ECLI:NL:RBLIM:2022:6843

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
9821560 CV EXPL 22-1855
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en herroepingsrecht bij online veiling van een auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen BCA Autoveiling B.V. en een gedaagde partij die een auto had gekocht via een online veilingsite. De eisende partij, BCA Autoveiling B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 705,78, vermeerderd met wettelijke handelsrente en kosten, omdat de gedaagde partij de auto niet had afgenomen en de factuur niet had betaald. De gedaagde partij, die zich op het standpunt stelde geen overeenkomst te hebben gesloten, deed een beroep op het herroepingsrecht van de consument.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij als consument kan worden aangemerkt, ondanks dat hij een autobedrijf had geëxploiteerd. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij binnen de wettelijke termijn van 14 dagen gebruik had gemaakt van zijn herroepingsrecht door de overeenkomst te ontbinden via e-mail. Hierdoor had de eisende partij geen recht op nakoming van de overeenkomst en werd de vordering van BCA Autoveiling B.V. afgewezen.

Daarnaast werd de eisende partij, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gedaagde partij, die zijn kosten begroot zag op € 644,00. Dit vonnis benadrukt het belang van het herroepingsrecht voor consumenten, zelfs in situaties waarin de koper eerder als handelspartij werd gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9821560 \ CV EXPL 22-1855
Vonnis van de kantonrechter van 7 september 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BCA AUTOVEILING B.V.,
gevestigd te Barneveld,
eisende partij,
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [plaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. M.H.J.M. Stassen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisende partij exploiteert een online veilingsite. Om biedingen te doen is registratie vereist.
2.2.
Gedaagde partij heeft een autobedrijf geëxploiteerd. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is de onderneming per 31 augustus 2016 uitgeschreven uit het handelsregister.
2.3.
Er is een bieding gedaan voor een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Eisende partij heeft de aankoop van de auto aan gedaagde partij per e-mail op 22 april 2020 bevestigd. Bij factuur van 22 april 2020 is een bedrag van € 7.594,85 in rekening gebracht.
Ook is een bedrag van € 99,83 voor de eindaflevering in rekening gebracht.
2.4.
De auto is niet afgenomen en eisende partij heeft bij factuur van 1 mei 2020 een bedrag van € 544,50 aan boete in rekening gebracht.
2.5.
Bij e-mail van 24 april 2020 doet gedaagde partij een beroep op het herroepingsrecht.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partij vordert - samengevat - veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 705,78, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en kosten.
3.2.
Ter onderbouwing van de vordering stelt eisende partij dat beide partijen handelspartijen zijn. De koopovereenkomst is via het bedrijfsaccount gesloten. Omdat de factuur niet werd betaald, is de koopovereenkomst overeenkomstig de algemene voorwaarden ontbonden en is een boete van € 450,00 exclusief btw (€ 544,50 inclusief btw) in rekening gebracht. Ter onderbouwing van haar stellingen legt eisende partij diverse producties over, zoals het registratieformulier, de facturen en de correspondentie.
3.3.
Gedaagde partij voert verweer en stelt zich op het standpunt geen overeenkomst gesloten te hebben. Verder geeft gedaagde partij aan geen handelspartij te zijn, en beroept hij zich op het herroepingsrecht van de consument.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure gaat het over de vraag of tussen partijen een koopovereenkomst is gesloten en of gedaagde partij de daaruit voortvloeiende boete verschuldigd is. Daarbij is van belang of gedaagde partij als consument handelde of als handelspartij.
4.2.
Eisende partij heeft in voldoende mate aangetoond en aannemelijk gemaakt dat gedaagde partij een (bedrijfs)account had bij haar had. Dit blijkt onder meer uit de als productie 10 overgelegde uitdraai uit haar systeem en het als productie 11 overgelegde overzicht met daarop de bekeken auto’s en de biedingen. Gedaagde partij heeft de inhoud van deze producties erkend althans niet betwist. Echter, uit het uittreksel uit de registers van de Kamer van Koophandel blijkt dat de onderneming van gedaagde partij per 31 augustus 2016 is uitgeschreven en niet meer bestaat. Dit houdt in dat gedaagde partij niet als een handelspartij kan worden aangemerkt, ook al heeft hij zich eventueel wél als zodanig gepresenteerd. Eisende partij heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat gedaagde partij inmiddels een andere onderneming exploiteert of anderszins handelt in de uitoefening van beroep of bedrijf.
4.3.
Gedaagde partij wordt op basis van het bovenstaande als consument aangemerkt en heeft daarom het recht om de overeenkomst binnen 14 dagen te herroepen. Dit heeft gedaagde partij gedaan bij e-mail van 24 april 2020. De overeenkomst is hiermee ontbonden, zodat eisende partij geen recht heeft op nakoming daarvan. De vordering van eisende partij wordt daarom afgewezen.
4.4.
Eisende partij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de kant van gedaagde partij worden begroot op € 644,00 (2 x tarief € 322,00) als salaris voor de gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt eisende partij in de proceskosten aan de zijde van gedaagde partij gevallen en tot op heden begroot op € 644,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: