ECLI:NL:RBLIM:2022:633

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
9585971 CV EXPL 21-5765
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van werkgever tot doorbetaling van loon in kort geding na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres in conventie, verweerster in reconventie], en haar werkgever, de besloten vennootschap MINLI STRIJTHAGEN B.V. De werknemer vorderde doorbetaling van haar loon, nadat zij sinds 1 oktober 2021 geen salaris meer had ontvangen. De werkgever betwistte dat de arbeidsovereenkomst nog geldig was, stellende dat de werknemer deze op 12 oktober 2021 had opgezegd. De werknemer ontkende dit en stelde dat zij op non-actief was gesteld in afwachting van een onderzoek naar vermeende verduistering van kasgelden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de werknemer voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering, aangezien zij in financiële problemen verkeerde door het stopzetten van haar loon. De rechter concludeerde dat niet aannemelijk was dat de arbeidsovereenkomst was beëindigd en dat de werkgever verplicht was het loon door te betalen. De vordering van de werknemer werd toegewezen vanaf 24 november 2021, omdat zij zich vanaf dat moment bereid had verklaard om haar werkzaamheden te hervatten.

In reconventie vorderde de werkgever betaling van een bedrag van € 2.290,00 van de werknemer, stellende dat zij onrechtmatig geld had weggenomen. De voorzieningenrechter wees deze vordering af, omdat de werkgever onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde verduistering. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten van de werknemer.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9585971 \ CV EXPL 21-5765
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 27 januari 2022
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde mr. J. In ‘t Ven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MINLI STRIJTHAGEN B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde S.B.H. Dijkstra.
Partijen worden hierna respectievelijk [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en Minli genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding van 23 december 2021 met negen producties,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met achttien producties,
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 6 januari 2022,
  • de brief van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 12 januari 2022 houdende een reactie op de door Minli in het geding gebrachte camerabeelden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie
2.1.
Minli exploiteert een tankstation, een shop, een big snack (friture) en een brasserie.
2.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is met ingang van 26 augustus 2021 krachtens een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zeven maanden, in de functie van “algemeen medewerker” parttime in dienst getreden bij Minli (productie 2 bij dagvaarding). Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor Tankstations en Wasbedrijven van toepassing.
2.3.
Het bedongen loon bedraagt € 1.074,32 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag op basis van een werkweek van 24 uur.
2.4.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft onder meer tot taak om met klanten van Minli af te rekenen. Daartoe dient zij de kassa van Minli te bedienen en de in die kassa opgeborgen gelden te beheren.
2.5.
Het kassasysteem van Minli geeft een signaal wanneer geld uit de kassa genomen dient te worden (afromen). Dit signaal wordt getriggerd doordat er contant geld in de kassalade wordt gestopt na een transactie. De werknemers van Minli hebben de instructie gekregen om gelden die zij naar aanleiding van dit signaal wegnemen uit de kassa onmiddellijk op te bergen in een van de daarvoor bestemde kluizen (een smart safe direct naast de kassa, dan wel een oude kluis die achter in het kantoor staat).
2.6.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vanaf 1 oktober 2021 geen loon meer ontvangen.
2.7.
Op 12 oktober 2021 heeft er een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft Minli aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar verdenkingen van verduistering van kasgelden door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] kenbaar gemaakt. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft na dit gesprek geen werkzaamheden meer verricht.
2.8.
Bij e-mail van 29 oktober 2021 (productie 13 bij antwoord) schrijft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan Minli:
Goeiedag
Ik had graag mijn ontslagbrief of beeindigingsovereenkomst gehad kan zo niet verder met aanvraag ww.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie]
2.9.
Per brief van 24 november 2021 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] Minli gesommeerd om tot loonbetaling over te gaan en zich bereid en beschikbaar verklaard de bedongen werkzaamheden te hervatten (productie 5 bij dagvaarding).
2.10.
Minli heeft per e-mail van 26 november 2021 de ontvangst van die brief bevestigd en de inhoud daarvan in algemene zin betwist (productie 6 bij dagvaarding).
2.11.
Op 3 december 2021 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] Minli een laatste betalingsmogelijkheid geboden (productie 8 bij dagvaarding) waarop Minli op 8 december 2021 de loonvordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de hand heeft gewezen (productie 9 bij dagvaarding).

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
Minli veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen het loon van € 2.148,64 bruto, ter zake van de maanden oktober en november 2021,
Minli veroordeelt tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van het bedrag van € 1.009,86 ter zake van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, althans tot betaling van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag,
Minli veroordeelt tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van het bedrag van € 3,06 ter zake van de vervallen wettelijke rente,
Minli veroordeelt tot vergoeding aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de wettelijke rente over de som van de sub 1, 2 en 3 in het petitum genoemde bedragen vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening,
Minli veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen het loon van € 1.074,32 bruto per maand, vermeerderd met de vakantiebijslag, vanaf
1 december 2021 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd,
6. Minli veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de noodzakelijke verschotten alsmede een bedrag aan salaris voor de gemachtigde.
3.2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij op 12 oktober 2021 door Minli op non-actief is gesteld en dat zij in afwachting van de resultaten van een onderzoek naar de vermeende verduistering, vooralsnog niet hoefde te komen werken. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft tijdens dat gesprek direct mondeling geprotesteerd tegen de gemaakte verwijten en de op nonactiefstelling. Daarnaast heeft zij zich uitdrukkelijk bereid verklaard om de bedongen werkzaamheden te blijven uitvoeren en aanspraak gemaakt op loon. Dit heeft zij daags na het gesprek herhaald in een whatsappgesprek met [naam medewerker] , een medewerker van Minli (productie 3 bij dagvaarding), alsmede in een brief van 1 november 2021 (productie 4 bij dagvaarding). Omdat zij sinds 1 oktober 2021 geen loon meer heeft ontvangen, is zij in financiële problemen geraakt. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] betwist dat zij gelden heeft verduisterd en dat zij ontslag heeft genomen, althans haar dienstverband heeft opgezegd.
3.3.
Het verweer van Minli strekt tot afwijzing van de vordering. Volgens Minli heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tijdens het gesprek van 12 oktober 2021 (duidelijk en ondubbelzinnig) haar arbeidsovereenkomst per direct opgezegd. Zij werd derhalve niet op non-actief gesteld. Ter onderbouwing van haar verweer verwijst Minli naar een gespreksverslag (productie 12 bij antwoord) en naar de e-mail van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 29 oktober 2021 waarin zij om een ontslagbrief vraagt in verband met de aanvraag van een WW-uitkering. Minli betwist dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich vóór de brief van 24 november 2021 bereid en beschikbaar heeft verklaard om te komen werken. Dit valt niet terug te lezen in de whatsappgesprekken met [naam medewerker] . De brief van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 1 november 2021 heeft Minli niet ontvangen. Minli heeft op 17 december 2021 en op 4 januari 2022 aangifte gedaan van verduistering. Verder betwist Minli dat sprake is van een spoedeisend belang en loopt zij een restitutierisico wanneer de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt toegewezen. Wordt de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] desondanks toegewezen, dan stelt Minli dat zij die vordering mag verrekenen met de door haar geleden schade wegens onregelmatige opzegging dan wel het wegnemen van gelden door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Voor zover Minli bekend gaat het om € 2.290,00.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
in reconventie
3.5.
Minli vordert dat de kantonrechter bij vonnis, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Minli een bedrag van € 2.290,00 netto te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na dit vonnis, met veroordeling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling van de proceskosten en, voor zover voldoening daarvan niet binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis plaatsvindt, met de nakosten.
3.6.
Minli legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op onrechtmatige en ongeoorloofde wijze geld heeft weggenomen van Minli. Ter onderbouwing van haar stelling verwijst Minli naar camerabeelden waarop volgens haar is te zien dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geld heeft weggenomen (productie 11 bij antwoord). Het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] weggenomen bedrag beloopt, voor zover Minli kan overzien, de som van € 2.290,00 (productie 16 en 17 bij antwoord). [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] is tekort geschoten in de nakoming van de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, dan wel heeft zij onrechtmatig gehandeld en is zij ongerechtvaardigd verrijkt, aldus Minli.
3.7.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] voert verweer en stelt - zakelijk weergegeven - geen kasgelden te hebben weggenomen. Dit is volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op de camerabeelden als zodanig ook niet te zien.
3.8.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Om een voorziening te kunnen treffen zoals gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid te kunnen worden aangenomen dat een rechter in een aanhangig te maken bodemprocedure een met de gevraagde voorziening overeenstemmende vordering zal toewijzen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt. Daarnaast dient uiteraard sprake te zijn van een spoedeisend belang in de zin dat van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet verwacht mag worden dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht. Bij die beoordeling dienen in ieder geval te worden betrokken hoe aannemelijk het is dat de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in een bodemprocedure toegewezen zal worden, het belang van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] bij het treffen van de gevorderde voorziening en de gevolgen daarvan voor Minli, waaronder het risico van onmogelijkheid van terugbetaling.
Spoedeisend belang
4.2.
De door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] aan het gestelde spoedeisend belang ten grondslag gelegde stelling dat zij volledig verstoken is van inkomsten om in haar levensonderhoud, alsmede dat van haar drie kinderen, te kunnen voorzien, is door Minli onvoldoende gemotiveerd betwist. De voorzieningenrechter tekent daarbij aan dat, volgens vaste jurisprudentie, een loonvordering naar haar aard reeds als spoedeisend wordt gekwalificeerd. Het gaat daarbij in de regel om vorderingen (van werknemers) die in het geheel verstoken zijn van loon omdat de werkgever de loonbetaling heeft stopgezet. Die situatie doet zich hier voor zodat de voorzieningen-rechter de stelling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat sprake is van een situatie van acute geldnood aannemelijk acht. Het spoedeisend belang is daarom in voldoende mate aanwezig.
Is de arbeidsovereenkomst beëindigd?
4.3.
Tussen partijen is in geschil of thans nog sprake is van een geldende arbeidsovereenkomst (standpunt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ) op grond waarvan zij recht heeft op doorbetaling van het loon, dan wel dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar dienstverband heeft beëindigd (standpunt Minli). Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk geworden dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de arbeidsovereenkomst tijdens het gesprek van 12 oktober 2021 heeft beëindigd. Het gespreksverslag van Minli, waar Minli naar verwijst en waarvan de inhoud door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] wordt betwist, biedt daarvoor onvoldoende bewijs. Een en ander volgt ook niet uit de e-mail van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] waarin zij om een ontslagbrief of beëindigingsovereenkomst vraagt. Daaruit volgt immers niet dat zij zelf haar dienstverband heeft opgezegd. Maar zelfs wanneer dat wel zo zou zijn en aannemelijk zou zijn dat het gespreksverslag de uitlatingen van partijen correct weergeeft, dan mocht Minli er niet zonder meer op vertrouwen dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] daarmee heeft bedoeld haar arbeidsovereenkomst op te zeggen. Het lag dan op de weg van Minli om nader onderzoek te doen. Dat een en ander zou hebben plaatsgevonden tijdens de overeengekomen proeftijd maakt dat niet anders.
4.4.
Nu evenmin aannemelijk is geworden dat de arbeidsovereenkomst op andere wijze is beëindigd, moet het ervoor worden gehouden dat thans nog sprake is van een tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met aan de zijde van Minli de verplichting tot (door)betaling van het loon. De vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot betaling van het loon ligt daarom voor toewijzing gereed, met dien verstande dat zij zich over de gehele periode waarover zij loon vordert tot het verrichten van haar werkzaamheden bereid moet hebben verklaard. De voorzieningen-rechter oordeelt daarover als volgt.
4.5.
De bereidheid tot het verrichten van werkzaamheden moet de werkgever kenbaar zijn. Dat is het geval wanneer de werknemer zijn bereidheid om te werken heeft medegedeeld. Een werknemer die loon vordert moet bewijzen dat hij bereid was om te werken. De stelling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat zij zich tijdens het gesprek van 12 oktober 2021 uitdrukkelijk bereid heeft verklaard de bedongen werkzaamheden te blijven verrichten, heeft zij niet van een nadere onderbouwing door middel van bewijsstukken voorzien. Evenmin valt dat terug te lezen in de whatsappgesprekken met [naam medewerker] . Eerst in de brief van
24 november 2021 heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich uitdrukkelijk bereid en beschikbaar gesteld om te werken. Gedurende de tijd dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] niet bereid was om haar werk te verrichten, althans dat die bereidheid niet aannemelijk is geworden, heeft zij geen recht op loon. De voorzieningenrechter acht het, gelet daarop, niet aannemelijk dat de kantonrechter de loonvordering over de gehele periode (vanaf 1 oktober 2021) zal toewijzen zodat de vordering van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zal worden toegewezen vanaf 24 november 2021.
Restitutierisico
4.6.
Het volgens Minli aanwezige restitutierisico legt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gewicht in de schaal. De aanwezigheid van een restitutierisico is inherent aan een in kort geding ingestelde loonvordering, nu het spoedeisend belang bij die vordering veelal is gelegen in de omstandigheid dat de werknemer om in de kosten van zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, afhankelijk is van het loon. Die omstandigheid weegt doorgaans zwaarder dan de aanwezigheid van een restitutierisico. Zo ook in dit geval. De voorzieningenrechter gaat daarom ervan uit dat dit argument niet aan toewijzing van de loonvordering in de weg staat.
Wettelijke verhoging en wettelijke rente
4.7.
Met inachtneming van het hiervoor overwogene (zie 4.3) dat niet, althans onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar dienstverband met Minli heeft beëindigd en dat - ook wanneer het gesprek van 12 oktober 2021 gelopen zou zijn zoals Minli beweert - zij er niet zomaar van uit mocht gaan dat het de bedoeling was van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] haar arbeidsovereenkomst op te zeggen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de gevorderde wettelijke verhoging te matigen. Minli had zich terughoudender moeten opstellen met betrekking tot het stopzetten van de betaling van het loon.
4.8.
De wettelijke rente zal worden toegewezen als gevorderd nu Minli daartegen geen verweer heeft gevoerd.
4.9.
Minli zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen en tot vandaag begroot op:
  • explootkosten € 125,09
  • griffierecht € 85,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 957,09.
in reconventie
4.10.
Bij de beoordeling van het geschil komt eerst de vraag aan de orde of Minli voldoende spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vordering. Het antwoord op deze vraag luidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontkennend.
4.11.
Het spoedeisend karakter van de vordering is gesteld noch gebleken. Minli heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het instellen van de vordering in reconventie past in een efficiënte procesvoering, maar heeft verder niet geconcretiseerd en onderbouwd wat het spoedeisend belang is. Daar komt bij dat vooralsnog niet kan worden aangenomen dat in een mogelijk aan te spannen bodemprocedure de vordering zal worden toegewezen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de door Minli overgelegde camerabeelden en producties 16 en 17 immers niet van een verduistering van een bedrag van € 2.290,00 en ander bewijsmateriaal is niet voorhanden.
4.12.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van Minli worden afgewezen.
4.13.
Minli zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden tot de uitspraak van dit vonnis bepaald op € 373,50, zijnde de helft van het normaal toe te kennen salaris aangezien de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie.

5.De beoordeling

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Minli om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen het (netto)loon vanaf 24 november 2021 tot en met 30 november 2021,
5.2.
veroordeelt Minli tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het op grond van deze veroordeling onder 5.1 van dit vonnis aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigde loon,
5.3.
veroordeelt Minli tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de vervallen wettelijke rente over het op grond van deze veroordeling onder 5.1 van dit vonnis aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigde loon vanaf de vervaldata van de betreffende loonbedragen tot aan de datum van dagvaarding
(23 december 2021),
5.4.
veroordeelt Minli tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van de wettelijke rente over de op grond van deze veroordeling onder 5.1, 5.2 en 5.3 van dit vonnis aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verschuldigde bedragen vanaf de datum van dagvaarding (23 december 2021) tot aan de dag van volledige voldoening,
5.5.
veroordeelt Minli om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te betalen het loon van € 1.074,32 bruto per maand, vermeerderd met de vakantiebijslag, vanaf
1 december 2021 tot aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd,
5.6.
veroordeelt Minli tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen en tot vandaag begroot op € 957,09,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen van Minli af,
5.10.
veroordeelt Minli tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gevallen en tot vandaag begroot op € 373,50,
5.11.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
RJ