Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 8
- het verweerschrift met bijlagen 1 t/m 25
- een e-mail van [verweerster] van 11 maart 2022 bijlagen 26 t/m 29;
- de mondelinge behandeling op 16 maart 2022, waarvan het verloop blijkt uit de aantekeningen van de griffier en de spreekaantekeningen van beide partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
- een gefixeerde schadevergoeding van € 4.675,52;
- een transitievergoeding van € 3.512,-;
- een billijke vergoeding van € 4.000,-.
4.De beoordeling
Ontslag onverwijld gegeven
“Wel jammer had heel graag weer komen werken, voel me alweer een stuk beter.. behalve beetje hoofdpijn nog”). Er is dus geen sprake van een ziekmelding van medio augustus 2021, laat staan een tot en met
“Ben echt ziek geweest” “ik hoop dat ik gewoon weer kan komen werken?” “ik hoop dat dat mogelijk is” “Hoop dat je dat kan begrijpen en dat ik graag wil komen werken”). Vervolgens heeft [verweerster] [verzoeker] bij brief van 10 november 2021, nadat hij die dag niet was verschenen op het werk, laten weten dat hij inmiddels was beter gemeld. Het initiatief om zich beter te melden kwam dus niet van [verweerster] , maar van [verzoeker] . Als [verzoeker] vond dat hij desondanks arbeidsongeschikt was wegens ziekte had hij zich eenvoudig weer ziek kunnen melden. Voor zover het betoog van [verzoeker] zo moet worden begrepen dat [verweerster] er desondanks vanuit had moeten gaan dat [verzoeker] arbeidsongeschikt was vanwege ziekte - en dus aan diens hersteldmelding geen waarde had mogen toekennen - overweegt de kantonrechter dat het dan in deze procedure aan [verzoeker] is om te bewijzen dat hij - ondanks de door hem gedane mededelingen - tocharbeidsongeschikt is vanwege ziekte. [verzoeker] heeft echter geen enkel medisch stuk in het geding gebracht.