ECLI:NL:RBLIM:2022:6549

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9211422 CV EXPL 21-2400
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid ruwbouwaannemer voor waterdicht maken bloemenraam en vervangende schadevergoeding

In deze zaak vordert eiser, een particulier, schadevergoeding van gedaagden, een vennootschap onder firma en haar vennoten, wegens gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan een bloemenraam. De overeenkomst tussen partijen betreft de verbouwing van de woning van eiser, waarbij gedaagden verantwoordelijk was voor het waterdicht maken van het bloemenraam. Eiser heeft gedaagden meerdere keren in gebreke gesteld na het ontstaan van lekkages, maar gedaagden heeft geen herstelwerkzaamheden verricht. Eiser heeft vervolgens een expert laten inschakelen, die concludeerde dat de werkzaamheden gebrekkig waren uitgevoerd en dat gedaagden verantwoordelijk was voor het aanbrengen van een waterkering. Eiser heeft gedaagden gesommeerd tot herstel, maar gedaagden heeft aansprakelijkheid ontkend. Uiteindelijk heeft eiser de verbintenis tot nakoming omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden tekortgeschoten is in de uitvoering van de werkzaamheden en wijst de vordering van eiser toe, inclusief herstelkosten, expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. Gedaagden wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9211422 CV EXPL 21-2400
Vonnis van de kantonrechter van 24 augustus 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser,
gemachtigde mr. S. Sadiqi,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1,
3.
[gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 1,
alle kantoorhoudend dan wel wonend aan de [adres 1] , [woonplaats 2] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. J.A.M. Geraedts.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 9 maart 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald
  • de ten behoeve van de mondelinge behandeling door [eiser] in het geding gebrachte aanvullende producties
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij e-mailbericht van 8 oktober 2019 heeft [eiser] zich tot [gedaagden] gewend met het verzoek een offerte uit te brengen voor de verbouwing (levensloop bestendig maken) van zijn woning. In dit e-mailbericht staat voor zover relevant (productie 3 dagvaarding):
“(…) Met deze brief willen we u uitnodigen een offerte uit te brengen voor het leveren en uitvoeren van de verbouwing van een woning gelegen op [adres 2] , [woonplaats 1] volgens de werkzaamheden beschreven in de technische omschrijving; ‘20191008_WDA039_BE-TO’ opgemaakt door ‘White Door Architects’. (…)
De volgende documenten zijn van toepassing op deze aanvraag:
documenten architect
- 20190912_WDA039_BE-TO technische omschrijving
tekeningen architect
- (…) 20190214_WDA039_VO-400 principedetail bloemenraam (…)
Deze documenten en tekeningen zijn als bijlage toegevoegd aan deze aanvraag. (…)
De aannemer verklaard in zijn offerte op de hoogte te zijn van al deze documenten, tekeningen en hun inhoud. (…)”
2.2.
[gedaagden] heeft een offerte uitgebracht. Vervolgens hebben partijen een overeenkomst van aanneming van werk gesloten ter zake van de verbouwing van de woning van [eiser] voor een totaalbedrag van € 94.276,64 inclusief btw (productie 1 dagvaarding en productie 1 conclusie van antwoord). Daarnaast heeft [gedaagden] nog meerwerk verricht, waarvoor separaat gefactureerd is.
2.3.
In de door partijen ondertekende opdrachtbevestiging van 27 januari 2020 staat voor zover relevant (productie 1 dagvaarding en productie 1 conclusie van antwoord):
“(…) Het maken van een raamopeningen en verbreden van diverse ramen in de buitengevels op de begane grond, incl. afvoeren van de puin (…)
Niet in onze prijs/opdracht opgenomen zijn de werken die niet vermeld zijn in de opdrachtomschrijving op pag. 2 t/m 5. (…)”
De werken die zijn vermeld in de opdrachtomschrijving op pag. 2 t/m 5 betreffen – kort samengevat – metsel-, timmer-, dak-, staal-, sloop-, stuc-, tegel- en betonwerken. Tevens betreffen die werken elektrawerkzaamheden, w-werken (vloerverwarming, waterafvoer in de keuken, badkamer etc.) en werkzaamheden aan binnendeuren
2.4.
Voor het ontwerpen en volledig begeleiden van de verbouwing heeft [eiser] White Door Architects ingeschakeld. De kosten voor de daarmee gemoeide werkzaamheden bedragen € 10.850,00 exclusief btw (productie 2 dagvaarding).
2.5.
In de door White Door Architects opgemaakte technische omschrijving staat voor zover relevant (productie 4 dagvaarding):
“(…) Bloemenraam
De ruwbouwwerkzaamheden (timmerwerk en constructie) t.b.v. het plaatsen en realiseren van het bloemenraam is wel een onderdeel van deze offerte. E.e.a. is uit te voeren conform detaillering van de architect en in samenspraak met de leverancier voor de gevelkozijnen. De afwerking met gezette aluminium is geen onderdeel van deze aanbesteding, deze werkzaamheden worden uitgevoerd door de kozijnleverancier. (…)”
2.6.
White Door Architects heeft verder een principedetailtekening van het bloemenraam gemaakt (productie 5 dagvaarding). Daarop staat onder meer vermeld:
“DPC folie (waterkering)”.
2.7.
[gedaagden] heeft vervolgens de werkzaamheden uitgevoerd. Op 3 september 2020 hebben partijen een proces-verbaal van oplevering ondertekend, waarin nog een aantal opmerkingen is vermeld (productie 4 conclusie van antwoord).
2.8.
Op 6 oktober 2020 is er een lekkage ontstaan aan het bloemenraam. Nadat [eiser] daarvan melding heeft gemaakt, is er een folie aangebracht (géén DPC-folie zoals weergegeven op de detailtekening).
2.9.
Op 29 oktober 2020 is er wederom een lekkage aan het bloemenraam. Op 30 oktober 2020 heeft [gedaagden] een coating aangebracht.
2.10.
Op 21 november 2020 heeft [eiser] het architectenbureau White Door Architects, [gedaagden] , Windex en de constructeur aangeschreven om de scheurvorming en lekkage onder en aan het bloemenraam te verhelpen.
2.11.
Bij e-mailbericht van 30 november 2020 reageert [gedaagden] daarop als volgt (productie 6 dagvaarding):
“(…) Ik betreur deze situatie, maar zoals al in de mail van [naam 1] omschreven hebben wij deze DPC-werkzaamheden niet mee opgenomen in onze opdracht en zijn deze dus ook niet door ons uitgevoerd.
Tijdens onze offertebespreking is duidelijk door u aangegeven dat de spouwen waren volgespoten met isolatie. (…) Vandaar dat wij hier dus ook vanuit zijn gegaan en dat we dus ook geen DPC-werkzaamheden hebben opgenomen, zoals [naam 1] heeft opgemerkt in zijn reactie. En om die reden niet in de offerte/opdracht is opgenomen.
Het was niet onze verantwoordelijkheid (kozijnen incl. waterdicht maken zit niet in onze opdracht), desalniettemin ben ik twee keer meteen naar jullie toegekomen toen jullie belde dat het lekte (om het dicht te maken). (…) heb ik dit puur uit service gedaan voor jullie. (…)”
2.12.
Op 12 januari 2021 is er wederom sprake van een lekkage. Diezelfde dag heeft
[naam 2] van adviesbureau [naam adviesbureau] in opdracht van [eiser] onderzoek verricht naar onderhavig bloemenraam. De deskundige heeft zijn bevindingen en conclusies neergelegd in een rapportage d.d. 15 januari 2021 (productie 8 dagvaarding). Daarin staat voor zover relevant:
“(…) Voor het leveren en plaatsen van de aluminium kozijnen is door opdrachtgever separaat opdracht verstrekt aan Windex d.d. 8-12-2019. (…)
Het metselwerk boven de latei van het bloemenraam is ongelijkmatig uitgevoerd. In het metselwerk onder het bloemraam is scheurvorming in de lintvoeg aanwezig. (…)
Voor de realisatie van het bloemenraam is een geheel nieuwe lateiconstructie aangebracht. (…) boven de lateiconstructie geen waterkerende indekking is aangebracht. Als reden voor het achterwege laten van deze indekking is door de aannemer aangegeven dat dit niet mogelijk was i.v.m. aanwezig isolatiemateriaal (Perlite korrels) in de spouw. (na-isolatie) Tijdens de uitvoering is echter gebleken dat als gevolg van onvoldoende samenhang van de Perlite korrels, het isolatie materiaal deels uit de spouw is gevallen. (…)
In de dagkanten van het bloemenraam is op een tweetal plaatsen scheurvorming aanwezig.
In het bloemenraam is aan de binnenzijde een waterlekkage. De later aangebrachte coating tegen de buitengevel is ontoereikend gebleken. (…)
Advies
Om de lekkage aan het bloemenraam op te heffen is het aanbrengen van een waterkering boven de lateiconstructie noodzakelijk. Tijdens de uitvoering had de aannemer, na het uitvallen van het isolatiemateriaal, de opdrachtgever hierop moeten attenderen om een DPC folie aan te brengen. De gehele bloemenraamconstructie maakte onderdeel uit van de overeenkomst met de aannemer. Deze is dan ook verantwoordelijk voor de waterdichtheid van het betreffende onderdeel. (…).
2.13.
[eiser] heeft een kopie van voormeld expertiserapport aan [gedaagden] doen toekomen.
2.14.
Bij aangetekend schrijven van 26 januari 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] [gedaagden] gesommeerd zorg te dragen voor herstel conform het advies van
[naam adviesbureau] Voor zover JT1 aan deze sommatie geen gehoor geeft, deelt (de gemachtigde van) [eiser] alvast mee dat dan de verbintenis van [gedaagden] tot nakoming omgezet zal worden in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW en [gedaagden] aansprakelijk zal worden gehouden voor de gevolgschade (productie 9 dagvaarding).
2.15.
Bij e-mail van 4 februari 2021 bericht (de gemachtigde van) [gedaagden] dat [gedaagden] zich niet aansprakelijk acht voor de kosten gemoeid met de eventuele herstelwerkzaamheden.
2.16.
De inhoud van het aangetekend schrijven van 26 januari 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] nogmaals herhaald bij e-mailbericht van 11 februari 2021 (productie 11 dagvaarding).
2.17.
Daarop heeft (de gemachtigde van) [gedaagden] op 22 februari 2021, zonder enige aansprakelijkheid te erkennen, een aanbod uit coulance en onder voorwaarden gedaan (productie 12 dagvaarding).
2.18.
[eiser] kon zich niet geheel in de voorwaarden vinden en doet een voorstel (productie 13 dagvaarding).
2.19.
Bij e-mailbericht van 2 maart 2021 bericht (de gemachtigde van) [gedaagden] dat [eiser] haar aanbod niet heeft geaccepteerd en dat daarmee het aanbod is komen te vervallen en dat zij zich niet aansprakelijk acht voor de herstelkosten (productie 14 dagvaarding).
2.20.
Bij brief van 3 maart 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] de verbintenis van [gedaagden] tot nakoming omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW en [gedaagden] gesommeerd tot betaling van € 7.078,50 aan herstelkosten en [gedaagden] aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van de door [gedaagden] gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden (productie 15 dagvaarding).
2.21.
Bij e-mailbericht van 9 maart 2021 handhaaft (de gemachtigde van) [gedaagden] haar standpunt dat [eiser] haar nimmer opdracht heeft verstrekt voor de betreffende werkzaamheden zodat zij ook niet tekort kan zijn geschoten en wijst aansprakelijkheid van de hand (productie 16 dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten vordert [eiser] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] tot betaling van:
  • € 7.078,50 aan herstelkosten ter zake bloemenraam, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim, 3 maart 2021, althans vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening,
  • € 1.660,12 aan expertisekosten,
  • € 882,00 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten,
  • de proceskosten en nakosten.
3.2.
[gedaagden] heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover dat van belang is, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De overeenkomst van partijen is een gemengde overeenkomst waarop ingevolge artikel 7:5 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de regels van aanneming van werk en de regels van consumentenkoop naast elkaar van toepassing zijn en waarbij in geval van strijd tussen die regels de regels van consumentenkoop prevaleren.
4.2.
De vraag die beantwoording behoeft, is of [gedaagden] toerekenbaar tekortgeschoten is in de uitvoering van de werkzaamheden, zoals [eiser] stelt en [gedaagden] betwist.
4.3.
Hoewel onderhavig expertiserapport op eenzijdig verzoek van [eiser] en niet na een gezamenlijke opdracht tot stand is gekomen, kan naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk acht worden geslagen op de inhoud van het rapport voor de beantwoording van voormelde onder r.o. 4.2. geformuleerde vraag. [gedaagden] is niet uitgenodigd om bij het onderzoek aanwezig te zijn, maar heeft wel naderhand een afschrift van de rapportage ontvangen. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om de bevindingen en conclusies van het betreffende rapport gemotiveerd te betwisten door concrete feiten en omstandigheden aan te voeren die erop duiden dat die bevindingen onjuist zijn, dan wel een eigen deskundige in de arm te nemen die tot andersluidende oordelen zou komen. [gedaagden] heeft dat nagelaten.
4.4.
Uit het expertiserapport (r.o. 2.12.) – dat niet gemotiveerd door [gedaagden] is betwist en van de juistheid waarvan derhalve in beginsel in deze procedure kan worden uitgegaan – blijkt dat de verrichte werkzaamheden aan het bloemenraam gebrekkig zijn en niet voldoen aan de overeenkomst. Dat de oorzaak van de lekkage niet is aangetoond, zoals [gedaagden] pas op de mondelinge behandeling zonder enige onderbouwing naar voren bracht, klopt niet. Immers is de conclusie van de deskundige op dit punt heel duidelijk: het niet aanbrengen van waterkering in de lateiconstructie.
4.5.
Het waterdicht maken van het bloemenraam behoorde, naar het oordeel van de kantonrechter, tot de taak van de aannemer [gedaagden] . Daartoe wordt als volgt overwogen.
[eiser] heeft [gedaagden] bij de aanvraag van de offerte verzocht om de verbouwing aan zijn woning uit te voeren conform de technische beschrijving van White Door Architects, welk document hij bij de aanvraag van de offerte heeft bijgevoegd. Verder heeft [eiser] de principedetailtekening van het bloemenraam, waarnaar ook in de technische omschrijving verwezen wordt, bij de aanvraag gevoegd en op de aanvraag van toepassing verklaard. De principedetailtekening van de architect maakte aldus onderdeel uit van de overeenkomst van aanneming. [gedaagden] merkt terecht op dat in de technische omschrijving niet vermeld staat dat [gedaagden] het bloemenraam waterdicht moet maken, maar [eiser] heeft [gedaagden] verzocht de verbouwingswerkzaamheden uit te voeren conform de technische omschrijving en de principedetailtekening. Op deze principedetailtekening is de waterkering ingetekend en staat DPC folie vermeld. Voor zover [gedaagden] om haar moverende redenen dan vervolgens de DPC folie niet opneemt in haar offerte, had het op grond van de op haar rustende waarschuwingsplicht op haar weg gelegen dit aan [eiser] kenbaar te maken. [gedaagden] heeft zulks nagelaten. Onder deze omstandigheden mocht [eiser] dan ook verwachten en begrijpen dat het waterdicht maken van het bloemenraam onder de overeenkomst van aanneming viel, ook al stond dit niet met zoveel woorden in de offerte. De verder door [gedaagden] ingenomen blote stelling zonder ook maar enige concrete onderbouwing dat [eiser] werd bijgestaan door een architect en dat de architect had moeten weten dat het niet de verantwoordelijkheid van [gedaagden] was om het bloemenraam waterdicht op te leveren, is als verweer ontoereikend, zeker gelet op wat de deskundige hierover heeft opgemerkt in zijn rapport. [gedaagden] maakte immers de lateiconstructie en de waterkering moest in de lateiconstructie worden aangebracht, dus wie anders dan [gedaagden] was verantwoordelijk voor het waterdicht maken?
4.6.
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt met zich dat de overeenkomst van aanneming ook het waterdicht maken van het bloemenraam behelsde. Gebleken is dat het bloemenraam niet waterdicht is. Er is geen waterkering / DPC folie aangebracht. Uit het vorenstaande volgt dat [gedaagden] tekortgeschoten is in de uitvoering van de werkzaamheden, hetgeen haar krachtens overeenkomst kan worden toegerekend.
4.7.
Bij brief van 3 maart 2021 heeft [eiser] meegedeeld dat hij schadevergoeding in plaats van herstel vordert, als gevolg waarvan de verbintenis tot nakoming is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:87 BW (r.o. 2.20.). Dat hij tot die omzetting gerechtigd is, volgt uit de gebleken feiten en omstandigheden. [eiser] heeft [gedaagden] immers meermaals in gebreke gesteld c.q. aangemaand over te gaan tot kosteloos herstel. Nu (deugdelijk) herstel van de werkzaamheden is uitgebleven, is [gedaagden] in verzuim komen te verkeren. [eiser] heeft derhalve aanspraak op vervangende schadevergoeding.
4.8.
Wat betreft de omvang van de gevorderde schadevergoeding baseert [eiser] zich op de offerte van Bouwservice De Vrenck (productie 17 dagvaarding). [gedaagden] heeft pas bij conclusie van dupliek de hoogte betwist, en dus te laat. Ook heeft zij niets ingebracht om haar verweer te onderbouwen, wat een tweede reden is om aan dit verweer voorbij te gaan. Ter zake het verweer van [gedaagden] dat het offertebedrag extreem hoog is, heeft [eiser] gesteld dat het (met spoed) is geschied in een tijd dat er geen aannemer was te krijgen en er dus de hoofdprijs gevraagd is. Uit de stukken blijkt bovendien dat het offertebedrag ook daadwerkelijk door [eiser] is betaald. Aan het verweer van [gedaagden] dat de kosten van de diverse werkzaamheden niet nader gespecificeerd zijn in uren en bedragen gaat de kantonrechter daarom voorbij. [gedaagden] heeft de noodzaak van de herstelwerkzaamheden niet betwist. Het gevorderde bedrag van € 7.078,50 aan vervangende schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen.
4.9.
De door het enkele betalingsverzuim verschuldigde wettelijke rente ligt eveneens voor toewijzing gereed.
4.10.
De expertisekosten van € 1.660,12, die de kantonrechter redelijk voorkomen en zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, kunnen op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW worden toegewezen.
4.11.
[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het ter zake gevorderde bedrag van € 882,00 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.12.
[gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- dagvaarding € 120,50
- griffierecht € 240,00
- gemachtigde salaris €
933,00(3 punten x € 311,00)
Totaal € 1.293,50
4.15.
De gevorderde nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
- € 7.078,50 aan herstelkosten ter zake het bloemenraam, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 maart 2021 tot de dag van algehele voldoening,
- € 1.660,12 aan expertisekosten,
- € 882,00 aan vergoeding buitengerechtelijke kosten,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de aan de zijde van [eiser] gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 1.293,50,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, indien betekening van dit vonnis nodig blijkt te zijn, in de nakosten van [eiser] , begroot op € 124,- aan nasalaris en de kosten van het exploot van de betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
CJ