ECLI:NL:RBLIM:2022:688

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
9487494 CV EXPL 21-4759
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst en ontruiming met verzoek om terme de grâce

In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Servatius, gevestigd te Maastricht, een verzetprocedure aangespannen tegen een verstekvonnis van 15 september 2021. Dit verstekvonnis was gewezen in een eerdere procedure waarin Servatius had gevorderd de huurovereenkomst met [gedaagde, eiser in verzet] te ontbinden en ontruiming van de woning te vorderen wegens huurachterstand. De huurachterstand van [gedaagde, eiser in verzet] bedroeg op dat moment € 4.173,24, en ondanks meerdere betaalafspraken was hij in gebreke gebleven. In het verzet heeft [gedaagde, eiser in verzet] aangevoerd dat hij met hulp van schuldbemiddelaars zijn schulden aan het saneren is en dat hij een termijn van een maand nodig heeft om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld, maar dat er onvoldoende grond is om [gedaagde, eiser in verzet] nog een kans te geven. De huurachterstand was aanzienlijk en hij had al eerder de gelegenheid gehad om te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden van [gedaagde, eiser in verzet] niet voldoende waren om de huurovereenkomst te behouden. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het verstekvonnis bleef in stand. [gedaagde, eiser in verzet] werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die zijn vastgesteld op € 311,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9487494 CV EXPL 21-4759
Vonnis van de kantonrechter van 26 januari 2022
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde, eiser in verzet],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
gemachtigde mr. D.M. Gijzen.
Partijen zullen hierna Servatius en [gedaagde, eiser in verzet] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de (oorspronkelijke) dagvaarding van 20 augustus 2021
  • het door de kantonrechter van deze rechtbank en zittingsplaats op 15 september 2021 bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 9418528 CV EXPL 21-4230
  • de verzetdagvaarding van 5 oktober 2021 (aan te merken als conclusie van antwoord)
  • de conclusie van antwoord in oppositie (aan te merken als conclusie van repliek)
  • de conclusie van repliek in oppositie (aan te merken als conclusie van dupliek).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij schriftelijke huurovereenkomst heeft Servatius aan [gedaagde, eiser in verzet] de woning met aanhorigheden aan de [adres] te [woonplaats] verhuurd. De overeengekomen huurprijs bedraagt laatstelijk € 860,86 per maand en dient bij vooruitbetaling, uiterlijk op de eerste dag van iedere maand, te worden voldaan.
2.2.
[gedaagde, eiser in verzet] heeft over de periode tot 1 april 2021 de huurpenningen voor een bedrag van € 4.173,24 onbetaald gelaten. Bij brief van 11 maart 2021 is [gedaagde, eiser in verzet] aangemaand tot betaling van dit bedrag en is aangekondigd dat bij niet-betaling incassokosten verschuldigd zullen zijn.

3.Het geschil

3.1.
Servatius heeft in de inleidende dagvaarding gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden, met veroordeling van [gedaagde, eiser in verzet] tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 5.674,99 (waarvan € 5.018,78 aan huurachterstand ten tijde van de dagvaarding) alsmede € 860,86 per maand aan huurpenningen respectievelijk schadevergoeding voor elke ingegane maand na 31 augustus 2021 tot de ingegane maand van de ontruiming, met veroordeling van [gedaagde, eiser in verzet] in de kosten.
3.2.
Servatius heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [gedaagde, eiser in verzet] tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting door een huurachterstand te laten ontstaan. [gedaagde, eiser in verzet] heeft meerdere betaalafspraken toegezegd, maar geen van deze afspraken is correct nagekomen.
3.3.
Bij verstekvonnis van 15 september 2021 is de vordering van Servatius toegewezen, met veroordeling van [gedaagde, eiser in verzet] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde, eiser in verzet] vraagt om het verzet gegrond te verklaren en het verstekvonnis te vernietigen en daarbij aan [gedaagde, eiser in verzet] een ‘terme de grâce’ te verlenen van een maand om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
3.5.
[gedaagde, eiser in verzet] voert daartoe aan dat hij met behulp van professionele schuldbemiddelaars doende is zijn schulden te saneren en dat er gelden beschikbaar kunnen worden gesteld om de huurachterstand ineens te voldoen.
3.6.
Op de stellingen van partijen over en weer zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde processtukken blijkt dat het verzet tijdig is ingesteld.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de (onbetwiste) hoogte van de betalingsachterstand voldoende grondslag is gelegen voor toewijzing van de door Servatius gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst. [gedaagde, eiser in verzet] voert als enige verweer dat hij, indien hij de inleidende dagvaarding had ontvangen, een ‘term de grâce’ zou hebben gevraagd en gekregen.
4.2.1.
In de door [gedaagde, eiser in verzet] aangevoerde omstandigheden wordt geen aanleiding gezien om [gedaagde, eiser in verzet] nog een laatste kans op behoud van de huurovereenkomst te geven. De huurachterstand is immers aanzienlijk en daarbij is [gedaagde, eiser in verzet] meerdere betaalafspraken niet nagekomen. [gedaagde, eiser in verzet] is kortom al ten tijde van de dagvaarding genoeg tijd gegund om te betalen. Overigens heeft [gedaagde, eiser in verzet] ook niet aannemelijk gemaakt dat betaling binnen een maand daadwerkelijk kan plaatsvinden, temeer nu onbetwist is dat de betalingsachterstand over de periode tot en met november 2021 verder is opgelopen tot € 7.201,36. Voor zover het niet-betalen al, zoals gesteld bij dupliek, op advies van zijn schuldbemiddelaar zou zijn, maakt dit een en ander niet anders. [gedaagde, eiser in verzet] is en blijft immers zelf verantwoordelijk.
4.3.
Het voorgaande betekent dat het verzet ongegrond is en dat het verstekvonnis in stand kan blijven.
4.4.
[gedaagde, eiser in verzet] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet ongegrond en bevestigt het door de kantonrechter op
15 september 2021 in de zaak 9418528 CV EXPL 21-4230 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde, eiser in verzet] in de kosten van deze verzetprocedure tot aan deze uitspraak aan de zijde van Servatius vastgesteld op € 311,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
NIv