ECLI:NL:RBLIM:2022:6869

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
9504542 CV EXPL 21-4951
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-franchisegever en -nemer over contractspartijen en betalingsverplichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil in conventie en reconventie tussen een ex-franchisegever en -nemer, evenals tussen een ex-verhuurder en -huurder. De kern van het geschil draait om de vraag wie de contractspartijen zijn en de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit de gesloten overeenkomsten. De eiseres in conventie, RIJO B.V., vertegenwoordigd door mr. B. Keybeck, vordert onder andere betaling van huurachterstand en een rentevergoeding van de gedaagde partij, die in reconventie vorderingen heeft ingesteld tegen de eiseressen, waaronder een verklaring voor recht dat de overeenkomsten nietig zijn.

De procedure begon met een dagvaarding op 12 oktober 2021, gevolgd door verschillende conclusies en een mondelinge behandeling op 24 maart 2022. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomsten tussen partijen niet nietig zijn, ondanks dat een van de partijen, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2], niet meer bestond op het moment van de overeenkomst. De rechter oordeelt dat de wederpartij van de gedaagde partij de [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] is, die de overeenkomsten heeft voortgezet.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseressen in conventie gedeeltelijk toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente over de onbetaalde rentevergoeding. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De zaak is verder aangehouden voor bewijslevering door de gedaagde partij met betrekking tot zijn vorderingen in reconventie, waaronder de onrechtmatige onttrekking van gelden en de terugbetaling van energiekosten. De rechter heeft de gedaagde partij opgedragen om bewijsstukken te overleggen en getuigen te horen, waarbij de zaak op 21 september 2022 opnieuw op de rol is gezet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 9504542 CV EXPL 21-4951
Vonnis van de kantonrechter van 24 augustus 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RIJO B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats 2]
2.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2]
gevestigd in [vestigingsplaats 1]
3.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] ,handelend onder de naam
[handelsnaam]
wonende in [woonplaats 1]
eisende partij in conventie en verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. B. Keybeck,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
wonend in [woonplaats 2]
gedaagde partij in conventie en eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. D. Dronkers.
Partijen worden hierna Rijo, [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] (gezamenlijk ook: [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] ) en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 12 oktober 2021
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
  • de rolbeslissing waarbij een mondelinge behandeling is gelast
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de op 15 maart 2022 en op 24 maart 2022 ter griffie ontvangen nagekomen producties van de zijde van [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3]
  • de op 21 maart 2022 ter griffie ontvangen nagekomen producties van de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling d.d. 24 maart 2022 waarbij de zaak is verwezen naar de rol van woensdag 4 mei 2022 voor akte uitlating voortgang van de procedure aan de zijde van beide partijen (en waarin [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] consequent per abuis als [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] was aangemerkt)
  • de aktes van de zijde van beide partijen van 31 mei 2022 waarin zij te kennen geven dat zij geen regeling hebben getroffen en dat de procedure daarom kan worden voortgezet.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft van 2013 tot en met 2015 in dienst gewerkt van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , gelegen aan de [adres] in [vestigingsplaats 2] (verder te noemen: de kapsalon) welke firma in rechte werd vertegenwoordigd door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] .
2.2.
Per 1 januari 2016 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de kapsalon overgenomen. In het daartoe strekkende overnamecontract (productie 2 bij exploot), waarin [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] met KvK nummer 56059108 en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] b.v. met KvK nummer 14019091 samen als verhuurder worden aangemerkt en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als huurder, is onder meer en voor zover hier relevant het navolgende opgenomen:
“(…)
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
De kapsalon gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] wordt middels deze overeenkomst door verhuurder overgedragen aan huurder onder bijzondere voorwaarden van huur van het pand en franchise alsmede huur van inventaris / bouwkundige voorzieningen.
Artikel 1 Huur en Verhuur
Verhuurder verklaart per 1januari 2016 te verhuren aan huurder, gelijk huurder verklaart te aanvaarden voor exploitatie:
-
de gehele inventaris en bouwkundige voorzieningen van het door verhuurder
voor eigen rekening gedreven bedrijf gevestigd: [adres] te [vestigingsplaats 2] , genaamd: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , zoals nader omschreven op de aan dit contract alsbijlageaangehechte, door partijen geparafeerde staat, op de in deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden.
Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat in de franchiseovereenkomst die onlosmakelijk is verbonden aan deze overeenkomst, is vastgelegd dat niets mag worden gewijzigd aan de inventaris en inrichting omdat die onderdeel is van het imago en de uitstraling van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] .
(…)
Artikel 3 Betaling huur en koopsom
3.1
De huur zoals omschreven in artikel 1 vermeerderd met de koopsom zijnde € 100.000,- als genoemd in artikel 2, zijnde de waarde aan geïnventariseerde voorraad, zal door koper / huurder aan verkoper/verhuurder worden voldaan door betaling in 60 maandelijkse termijnen van € 1.666,66, voor het eerst op 1 januari 2016 en vervolgens maandelijks als vooruitbetaling per de eerste van de maand.
3.2
Huurder heeft recht op een vergoeding als ondernemer van minimaal € 1.500 per maand met een vaste arbeidsinspanning van 40 uur per week; continuïteit van het bedrijf is voorwaarde. Het garantiebedrag betreft een nettobedrag van de winst uit onderneming, minus Inkomstenbelasting en premies rekening houdend met heffingskortingen en aftrekposten als ondernemer. Bij het ontstaan van verlies, heeft koper het recht om het maandelijkse garantiebedrag te verrekenen met de verschuldigde maandtermijn van € 1.666,66. Echter zal dan de aflossingstermijn langer worden.
3.3.
Na het verstrijken van de termijn van 60 maanden en de betaling van alle huurtermijnen, worden alle aanwezige inventaris en bouwkundige voorzieningen in eigendom overgedragen tegen betaling van 1 euro.
(…)
Artikel 4 Voorwaarden financiering
4.1
Huurder is met verhuurder een rentevergoeding overeengekomen van 8% op jaarbasis, te voldoen jaarlijks achteraf op 1 januari over de huurtermijnen.
Op 1 januari 2017 € 7.266,67 / 2018: € 5.666,68 / 2019 € 4.066,68 / 2020: €2.466,69 / 2021 € 866,70.
(…)
Artikel 9 Huurovereenkomst
9.1
Huurder en verhuurder zijn met de eigenaar van het pand, Rijo b.v. te [vestigingsplaats 2] , overeengekomen dat voor een periode van 5 jaar, met als ingangsdatum 1 januari 2016, een huurovereenkomst wordt afgesloten voor de kapsalon met de oppervlakte die nu bekend is en in de staat die nu bekend is.
9.2
De huurprijs is € 1.100 per maand en wordt verhoogd met de wettelijke BTW en jaarlijks geïndexeerd. De huurprijs is maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigd.
9.3
Alle kosten van energie, schoonhouden, afval, onroerend goed belasting en huurders-onderhoud, komen voor rekening van huurder.
2.3.
Tevens heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met
“ [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] , [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , ingeschreven in de Kamer van Koophandel onder nummer 56059108”een franchiseovereenkomst gesloten, ingaande 1 januari 2016 (productie 3 bij exploot), die, voor zover hier van belang, luidt:

Art. 3.
1. De franchisenemer verbindt zich, gedurende de eerste franchiseperiode van vijf jaar, uiterlijk op de vijfde dag van elke volgende maand een bedrag van €600,- als periodieke vergoeding (…) aan de franchisegever te voldoen, middels een incassomachtiging, te tekenen gelijktijdig net dit contract.
2. Indien de franchisenemer zich verbindt aan een tweede franchiseperiode van vijf jaar, zal de franchisenemer een bedrag overeenkomend met 8% van de omzet, met een minimum van €500,-, als vergoeding verstrekken (…).
(…)
Art. 7.
1. De franchisenemer is verplicht dagelijks het normblad de gerealiseerde omzet en pintransacties aan de franchisegever te verstrekken en telkens uiterlijk op de vijfde dag van de volgende maand aan de franchisegever een gespecificeerd overzicht te verstrekken van zijn omzet over de afgelopen maand.
2. De franchisegever is bevoegd de juistheid van de opgave van de omzet te doen controleren door een register-accountant (of een accountants-administratieconsulent). Door de door gogo aangezen accountant
3. Ongeregistreerde betalingen zullen leiden tot een directe beëindiging van deze franchiseovereenkomst.
(…)
2.4.
Bij het sluiten van bovengenoemde overeenkomsten hebben partijen afgesproken dat de gehele boekhouding van de kapsalon in handen zou blijven van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] , en aan die afspraak is ook uitvoering gegeven. De bankrekening van waaruit de financiën van de kapsalon werden geregeld is op naam van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] blijven staan en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] had daar geen toegang toe.
2.5.
Begin januari 2021 heeft een feestelijke bijeenkomst plaatsgevonden in een andere onderneming van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] waarbij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aanwezig was en waarbij partijen elkaar over en weer hebben bedankt voor de prettige samenwerking.
2.6.
Bij brief van 15 april 2021 heeft mr. Keybeck namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] B.V. aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] te kennen gegeven dat zijn cliënten voornemens zijn het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] te verkopen en dat hij bij het nalopen van de bestaande contracten heeft vastgesteld dat zijn cliënten nog recht hebben op de afgesproken maandelijkse vergoeding op basis van artikel 3 van de franchiseovereenkomst en op de in artikel 4 lid 1 van de overnameovereenkomst afgesproken rentevergoeding van 8% op jaarbasis van totaal € 20.333,42.

3.De vorderingen

in conventie
3.1.
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] vordert de veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van:
- € 3.826,63 € 3.826,63 huurachterstand met betrekking tot de maanden mei t/m half juli
2021
- € 1.817,00 € 1.817,00 achterstand ter zake de vergoeding voor geleverde diensten op basis
van de franchiseovereenkomst
  • € 20.333,42 onbetaald gelaten overeengekomen rentevergoeding op grond van art. 4 lid 1 van de overnameovereenkomst
  • pro memorie vergoeding voor geleverde diensten na verlenging van de
franchiseovereenkomst.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.
in reconventie
3.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert samengevat:
een verklaring voor recht inhoudend dat [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] onrechtmatig heeft gehandeld door het onttrekken van geld van de bankrekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ;
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van primair € 51.596,13 “+ pro memorie”, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2021 en subsidiair een bedrag, nader op te maken bij staat;
een verklaring voor recht inhoudend dat de franchiseovereenkomst en de overnameovereenkomst nietig zijn, subsidiair dat die overeenkomsten zijn beëindigd op 13 oktober 2016 vanwege onregelmatige onttrekking ‘althans met wederzijds goedvinden op 1 januari 2021 althans op 16 juli 2021 wegens de verkoop van de bedrijfswoning’ en meer subsidiair ontbinding van die overeenkomsten;
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] hoofdelijk te veroordelen alle gelegde conservatoire beslagen ten laste van de onderneming van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op te heffen binnen twee dagen na dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de schade die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft geleden door het onrechtmatig gelegde conservatoir beslag, waarvan de schade nader is op te maken bij staat;
te verklaren voor recht dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bevoegd is tot geheel of gedeeltelijke opschorting en/of verrekening ‘in verband met’ de door [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] ingestelde vorderingen;
de hoofdelijke veroordeling van [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] tot betaling van de proceskosten met rente en de nakosten.
3.4.
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Niet-ontvankelijkheid [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] /eisers afzonderlijk / nietigheid van de overeenkomsten
4.1.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt zich in zijn conclusie van antwoord op het standpunt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] een spookpartij is, omdat die per 1 januari 2015 is uitgeschreven uit het Handelsregister, wat betekent dat zij in haar vorderingen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verder voert hij in zijn conclusie van antwoord het volgende aan. De in de overeenkomsten en brief van 15 april 2021 aangehaalde [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] B.V. is ook een niet bestaand bedrijf. Vanwege deze onduidelijkheden en het feit dat [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft nagelaten de brief van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 13 juli 2021 in het geding te brengen en hierop te reageren moeten volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] eisers gezamenlijk, dan wel ieder afzonderlijk, niet-ontvankelijk worden verklaard, wegens het opvoeren van non-existente partijen, het niet duidelijk maken op welke basis van welke rechtsverhouding de vordering wordt ingesteld en het niet voldoen aan de substantiëringsplicht.
4.1.2.
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft op de mondelinge behandeling hiertegen naar voren gebracht dat uit de uittreksels van de kamer van koophandel blijkt dat de v.o.f. is voorgezet door de eenmanszaak van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] , dat er mede namens haar is gedagvaard, dat zij de overeenkomsten heeft voortgezet en dus de partij is waar het om gaat, en dat partijen ook jarenlang uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomsten.
4.1.3.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft er op de mondelinge behandeling bij gepersisteerd dat de wirwar van partijen formele consequenties dient te hebben en dat niet gewoon beslist moet worden dat twee partijen niet meer meedoen.
4.1.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de overeenkomsten blijkt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (mede) heeft gecontracteerd met [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] als vennoot van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] . Immers staat op de overnameovereenkomst bij [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] het KvK-nummer 56059108 vermeld, wat het nummer is van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , en op de franchiseovereenkomst staat ook “
, ingeschreven in de Kamer van Koophandel onder nummer 56059108”. Op het uittreksel is te lezen dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] op 1 januari 2015 is ontbonden en dus al niet meer bestond toen de overeenkomsten werden gesloten. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] bestond en bestaat niet en kan dus geen partij zijn in deze procedure. Voor zover de vorderingen dus namens haar zijn ingesteld kunnen die niet worden toegewezen.
4.1.5.
Echter blijkt uit het handelsregister ook dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] haar eenmanszaak [handelsnaam] per 1 januari 2015 heeft ingeschreven in het handelsregister. Verder heeft zij uitvoering gegeven aan de overeenkomsten, door bijvoorbeeld het beheer te voeren over de bankrekening van de eenmanszaak van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en bepaalde bedragen uit hoofde van de overeenkomsten in te houden. De kantonrechter oordeelt dan ook dat zij, in weerwil van wat vermeld staat op de overeenkomsten, heeft te gelden als de wederpartij van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij de overeenkomsten. Zij zal daarom niet, zoals door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gevorderd, niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat de v.o.f. op het moment van het sluiten van de overnameovereenkomst niet meer bestond, maakt in casu ook niet dat sprake is van een nietige overeenkomst, zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bepleit, nu het voor beide partijen duidelijk was wie elkaars wederpartij was en zij gedurende de overeenkomst daar ook naar gehandeld hebben.
4.1.6.
Rijo zal niet niet-ontvankelijk worden verklaard. Uit de stukken in het dossier blijkt dat zij de verhuurder was van het pand waarin de kapsalon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was gevestigd (zie artikel 9.1 van de overnameovereenkomst), dus als er huurpenningen moeten worden betaald, dan zullen die aan haar betaald moeten worden.
4.2.
De einddatum van de overeenkomsten
4.2.1.
Voor zover de overeenkomsten niet nietig worden beoordeeld voert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan dat deze ten einde zijn gekomen per 13 oktober 2016, dan wel 1 januari 2021, dan wel half juli 2021. Een einde per 13 oktober 2016 motiveert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] als volgt. Uit een rapport van NU accountancy (productie 6 bij antwoord in conventie) blijkt dat op die dag ongeregistreerde betalingen zijn gedaan die ‘leiden naar [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] ’. Het betreft een betaling van € 37,80 onder vermelding [naam] . Op grond van artikel 7 lid 3 van de franchiseovereenkomst eindigt de franchiseovereenkomst in geval van ongeregistreerde betalingen. Beide overeenkomsten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, dus als de franchiseovereenkomst is geëindigd op 13 oktober 2016 dan is de overnameovereenkomst toen ook geëindigd.
4.2.2.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De overeenkomsten zijn niet op grond van artikel 7 lid 3 van de franchiseovereenkomst op 13 oktober 2016 geëindigd. Dat artikellid spreekt immers over ‘ongeregistreerde betalingen’, terwijl [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nota bene zelf stelt dat het een betaling betreft van € 37,80 onder vermelding van [naam] . Ongeregistreerd is die betaling dus niet. Bovendien blijkt uit de bewoordingen van dat artikel dat deze sanctie geldt voor het geval
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie]betalingen niet registreert op het door hem dagelijks aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] te verstrekken normblad en/of het door hem maandelijks aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] te verstrekken gespecificeerde overzicht van zijn omzet, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 en 2 van de franchiseovereenkomst.
4.2.3.
Als reden dat de overeenkomsten op 1 januari 2021 ten einde zouden zijn gekomen haalt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan dat partijen begin januari 2021 letterlijk en figuurlijk afscheid van elkaar hebben genomen. Vanaf 1 januari 2021 moest [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook zijn eigen boekhouding en financiën gaan bijhouden, waarbij hij tevens een nieuwe bankrekening heeft geopend.
4.2.4.
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] stelt zich op het standpunt dat de verplichtingen uit de franciseovereenkomst moeten worden nagekomen tot 1 januari 2021 en uit de huurovereenkomst tot half juli 2021.
4.2.5.
Tussen partijen staat aldus vast dat de franchiseovereenkomst, en dus ook de door [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] gestelde verplichting tot betaling van een vergoeding voor geleverde diensten per 1 januari 2021 ten einde is gekomen. De door haar gevorderde vergoeding pro memorie zal daarom worden afgewezen. Op de vraag of de vergoeding van € 1.817,00 wel betaald moet worden, zal de kantonrechter hieronder ingaan.
4.2.6.
Ten aanzien van de verplichting tot betaling van de huurpenningen na 1 januari 2021 oordeelt de kantonrechter als volgt. De huurovereenkomst ter zake van het pand, zoals die is vervat in artikel 9 van de overnameovereenkomst, blinkt qua formulering niet uit in duidelijkheid, met name over de vraag wie de huurder
van het panddan wordt, doch uit de overige stellingen van partijen kan worden afgeleid het de bedoeling van partijen is geweest dat het [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is die het pand (direct) zou huren van de eigenaar. Een separate huurovereenkomst is ook niet in het geding gebracht, hoewel de formulering van lid 1 van artikel 9 het bestaan daarvan suggereert, en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert ook aan dat hij nooit een aparte huurovereenkomst heeft ondertekend. Dit betekent dat er in deze procedure vanuit gegaan dient te worden dat artikel 9 van de overnameovereenkomst de (volledige) inhoud van de huurovereenkomst tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en de eigenaar van het pand (Rijo B.V.) weergeeft.
Volgens lid 1 betreft het een huurovereenkomst voor de duur van vijf jaar met als ingangsdatum 1 januari 2016. Van een verlenging van de huurovereenkomst na 1 januari 2021 rept het artikel niet, en tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat een verlenging heeft plaatsgevonden, heeft [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] niet uitgelegd op grond waarvan dan een verlenging van die huurovereenkomst in haar optiek heeft plaatsgevonden. Het dient er dan ook voor te worden gehouden dat de huur van het pand is geëindigd op
1 januari 2021. Voor de gevorderde huurachterstand bestaat dan ook geen grondslag. Een gebruiksvergoeding als grondslag had [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] wellicht nog kunnen baten maar die is niet gevorderd. Dit onderdeel zal derhalve worden afgewezen.
4.3.
Vergoeding € 1.817,00 voor geleverde diensten
4.3.1.
Met betrekking tot het bedrag van € 1.817,00 heeft [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet voldaan aan haar stelplicht en is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] derhalve niet gehouden tot betaling van dat bedrag.
4.3.2.
Op basis van de stellingen van [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] neemt de kantonrechter aan dat deze vordering is gebaseerd op artikel 3 van de franchiseovereenkomst, waarin staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gedurende vijf jaar iedere € 600,- moet voldoen als periodieke vergoeding. Dat er een achterstand van € 1.817,00 ter zake van deze vergoeding bestaat, is, zoals [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bij antwoord terecht opmerkt, op geen enkele wijze nader onderbouwd en een dergelijke achterstand is ook daarna in de procedure niet door [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] op welke wijze dan ook aangetoond. Ook dit onderdeel is derhalve niet toewijsbaar.
4.4.
Rentevergoeding
4.4.1.
Onweersproken staat vast dat de overeengekomen rentevergoeding ad in totaal
€ 20.333,42 in zijn geheel onbetaald gelaten is. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] beroept zich echter op rechtsverwerking. Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was hij niet op de hoogte van dit bedrag, althans dat dit niet betaald was. Hij had geen inzicht en macht over zijn financiële zaken; dat werd allemaal door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] geregeld die volledig gevolmachtigd was voor de betreffende bankrekening. Het had op de weg van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] gelegen om, net als zij heeft gedaan met het overboeken van de huur, de franchisevergoeding en de overnamekosten, ook de rente in te houden op de bankrekening van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Door dat niet gedurende de overeenkomst te doen en pas nu aanspraak op die rentevergoeding te maken, handelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ‘onverenigbaar is met het terugvorderen van deze bedragen’ (bedoeld zal zijn: onaanvaardbaar is) en wordt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] onredelijk benadeeld. Door begin januari 2021 afscheid van elkaar te nemen op de wijze zoals partijen dat gedaan hebben, heeft [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] de schijn gewekt dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] erop mocht vertrouwen dat de rentevergoedingen niet betaald hoefde te worden, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
4.4.2.
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft ter zitting verklaard dat zij de rentevergoeding gedurende de looptijd van de overeenkomsten met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet heeft ingehouden omdat daar geen financiële ruimte voor was, maar dat het wel altijd de bedoeling is geweest dat die betaald moest worden. Bij het afscheid begin januari 2021 is niet specifiek over de rentevergoeding gesproken maar is wel gezegd dat ‘er nog dingen verrekend moesten worden’.
4.4.3.
Dit laatste is ter zitting niet althans niet specifiek door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] weersproken, zodat het in deze procedure vaststaat. Wat daar ook verder van zij, een beroep op rechtsverwerking kan niet slagen. De rentevergoeding staat duidelijk en op niet mis te verstane wijze in de overnameovereenkomst geformuleerd en het enkele gegeven dat [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] gedurende de vijf jaar van de overeenkomst geen aflossingen heeft verricht en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] daar gedurende die hele tijd niet over heeft ingelicht, verdient weliswaar niet de schoonheidsprijs, maar maakt op zichzelf nog niet dat zij daarmee haar aanspraak op die vergoeding(en) heeft verwerkt. Dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ‘niets van financiën weet’ en blind heeft vertrouwd op [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] , zoals hij aanvoert, maakt dat niet anders. Van een door [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat zij geen aanspraak meer zou gaan maken op de rentevergoeding(en) is niet gebleken. Daarvoor is het gegeven dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] eerder de vergoedingen niet heeft ingehouden onvoldoende.
Dit onderdeel van de vordering zal derhalve aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] worden toegewezen, maar niet aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] , nu onweersproken vaststaat dat die vennootschap sinds 1 januari 2015 niet meer bestaat, en ook niet aan Rijo, nu die partij geen partij was bij de overeenkomst aangaande de overname van de inventaris. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, nu een eerdere verzuimdatum niet is genoemd.
4.5.
Verrekening
4.5.1.
Zoals hierna zal blijken is bewijslevering nodig voor het antwoord op de vraag of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een tegenvordering heeft op [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] en zich dus met succes kan beroepen op verrekening. Vandaar dat op grond van artikel 6:136 BW wordt voorbij gegaan aan het beroep van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op verrekening. Hierbij komt dat hierna zal blijken dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hoogstens een vordering heeft aangaande de energie- en waterkosten, en aangenomen mag worden dat dit dan een vordering is op Rijo, terwijl hij in conventie wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] .
4.6.
Proceskosten
4.6.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] (en dus niet die van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] en Rijo), die tot de datum van dit vonnis worden op 1/3e van € 2.111,15 (bestaande uit € 996,00 aan salaris gemachtigde, € 1.013,00 aan griffierecht en € 102,15 aan explootkosten), oftewel € 703,72.
in reconventie
4.7.
Onrechtmatige onttrekking van geld / terugbetaling van onrechtmatig onttrokken gelden
4.7.1.
Volgens [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] voor € 39.580,84 aan onrechtmatige betalingen gedaan vanuit de bankrekening van de kapsalon, waar hij zelf geen toegang tot had. Ter onderbouwing hiervan verwijst hij naar de overzichten van de boekjaren 2016/2020 van NU accountancy (productie 6 bij antwoord).
4.7.2.
[eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft hiertegen aangevoerd dat de betreffende bankrekening de hare was en dus niet die van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , en dat zij die bankrekening gebruikte voor de inkomsten en uitgaven van de kapsalon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , maar ook voor de aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] gelieerde ondernemingen. [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] betwist dat er onrechtmatig gelden aan de rekening zijn onttrokken en heeft ter onderbouwing van haar verweer verwezen naar een aanzienlijke stapel overzichten met daarop de inkomsten en uitgaven van de kapsalon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die hem maandelijks werden toegezonden ter controle en op de juistheid waarvan hij volgens [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] nooit op- of aanmerkingen heeft gehad.
4.7.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De bankrekening in kwestie behoort toe aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2] B.V. en vanuit die rekening werden de financiën van meerdere ondernemingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] geregeld.
In de overzichten boekjaren van Nu accountancy waar [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich op beroept wordt evenwel geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende bedrijven waarvan de op die rekening gestorte bedragen vandaan komen, noch ten behoeve van welk bedrijf de uitgaven zijn verricht. Die overzichten kunnen derhalve de vordering niet onderbouwen. Bovendien is het uitgebreid gemotiveerde en met stukken onderbouwde verweer van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] bij antwoord in reconventie daarna door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet meer met stukken weerlegd, wat wel op zijn weg had gelegen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft ook niet betwist dat hij deze overzichten heeft ontvangen en dat hij hier nooit kanttekeningen bij heeft gemaakt. In ieder geval is het feit dat geld van de rekening is gebruikt voor andere ondernemingen onvoldoende om aan te nemen dat dit onrechtmatig was, nu niet kan worden vastgesteld dat deze betalingen dan zijn verricht met geld dat toekwam aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Het onder 1. gevorderde kan dan ook niet slagen. Datzelfde geldt dan dus ook voor het deel van het gevorderde onder 2. dat op die vermeende onrechtmatige betalingen ziet. Bij eindvonnis zullen deze vorderingen dan ook worden afgewezen.
4.8.
Terugbetaling van energielasten
4.8.1.
Het is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] achteraf (wanneer precies blijft onduidelijk) gebleken dat het gehuurde pand slechts beschikte over één meter voor de registratie van de kosten (bedoeld zal zijn: het verbruik) van gas, elektriciteit en water, terwijl er wel twee verwarmingsketels aanwezig waren. Boven de kapsalon bevindt zich nog een woning waar in de periode van de overeenkomsten een gezin met drie kinderen woonde. Dat gezin heeft daar over een periode van vijfeneenhalf jaar gewoond (welke periode precies blijft onduidelijk) en maandelijks
€ 250,00 aan servicekosten betaald, aldus [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft geconstateerd dat zijn onderneming gedurende de looptijd van de overeenkomsten de kosten voor gas, elektriciteit en water voor het gehele pand heeft betaald. Volgens een eigen berekening (productie 10 bij eis in reconventie) heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op die manier € 11.090,96 aan gas en elektriciteit en
€ 924,33 aan water onverschuldigd betaald, die [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] volgens hem aan hem moet terugbetalen.
4.8.2.
Volgens [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] is met [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] afgesproken dat hij de volledige energiekosten zou dragen omdat er op zijn verzoek een nieuwe cv-ketel was geplaatst en omdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nooit zijn helft van de renovatiekosten had betaald. Verder voert [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] aan dat er nooit eerder over is geklaagd en dat de kosten bovendien grotendeels door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn gemaakt.
4.8.3.
Het beroep op onverschuldigde betaling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan alleen slagen indien [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de energiekosten heeft betaald aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] Dit lijkt niet het geval te zijn, aangezien in de brief die als productie 3 is gevoegd bij zijn conclusie staat dat hij de kosten blijft betalen omdat hij niet wil dat de zaak wordt afgesloten van gas, water en elektra. Dit impliceert dat hij de kosten van het verbruik van de bovenburen niet heeft betaald aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] , maar aan de energiemaatschapij(en) en watermaatschappij. Voor zover er dus al wat terug te vorderen zou zijn op deze rechtsgrond zou hij zich tot deze maatschappijen moeten wenden.
4.8.4.
Indien voorgaande klopt is wellicht wel sprake geweest van ongerechtvaardigde verrijking. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] alle energie- en waterkosten heeft gedragen, ondanks dat in ieder geval een deel van het verbruik niet op zijn conto kwam, maar op dat van de bovenburen. Ook staat bij gebreke van betwisting door [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] vast dat de bovenburen maandelijks € 250,- aan de verhuurder betaalden terwijl dit bedrag niet in mindering is gebracht op de kosten die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betaalde, dus dat de verhuurder ten koste van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is verrijkt. De vraag is dan of die verrijking ongerechtvaardigd was. Volgens [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] is dit niet het geval, vanwege de gestelde afspraak, waarover meerdere getuigen zouden kunnen verklaren. Dit betekent echter niet dat het aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] is om het bestaan van de afspraak te bewijzen. Immers ligt de bewijslast van de stelling dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking op grond van artikel 150 Rv bij [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Het is dus aan hem om zijn stelling te onderbouwen en bij betwisting, zoals in dit geval, te bewijzen. Hetzelfde geldt overigens voor een vordering uit onverschuldigde betaling. Ook indien hij de kosten van het verbruik van de bovenburen wel aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft betaald is het aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om te bewijzen dat die betalingen onverschuldigd waren, wat in het geval van het bestaan van een afspraak niet het geval is. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat de verrijking en verarming ongerechtvaardigd waren dan wel dat een eventuele betaling aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] onverschuldigd was. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een voldoende specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, zal hij in gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat hij onverschuldigd aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] heeft betaald / dat de verrijking van [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] ongerechtvaardigd was. Mocht hij niet slagen in zijn bewijsopdracht, dan zal zijn vordering worden afgewezen. Mocht hij hierin wel slagen, dan is de vraag in hoeverre de vordering voor toewijzing gereed ligt. Immers is maar de vraag welk deel van de energie en het water door de bovenburen is verbruikt en welke kosten hiermee gemoeid waren. Wellicht zal een deskundigenbericht hier uitkomst kunnen bieden of kunnen partijen dan onderling afspraken maken (bijvoorbeeld doorbetaling van de door de bovenburen maandelijks afgerekende € 250,-). Hoe dan ook moet duidelijk worden aan wie [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de betreffende kosten heeft betaald. Over dit alles zal hij zich bij akte moeten uitlaten. Ook zal [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] nog moeten aantonen dat de bedragen die hij in zijn eigen opgestelde overzicht heeft opgenomen (productie 10 bij eis in reconventie) daadwerkelijk bij hem in rekening zijn gebracht. De kantonrechter zal hem daarom op grond van artikel 22 Rv bevelen de betreffende jaarafrekeningen in te brengen.
4.9.
De overeenkomsten
4.9.1.
De onder 3 primair gevorderde verklaring voor recht inhoudend dat de franchiseovereenkomst en de overnameovereenkomst nietig zijn is, gelet op de overwegingen onder 4.1.4., niet toewijsbaar. De onder 3 subsidiair gevorderde verklaring voor recht dat die overeenkomsten zijn beëindigd op 13 oktober 2016 vanwege onregelmatige onttrekking zal eveneens niet worden gegeven, gelet op de overwegingen onder 4.2.2. Een verklaring voor recht inhoudend dat de overeenkomsten met wederzijds goedvinden zijn geëindigd op 1 januari 2021, is gelet op de overwegingen onder 4.2.6. wel toewijsbaar. Een en ander zal bij eindvonnis aldus worden beslist.
4.10.
Het conservatoire beslag
4.10.1.
Het conservatoire beslag gaat op grond van de beoordeling in conventie (en de te nemen beslissing) op grond van artikel 704 Rv over in een executoriaal beslag. Het onder 4 en 5 gevorderde is daarom niet toewijsbaar. De vordering zal in zoverre bij eindvonnis worden afgewezen.
4.11.
Verklaring voor recht dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] bevoegd is tot geheel of gedeeltelijke opschorting en/of verrekening
4.11.1.
Of [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een vordering heeft jegens [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] en bevoegd is tot opschorting dan wel verrekening kan niet worden beoordeeld totdat duidelijk is of hem een vordering toekomt aangaande de energie- en waterkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] € 20.333,42 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021 tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 3] tot de datum van dit vonnis begroot op € 703,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dit vonnis tot aan de dag van voldoening;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.5.
draagt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat de betaling van de energie- en waterkosten aan [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] onverschuldigd is verricht dan wel dat [eiseressen in conventie, verweersters in reocnventie sub 2 en 3] door de betaling van de energie- en waterkosten door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en ontvangst van het voorschot van zijn bovenburen ongerechtvaardigd is verrijkt;
5.6.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
21 september 2022voor akte uitlating door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] of hij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.7.
draagt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op, indien hij (mede) kiest voor het horen van getuigen, om in de akte het aantal (en voor zover bekend) de personalia van die getuigen op te nemen met een opgave van de verhinderdagen van alle betrokkenen in de maanden oktober en november 2022, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zal worden bepaald,
5.8.
draagt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op, indien hij (mede) kiest voor overlegging van bewijsstukken, om die gelijktijdig met de akte in het geding te brengen,
5.9.
draagt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op zich in de akte tevens uit te laten over de vraag aan wie hij de energie- en waterkosten heeft betaald,
5.10.
beveelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op grond van artikel 22 Rv de jaarafrekeningen behorende bij de bedragen die zijn opgenomen in productie 10 van de eis in reconventie in te brengen, eveneens op
21 september 2022,
5.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
RK