In deze zaak heeft de stichting Woningstichting Servatius, gevestigd te Maastricht, een verzetprocedure aangespannen tegen een verstekvonnis van 15 september 2021. Dit verstekvonnis was gewezen in een eerdere procedure waarin Servatius had gevorderd de huurovereenkomst met [gedaagde, eiser in verzet] te ontbinden en ontruiming van de woning te vorderen wegens huurachterstand. De huurachterstand van [gedaagde, eiser in verzet] bedroeg op dat moment € 4.173,24, en ondanks meerdere betaalafspraken was hij in gebreke gebleven. In het verzet heeft [gedaagde, eiser in verzet] aangevoerd dat hij met hulp van schuldbemiddelaars zijn schulden aan het saneren is en dat hij een termijn van een maand nodig heeft om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld, maar dat er onvoldoende grond is om [gedaagde, eiser in verzet] nog een kans te geven. De huurachterstand was aanzienlijk en hij had al eerder de gelegenheid gehad om te betalen. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden van [gedaagde, eiser in verzet] niet voldoende waren om de huurovereenkomst te behouden. Het verzet werd ongegrond verklaard, en het verstekvonnis bleef in stand. [gedaagde, eiser in verzet] werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die zijn vastgesteld op € 311,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.