenen ook gebeurt. Nu de BOR is stopgezet omdat Plinthos heeft geconstateerd dat er bij de kinderen geen ruimte is voor contactherstel, kan de GI, zonder dat er een advies van de raad voorligt, ook geen alternatief bieden aan de vader. Als de raad de indruk heeft dat er mogelijk sprake is van ouderonthechting/ouderverstoting, dan zal de raad daar ook een conclusie aan verbinden, waarmee het gevoel van de vader ook zal worden beantwoord. Daar is een onderzoek door de bijzondere curator dan ook niet voor nodig. De GI is voornemens het advies van de raad naar aanleiding van de mislukte BOR te volgen.
6.2.
De moeder kan zich vinden in het standpunt van de GI en ziet de meerwaarde van een bijzondere curator eveneens niet. Er is sprake van veel hulpverlening, zoals traumabehandelaars, maar ook de therapeut van de moeder, die alles hebben waargenomen en ook beoordelen hoe de moeder met de kinderen om gaat. De kinderen hebben het nu al emotioneel zwaar en als er weer een nieuwe partij wordt betrokken, dan is dat voor hen teveel. De moeder benadrukt nogmaals dat zij altijd overal aan heeft meegewerkt.
7.De beoordeling
Ondertoezichtstelling
7.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de duur van een ondertoezichtstelling verlengen, indien de minderjarige nog zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder, door hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Ook moet de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de gezaghebbende ouder binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is te dragen.
7.2.
Uit de ingediende stukken en de verklaringen ter zitting is gebleken dat aan de gronden voor de verlenging van de ondertoezichtstellingen is voldaan. Gebleken is dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Dat is door de vader ook niet weersproken. Deze bedreiging komt enerzijds deels voort uit kind-eigen problematiek. Zo leidt [minderjarige 1] aan epilepsie en krijgt hij fysiotherapie met name gericht op overgewicht. [minderjarige 3] krijgt ergotherapie en logopedie en [minderjarige 2] heeft problemen met haar keel waarvoor zij geopereerd moet worden. Anderzijds is gebleken dat de kinderen nog steeds kampen met onverwerkte trauma’s en problemen met hun emotieregulatie (met name [minderjarige 1] ). Daarnaast is gebleken dat de BOR-3 tussen de vader en de kinderen al een aantal maanden stil ligt, omdat de kinderen geen/onvoldoende ruimte voelen om het contact met de vader op een fijne manier aan te gaan. Het (reeds jarenlang) ontbreken van structureel en veilig contact tussen de vader en de kinderen, is naar het oordeel van de kinderrechter eveneens een ernstige ontwikkelingsbedreiging en het is dan ook zorgelijk dat de BOR tot nu toe niet tot een positieve ontwikkeling heeft geleid. Daarbij betrekt de kinderrechter nog dat met name [minderjarige 1] , ondanks het stoppen van de BOR, veel onrust/boosheid blijft houden als het gaat om zaken die de vader betreffen, hetgeen ook een zorgelijke ontwikkeling is.
7.3.
Hoewel de afgelopen periode ook meer stabiliteit en rust is gekomen (zo wonen de moeder en de kinderen inmiddels in een fijne woning/buurt waar zij hun draai hebben gevonden, gaan de kinderen naar school en is hun gevoel van veiligheid vergroot), is deze vooruitgang nog onvoldoende om de hulpverlening in het vrijwillig kader voort te kunnen zetten. Daarvoor is de situatie te complex en staan de verhoudingen tussen de ouders teveel op scherp. De kinderrechter ziet weliswaar dat beide ouders het beste met de kinderen voor hebben, maar ook dat het hen niet lukt om op ouderniveau met elkaar te communiceren in het belang van de kinderen. De ouders diskwalificeren elkaar en gaan daarbij voorbij aan de behoeften van- en de zorgen over de kinderen, hetgeen uiteindelijk ook een negatieve invloed heeft gehad op het BOR-traject. Volgens Plinthos, die de BOR begeleidde, lukt het de ouders immers niet om stappen te zetten in hun boosheid en spanningen jegens elkaar. Het risico van een loyaliteitsconflict ligt daarmee op de loer, zo dat zich bij de kinderen al niet heeft geopenbaard.
7.4.
Het vorenstaande in aanmerking genomen, acht de kinderrechter de ouders op dit moment niet in staat om de bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Hulpverlening in het gedwongen kader is nodig om de ontwikkeling en belangen van de kinderen verder te waarborgen. Daarbij is het op de eerste plaats van belang dat de ingezette PMT/traumatherapie en inzet van de ITB voor de kinderen kan worden voortgezet. Ook is het van belang dat de moeder blijft meewerken met de hulpverlening en ondersteuning in de opvoeding van de kinderen blijft accepteren. Tot slot overweegt de kinderrechter dat het daarnaast voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen van belang is dat zij onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De kinderrechter hoopt dan ook dat de kinderen met behulp van de reeds ingezette (en wellicht nog in te zetten) hulpverlening en op termijn weer de ruimte gaan voelen voor contact(herstel) met de vader. Daarvoor is tevens nodig dat beide ouders hun aandeel in de problematiek (leren) zien en ook erkennen, zodat zij daar vervolgens ook aan kunnen werken (met behulp van hulpverlening). Dit zijn de ouders ook verplicht aan de kinderen.
7.5.
De verwachting is nog gerechtvaardigd dat binnen een voor de kinderen
aanvaardbare termijn de ouders weer in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de
verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De termijn voor een ondertoezichtstelling is gekoppeld aan de ernst van de ontwikkelingsbedreigingen en die zijn gelet op hun aard dermate ernstig dat de kinderrechter een termijn van een jaar nodig acht en de verzoeken daarom toewijst.
Verzoek benoeming bijzondere curator
7.6.
Over het verzoek van de vader strekkende tot het benoemen van een bijzondere curator overweegt de kinderrechter als volgt.
Een bijzondere curator kan ingevolge artikel 1:250 BW worden benoemd wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouder(s) of voogd in strijd zijn met die van de minderjarige en de kinderrechter de benoeming in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
7.7.
De kinderrechter wijst dit verzoek af en overweegt daartoe als volgt. Tussen de ouders is sprake van langdurige en zeer complexe echtscheidingsproblematiek. Dit heeft ertoe geleid dat de kinderen in een loyaliteitsconflict lijken te verkeren en weerstand tegen de vader hebben. Er is inmiddels al geruime tijd geen (structureel) contact meer tussen de vader en de kinderen. Ook de BOR-3 is mislukt. Het is op dit moment nog onduidelijk waar de weerstand van de kinderen precies vandaan komt. De vader stelt dat dit komt door handelen van de moeder en ziet sterke signalen van ouderverstoting, zodat benoeming van een bijzondere curator volgens hem de enige mogelijkheid is om gehoor te geven aan het wezenlijke verschil van inzicht tussen hem en de moeder. De kinderrechter overweegt echter dat de ondertoezichtstelling zelf al met zich brengt dat de gezinsvoogd kan optreden in het geval van een strijd tussen de belangen van de ouders en de belangen van de minderjarigen. Hierbij geldt als uitgangspunt voor de gezinsvoogd dat deze is aangesteld om de belangen van de minderjarigen te behartigen. Ter zitting heeft mr. Voogd dit ook beaamd maar aangegeven dat de vader zich aan de zijlijn voelt staan dan wel zich niet gehoord voelt, zodat er een onafhankelijk onderzoek verricht moet worden naar ouderverstoting. De GI heeft ter zitting echter gesteld dat zij de belangen van de kinderen reeds behartigt met de inzet van multidisciplinaire hulpverlening. De kinderrechter heeft op dit moment geen feiten en omstandigheden kunnen vaststellen op grond waarvan de GI de belangen van de kinderen in onvoldoende mate heeft gewaarborgd en waarborgt en heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de GI dat zij haar verantwoordelijkheid neemt en haar taak naar behoren uitoefent. Daar komt bij dat reeds aan de raad is teruggekoppeld dat de BOR is stopgezet en er daarom door de raad advies zal worden uitgebracht en indien nodig een onderzoek zal worden verricht waarbij ook de bevindingen van de vader zullen worden meegenomen. De GI heeft daarover gesteld dat als de raad (eveneens) vermoedt dat er sprake is van een al dan niet actieve vorm van ouderverstoting, de raad daar dan ook een conclusie aan zal verbinden. Naar het oordeel van de kinderrechter is de raad dan ook bij uitstek de onafhankelijke partij om hier onderzoek naar te doen, hetgeen door de vader ook niet is weersproken. Gelet hierop en in het kader van de lopende ondertoezichtstelling (die nu wordt verlengd) ziet de kinderrechter dan ook geen reden om aan te nemen dat het belangenconflict tussen de ouders en de kinderen vraagt om de benoeming van een bijzondere curator.
8.De beslissing
De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 9 augustus 2022 tot 9 augustus 2023;
8.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is voor wat betreft de ondertoezichtstelling mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022 door mr. P.H.J. Frénay, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Schuman, als griffier en op schrift gesteld op 29 juli 2022 en voor wat betreft het zelfstandige verzoek in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2022.
CS
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.