ECLI:NL:RBLIM:2022:6560

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
24 augustus 2022
Zaaknummer
9686493 CV EXPL 22-794
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder die onder bewind staat. De verhuurder, een besloten vennootschap, heeft de huurovereenkomst ontbonden en ontruiming van het gehuurde gevorderd wegens een huurachterstand van meer dan drie maanden en het veroorzaken van overlast door de huurder. De huurovereenkomst was op 5 augustus 2020 gesloten voor een zelfstandige woning, en de huurder had een huurachterstand opgebouwd van € 2.180,00 per 2 februari 2022. De verhuurder heeft de huurder in een brief van 5 januari 2022 in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf te beëindigen, maar de huurder heeft hier geen gebruik van gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gedaagde de huurachterstand erkend, maar de gestelde overlast betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand vaststaat en dat de huurder in strijd met de huurovereenkomst heeft gehandeld. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming is toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand en de kosten van de procedure. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9686493 CV EXPL 22-794
Vonnis van de kantonrechter van 24 augustus 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde M.P.A. Roelands (AGIN Timmermans gerechtsdeurwaarders),
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam],
in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] , [gedaagde] en [naam onderbewindgestelde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 4
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3
  • de brief waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de akte van [eiseres] met producties 5 t/m 8 E
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen D&S Beleggingen in Onroerende Zaken B.V. als verhuurder en [naam onderbewindgestelde] als huurder is op 5 augustus 2020 een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten voor de zelfstandige woning, zijnde een appartement, aan het [adres] te [plaats] (verder: het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte, vastgesteld op 20 maart 2017, van toepassing.
2.2.
[eiseres] is op 1 juli 2021 eigenaar en verhuurder van het gehuurde geworden. De huurovereenkomst als vermeld in 2.1. is van kracht gebleven. De maandelijkse huur, inclusief een voorschot aan stookkosten van € 60,00 en een voorschot aan servicekosten van € 60,00, bedraagt thans € 625,00.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 mei 2013 zijn de goederen van [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld en bij beschikking van deze rechtbank van
16 oktober 2019 is [gedaagde] tot nieuwe bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] aangesteld.
2.4.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan die, na aftrek van de betalingen op 10, 21 en 25 januari 2022, pro resto per 2 februari 2022 € 2.180,00 bedraagt.
2.5.
Tussen [eiseres] en [naam onderbewindgestelde] is bij de algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte - onder meer - het volgende overeengekomen:
Art.14.3 “Het is huurder niet toegestaan:
a. In of bij het gehuurde (huis)dieren te houden die overlast veroorzaken (…)”
Art 14.4 “Huurder zal bij het gebruik van het gebouw of complex van gebouwen waarvan het gehuurde deel uitmaakt geen hinder of overlast veroorzaken. Huurder zal er voor zorgdragen dat vanwege hem aanwezige derden of dieren dit evenmin doen.”
2.6.
Bij brief van 5 januari 2022 heeft [eiseres] [naam onderbewindgestelde] aangeschreven op het restant aan huur van oktober 2021 en de huur van november 2021 tot en met januari 2022 van in totaal € 2.320,00 alsmede op het veroorzaken van overlast, en [naam onderbewindgestelde] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf uiterlijk op 31 januari 2022 door opzegging te beëindigen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermeerdering van eis ter mondelinge behandeling met € 100,00, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst zal ontbinden om redenen van ernstige toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [naam onderbewindgestelde] ;
[gedaagde] en materieel [naam onderbewindgestelde] zal veroordelen om de woning te Kerrkade aan het adres [adres] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis met wie of wat zich daarin of daarop vanwege [naam onderbewindgestelde] mocht bevinden te ontruimen en te verlaten en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen, bij gebreke waarvan de ontruiming gedwongen zal plaatsvinden door een gerechtsdeurwaarder;
[gedaagde] en materieel [naam onderbewindgestelde] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 2.574,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening en voorts te vermeerderen met € 625,00, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor iedere maand dat [naam onderbewindgestelde] het onderwerpelijke pand na 28 februari 2022 onder zich mocht houden, althans niet ter vrije beschikking van [eiseres] mocht stellen;
[gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe - verkort weergegeven - dat [naam onderbewindgestelde] handelt in strijd met de huurovereenkomst en de overeengekomen algemene bepalingen door een huurachterstand te laten ontstaan, door het houden van een hond en door het veroorzaken van overlast.
3.3.
[gedaagde] heeft ter mondelinge behandeling de huurachterstand erkend doch betwist de gestelde overlast en stelt zich op het standpunt dat andere huurders ook huisdieren houden.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover relevant nader ingegaan worden.

4.De beoordeling

4.1.
Met inachtneming van de erkenning van de huurachterstand door [gedaagde] staat vast de huurachterstand per 2 februari 2022 € 2.180,00 bedraagt, zodat de geldvordering onder c tot dit bedrag kan worden toegewezen. In het verlengde hiervan staat vast dat [naam onderbewindgestelde] in strijd met de huurovereenkomst (de tijdige betaling van de huurpenningen) heeft gehandeld. Dat [gedaagde] onder meer heeft verklaard dat door de gelegde loonbeslagen het inkomen van [naam onderbewindgestelde] dusdanig is gedaald dat hij de huurbedragen heeft gebruikt om de vaste lasten te betalen en dat hij welwillend en bezig is met het betalen van de achterstanden, maakt niet dat van [eiseres] verlangd worden dat zij de huurovereenkomst tussen partijen in stand laat. Nu het verzuim van [gedaagde] vaststaat en de hoogte van de huurachterstand (een achterstand van meer dan drie maanden) alleen al tot toewijzing van het onder a gevorderde leidt, kan de beoordeling van het debat tussen partijen over de door [eiseres] gestelde overlast die [naam onderbewindgestelde] (zou hebben) veroorzaakt in het midden worden gelaten.
4.1.1.
Het onder b en c gevorderde, voor zover dit ziet op de huurachterstand, ligt eveneens voor toewijzing gereed met dien verstande dat het onderdeel van vordering b, dat indien [gedaagde] met de ontruiming in gebreke zou blijven de ontruiming zal plaatsvinden door een gerechtsdeurwaarder, zal worden afgewezen aangezien de in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) toereikend worden geacht, zodat [eiseres] bij dat onderdeel van de vordering geen belang heeft, en met dien verstande dat de onder c gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als nader in de beslissing is bepaald, omdat [eiseres] rente over rente heeft gevorderd, wat niet toegestaan is in een geval als deze.
4.2.
Wat de eisvermeerdering van € 100,00 (de factuur van 21 februari 2022) betreft stelt [eiseres] dat de hond van [naam onderbewindgestelde] in de lift heeft geplast en de factuur op de schoonmaakkosten van de lift ziet. Afgezet tegen het verweer van [gedaagde] heeft [eiseres] onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk gemaakt dat [naam onderbewindgestelde] aansprakelijk is voor de gestelde schade. Uit productie 7, waarnaar [eiseres] verwijst, is op de foto’s weliswaar te zien dat een persoon met een hond uit de lift komt maar daar kan niet uit geconcludeerd worden dat er een hond in de lift heeft geplast en dat dat de hond van [naam onderbewindgestelde] was. Verder betreft de e-mail van de beheerder van het complex geen eigen waarneming. Het voorgaande betekent dat dit onderdeel van de vordering van [eiseres] als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd zal worden afgewezen.
4.3.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na
1 juli 2012 is ingetreden. Nu [eiseres] aan [gedaagde] een aanmaning heeft gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW en het daarin gevorderde tarief correct is, ligt ook dit onderdeel van de vordering voor toewijzing gereed.
4.4.
[gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiseres] gerezen en tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 127,43
  • griffierecht € 365,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 866,43.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de tussen [eiseres] en [naam onderbewindgestelde] bestaande huurovereenkomst van de woning aan het [adres] te [plaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het [adres] te Kerkrade binnen twee weken na betekening van dit vonnis met wie of wat zich daarin of daarop vanwege [naam onderbewindgestelde] mocht bevinden te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiseres] te stellen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen het bedrag van € 2.474,79 (zijnde € 2.180,00 aan huurachterstand, € 282,23 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 12,56 aan de tot de dagvaarding verbeurde wettelijke rente), te vermeerderen met:
- de wettelijke rente over € 2.180,00 en € 282,23 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
- € 625,00, althans het periodieke bedrag dat naar wettelijke bepalingen als huurprijs geldt voor het gehuurde, voor iedere maand dat [naam onderbewindgestelde] het gehuurde na 28 februari 2022 onder zich mocht houden, althans niet ter vrije beschikking van [eiseres] stelt,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot aan dit vonnis aan de zijde van [eiseres] gerezen en begroot op € 866,43,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
type: YT