ECLI:NL:RBLIM:2022:6538

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9817123 AZ 22-26
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een uitzendovereenkomst en verzoek om billijke vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Fidelis Bewindvoeringen, vertegenwoordigd door mr. R.A. Wijnands, en Flexfirst B.V. Het geschil betreft de beëindiging van een uitzendovereenkomst tussen de uitzendkracht, [naam onderbewindgestelde], en Flexfirst. De uitzendovereenkomst was op 15 februari 2022 beëindigd door Flexfirst, die stelde dat de uitzendkracht op staande voet was ontslagen vanwege herhaaldelijk roken in een verboden ruimte en het in bezit hebben van niet-van-het-schoonmaakbedrijf zijnde laptops. Fidelis verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en een billijke vergoeding toe te kennen, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen de uitzendkracht en Flexfirst, omdat de inlener, [naam bv], de uitzendkracht niet meer wilde inlenen. De kantonrechter concludeerde dat het verzoek om vernietiging van het ontslag en de billijke vergoeding niet toewijsbaar was, en dat Fidelis als in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moest vergoeden aan Flexfirst.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9817123 AZ VERZ 22-26
Beschikking van de kantonrechter van 7 juni 2022
in de zaak van
fidelis bewindvoeringen,
gevestigd en kantoor houdend in (6363 AG) Nuth aan de Pastorijstraat 31, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de heer
[naam onderbewindgestelde],
wonend in [woonplaats] aan de [adres] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. R.A. Wijnands,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
flexfirst b.v.,
gevestigd en kantoor houdend in (6922 HR) Duiven aan de Parallelweg 36,
verwerende partij,
in rechte vertegenwoordigd door mevr. A. Noordhoek, financieel manager.
Partijen worden hierna Fidelis, [naam onderbewindgestelde] en Flexfirst genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het op 15 april 2022 ter griffie ontvangen verzoekschrift
  • de op 10 mei 2022 ter griffie ontvangen nadere bijlagen van de zijde van Fidelis
  • het op 16 mei 2022 ter griffie ontvangen verweerschrift, waarin Flexfirst onder meer te kennen heeft gegeven niet ter zitting te zullen verschijnen
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 25 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam onderbewindgestelde] heeft met Flexfirst een uitzendovereenkomst ex art. 7:691 BW gesloten ingaande 29 november 2021 voor 20 uur per week (bijlage 1 bij verzoekschrift).
2.2.
Art. 3 van de uitzendovereenkomst luidt:
Artikel 3. Duur fase 1 en 2
Deze uitzendovereenkomst fase 1 en fase 2 duurt maximaal een periode van 78 gewerkte weken. (…).Als deze periode is voltooid en de uitzendovereenkomst wordt voortgezet, of als er binnen 6 maanden een nieuwe uitzendovereenkomst wordt aangegaan, treedt fase 3 (B) in werking.
2.3.
Art. 4 lid 1 van de uitzendovereenkomst luidt voor zover hier van belang:
Artikel 4. Einde uitzendovereenkomst met uitzendbeding
1.
De uitzendovereenkomst met uitzendbeding eindigt:
  • van rechtswege doordat de opdrachtgever om welke reden dan ook de uitzendkracht niet langer wil of kan inlenen;
  • (…).
2.4.
[naam onderbewindgestelde] is door Flexfirst op basis van de uitzendovereenkomst uitgeleend aan [naam bv] in Deventer in de functie van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud en hij heeft die werkzaamheden uitgevoerd van 20 november 2021 tot en met 15 februari 2022. [naam onderbewindgestelde] heeft via die opdrachtgever schoonmaakwerkzaamheden bij een Ikea-filiaal verricht.
2.5.
Op 15 februari 2022 heeft Flexfirst aan [naam onderbewindgestelde] te kennen gegeven dat de uitzendovereenkomst is beëindigd per die dag.
2.6.
Op 16 februari 2022 heeft Flexfirst per email aan Fidelis medegedeeld:
Goedemorgen
Wij hebben de loonbetaling van de heer [naam onderbewindgestelde] geblokkeerd, totdat zijn spullen bij Ikea zijn ingeleverd. Als de spullen vandaag voor 12 uur zijn ingeleverd bij Ikea zullen wij het loon betalen, zoals gebruikelijk. Mocht dit niet het geval zijn dan wordt het loon op de eerstvolgende donderdag, na het inleveren, betaald.
2.7.
Fidelis heeft daar op 17 februari 2022 per email als volgt op gereageerd:
Geachte mevrouw [naam 1] ,
Kunt u ons informeren waarom cliënt zijn spullen moet inleveren? (…)
Flexfirst heeft daar het volgende antwoord op gegeven:
[naam onderbewindgestelde] heeft een toegangspas gekregen van Ikea en die moet terug naar Ikea.
Daarop heeft Fidelis de volgende vraag gesteld:
Geachte mevrouw [naam 1] ,
Waarom moet de heer [naam onderbewindgestelde] zijn spullen inleveren? Is hij ontslagen? Zo ja, dan ontvang ik graag de ontslagbrief.
Ten slotte heeft Flexfirst daar, nog steeds op 17 februari 2022, het navolgende antwoord op gegeven:
Omdat je iets wat je in bruikleen krijgt terug moet brengen naar je werk.
De heer [naam onderbewindgestelde] is op staande voet ontslagen, omdat hij in het pand van Ikea, in de ruimte waar machines staan voor de tweede maal betrapt is op roken. Binnen Ikea geldt een algeheel rookverbod. In dezelfde ruimtes zijn laptops aangetroffen die ter beschikking van de Politie zijn gesteld, omdat deze niet van ikea en niet van het schoonmaakbedrijf zijn. Het vermoeden bestaat dat de heer [naam onderbewindgestelde] de laptops daar heeft opgeslagen.
2.8.
Bij brief van 28 maart 2022 heeft de gemachtigde van Fidelis zich (namens [naam onderbewindgestelde] ) jegens Flexfirst op het standpunt gesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtvaardig is gegeven (bedoeld zal zijn: niet rechtsgeldig), nu [naam onderbewindgestelde] ontkent dat hij in de machinekamer heeft gerookt en dat de betreffende laptops van hem zijn.
2.9.
Op 29 maart 2022 heeft Flexfirst per email op voornoemde brief aan de gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] gereageerd:
Geachte mevrouw [naam 2] ,
(…)
Er zijn een aantal redenen waarom de klant de opdracht per direct heeft beëindigd. Wellicht zijn u deze al bekend maar we zullen deze nogmaals opnoemen:
• De heer [naam onderbewindgestelde] is diverse malen betrapt op roken in de machinekamer, wat ten strengste verboden is binnen het bedrijf van de opdrachtgever.
• Er waren laptops opgeslagen in de ruimte waar de heer [naam onderbewindgestelde] toegang toe had, die niet van het
schoonmaakbedrijf of de opdrachtgever waren.
• De heer [naam onderbewindgestelde] is diverse malen niet op zijn werk verschenen zonder daarvoor van tevoren toestemming te vragen.
• De heer [naam onderbewindgestelde] heeft zelf al eerder aangegeven naar ander werk op zoek te gaan omdat het loon niet voldoende was om zijn bed voor uit te komen.
De heer [naam onderbewindgestelde] had een uitzendovereenkomst met beding, dat wil zeggen dat indien de opdracht eindigt ook de uitzendovereenkomst eindigt. Dat is in dit geval gebeurd en daarom is de uitzendovereenkomst niet verlengd.
De heer [naam onderbewindgestelde] heeft met onderbrekingen 9 weken voor ons gewerkt en er zijn eigenlijk alleen maar problemen geweest. Zowel met hem als zijn bewindvoerder.
Dus wij begrijpen niet waar u op doelt met uw brief, In ieder geval is voor ons de zaak afgedaan en gaan we verder niet over tot doorzetten van de overeenkomst.
Zoals u wel zult begrijpen hebben wij een zeer goede naam in de markt en deze willen wij niet teniet door het gedrag van 1 van onze (ex)medewerkers. (…)

3.Het verzoek

3.1.
Fidelis verzoekt om te bepalen dat:
het ontslag op staande voet wordt vernietigd en de beëindiging van het dienstverband van verzoeker in stand wordt gehouden;
dat Flexfirst een billijke vergoeding aan Fidelis dient te voldoen;
dat Flexfirst wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
Flexfirst heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de aanhef van het verzoekschrift staat “Verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet alsmede een verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW”, maar vernietiging van een ontslag op staande voet is niet te verenigen met een billijke vergoeding. Indien een ontslag wordt vernietigd, herleeft immers de arbeidsovereenkomst. Voorts bevat ook het petitum onder a. een innerlijke tegenstrijdigheid, nu in één zin eerst vernietiging van het ontslag wordt verzocht en vervolgens verzocht wordt om dat ontslag (de beëindiging van het dienstverband) juist in stand te houden.
4.2.
Hoe dan ook, uit het lichaam van het verzoekschrift (en dan met name onder randnummer 17) kan worden afgeleid - en zo vat de kantonrechter dat dan ook op - dat is bedoeld om te verzoeken het ontslag op staande voet
niette vernietigen en om in plaats daarvan te verzoeken Flexfirst te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding.
4.3.
Het verzoek kan evenwel niet tot iets zinvols leiden, nu uit de stukken zoals hierboven aangehaald - en dat is ook het processuele standpunt van Flexfirst - niet kan worden opgemaakt dat Flexfirst [naam onderbewindgestelde] op staande voet heeft ontslagen. Wat uit die stukken hooguit kan worden afgeleid is dat de inlener, [naam bv] , op 15 februari 2022 aan [naam onderbewindgestelde] te kennen heeft gegeven dat hij niet meer welkom was (waarschijnlijk omdat Ikea [naam onderbewindgestelde] niet meer tot de werkvloer wilde toelaten), en dat zij dat die dag aan Flexfirst heeft medegedeeld, maar tussen [naam onderbewindgestelde] en de inlener bestaat geen overeenkomst.
Van een onverwijlde opzegging van de uitzendovereenkomst tussen Flexfirst en [naam onderbewindgestelde] is dus niet gebleken. Uit de email van 29 maart 2022 blijkt ook dat Flexfirst zich voor wat betreft de beëindiging van de uitzendovereenkomst beroept op het uitzendbeding. Dat Flexfirst in haar laatste email van 17 februari 2022 vermeldde dat [naam onderbewindgestelde] op staande voet ontslagen is, doet aan het voorgaande niet af, nu dat kennelijk zo moet worden uitgelegd dat de inlener de opdracht wilde beëindigen.
4.4.
Aan de beoordeling van een eventuele billijke vergoeding komt de kantonrechter dan ook niet toe, nog daargelaten dat het onder randnummer 19 van het verzoekschrift genoemde bedrag van € 17.085,09 op geen enkele wijze nader is onderbouwd en bovendien in het petitum niet meer terugkeert. Wat in het petitum ook niet terugkeert - en dus niet ter beoordeling staat - is de transitievergoeding, waar onder randnummer 19 van het verzoekschrift nog aanspraak op werd gemaakt.
4.5.
De verzoeken zullen worden afgewezen. Fidelis zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Flexfirst tot de datum van dit vonnis begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt Fidelis, in haar hoedanigheid van bewindvoerder, tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Flexfirst tot de datum van dit vonnis begroot op € 747,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
RK