ECLI:NL:RBLIM:2022:7043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
ROE 21/1035
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen gestelde woonoverlast door buren

Op 16 september 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, de burgemeester van de gemeente Simpelveld, en de burgemeester zelf, vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. S. Ikiz en mr. M.H.L. Crins. De zaak betreft een verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen woonoverlast door buren aan de [adres 1] en [adres 2] te [plaats]. De burgemeester heeft het verzoek van eisers op 21 augustus 2020 afgewezen, omdat er volgens hem geen sprake was van herhaalde ernstige hinder. Dit besluit werd in een later stadium, op 24 februari 2021, door de burgemeester bevestigd in het bestreden besluit, waarin het bezwaar van eisers ongegrond werd verklaard.

Eisers hebben meerdere meldingen van overlast gedaan, waaronder geluidsoverlast, het gebruik van schoonmaakazijn voor onkruidbestrijding, en het houden van wietplanten. De burgemeester heeft echter geconcludeerd dat de overlast niet structureel of ernstig genoeg was om handhavend op te treden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester de klachten van eisers en andere buurtbewoners heeft onderzocht, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat er sprake was van ernstige hinder. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet verplicht was om handhavend op te treden, en dat hij eerst andere, minder ingrijpende maatregelen had moeten overwegen.

De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eisers ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 september 2022, en partijen zijn op dezelfde datum van het afschrift op de hoogte gesteld. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1035

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2022

in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers

(gemachtigde: mr. S. Ikiz),
en

de burgemeester van de gemeente Simpelveld (de burgemeester),

(gemachtigde: mr. M.H.L. Crins).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft de burgemeester het verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen woonoverlast aan het [adres 1] en [adres 2] te [plaats] , afgewezen.
Bij besluit van 24 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaken niet behandeld op een zitting. Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
1. Eisers hebben aan het [adres 3] te [plaats] gewoond. Eisers hebben bij de gemeente Simpelveld over de periode 5 augustus 2019 tot 3 augustus 2020 meerdere keren gemeld dat zij overlast ondervinden van de bewoners van het [adres 1] en [adres 2] te [plaats] , zoals geluidsoverlast, het bestrijden van onkruid met schoonmaakazijn en het houden van wietplanten. Naar aanleiding van deze meldingen is door een buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) onderzoek verricht. Deze heeft geconstateerd dat er sprake was van een hoeveelheid wietplanten voor eigen gebruik. Verder heeft de boa de betreffende bewoner aangeschreven om het gebruik van schoonmaakazijn voor onkruidbestrijding te staken en heeft de boa voor wat betreft de geluidsoverlast de bewoner hierop aangesproken.
1.1.
Bij brief van 3 augustus 2020 hebben eisers de burgemeester verzocht om – op grond van “de Aso wet”, waarmee bedoeld wordt de Wet aanpak woonoverlast [1] – handhavend op te treden tegen de bewoners van het [adres 1] en [adres 2] te [plaats] . Eisers hebben aangegeven de volgende klachten te ervaren van deze bewoners: geuroverlast (vuurkorf), geluidsoverlast, milieu (afvaldump en het gebruik van schoonmaakazijn voor onkruidbestrijding), privacy schending (het ophangen van camera’s en het vliegen met een drone) en asociaal- en provocerend gedrag (rij- en parkeergedrag, gooien met voorwerpen). Ter ondersteuning van hun handhavingsverzoek hebben eisers een handtekeningenlijst overgelegd van omwonenden, die volgens eisers ook overlast ervaren.
1.2.
Naar aanleiding van het handhavingsverzoek heeft een boa de omwonenden, die staan vermeld op de handtekeningenlijst, en ook andere omwonenden bezocht en ondervraagd en zijn bevindingen vastgelegd in drie op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft de burgemeester het verzoek van eisers afgewezen. Hierbij stelt de burgemeester zich op het standpunt dat de overlast onvoldoende is om op grond van de Apv [2] handhavend op te treden. Volgens de burgemeester zijn er geen aanwijzingen dat het om structurele (herhaaldelijke) overlast gaat, die als “ernstig” moet worden aangemerkt. De burgemeester heeft aangegeven dat er bij de gemeente Simpelveld en de politie alleen meldingen van overlast over de bewoners van het [adres 1] en [adres 2] te [plaats] zijn ontvangen van eisers en niet van andere buurtbewoners. Verder is volgens de burgemeester het merendeel van de door eiser gemelde klachten ongegrond. Voor zover de buurtbewoners, die de handtekeningenlijst hebben ondertekend, hebben verklaard aan de boa dat zij overlast ervaren van het stoken van vuur door de bewoner van het [adres 1] , heeft de burgemeester aangegeven dat dit is toegestaan. Het verbranden van afval is wel verboden, maar hiervan is niet gebleken. Mocht dit wel in de toekomst worden vastgesteld, wordt hier volgens de burgemeester tegen opgetreden op grond van een ander artikel in de Apv [3] .
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester – in navolging van het advies van de intergemeentelijke bezwarencommissie van 18 januari 2021 – het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. De burgemeester handhaaft zijn standpunt dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van herhaaldelijke en ernstige woonoverlast waartegen hij zou moeten optreden.
Standpunt van eisers
2. Eisers zijn het hier niet mee eens en betogen dat er wel sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder van de zijde van de bewoner van het [adres 1] . Eisers hebben verder aangevoerd dat zij meerdere meldingen van overlast hebben gedaan, maar dat met deze meldingen niets wordt gedaan. Verder vinden eisers dat zij door de boa en de wijkagent in een kwaad daglicht zijn gesteld. Ook hebben volgens eisers meerdere buurtbewoners aangegeven dat zij hinder ondervinden van de bewoner van het [adres 1] , maar heeft de burgemeester ten onrechte deze klachten niet meegenomen in de besluitvorming.
Het wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Procesbelang
4. De burgemeester heeft in het verweerschrift aangegeven dat eisers zijn verhuisd naar België en sinds 28 mei 2021 niet meer wonen aan het [adres 3] te [plaats] . Hiermee is volgens de burgemeester het procesbelang komen te ontvallen. De rechtbank zal eerst beoordelen of eisers nog belang hebben bij een inhoudelijke beslissing op hun beroep.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat eisers wel nog procesbelang hebben. Eisers hebben gesteld dat het procesbelang is gelegen in het verkrijgen van een vergoeding van de door hen in de bezwaarfase gemaakte proceskosten. Dit laatste levert naar het oordeel van de rechtbank volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] (Afdeling) al belang op in de beroepsfase. Daarom hebben zij belang bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
Inhoudelijke beoordeling
5. Iemand die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit de woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt [5] . Als deze situatie zich voordoet, kan de burgemeester een last onder bestuursdwang opleggen. De burgemeester oefent deze bevoegdheid uit als ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan [6] . Het begrip “andere geschikte wijze” ziet op minder ingrijpende middelen om de overlast tegen te gaan, waarbij te denken valt aan buurtbemiddeling of mediation. De rechtbank merkt op dat de burgemeester beleidsruimte toekomt in de afweging of er geen andere geschikte wijze is om de overlast te bestrijden.
5.1.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de burgemeester de door eisers ingediende klachten (die onder de bevoegdheid van de gemeente Simpelveld vallen) heeft opgepakt en afgehandeld. Naar aanleiding van de klachten is eerst een buurtonderzoek verricht. De buurtbewoners die op de handtekeningenlijst van eisers staan vermeld, zijn ondervraagd door een BOA. Uit dit onderzoek komt naar voren dat een viertal buurtbewoners geen woonoverlast ervaart en één ondertekenaar zelfs niet meer achter zijn handtekening staat. Verder is uit het onderzoek gebleken dat alleen enige overlast werd ervaren door vier andere buurtbewoners met betrekking tot het stoken van vuur door de bewoner aan het [adres 1] en geluidsoverlast door diezelfde bewoner. Ook werd er geluidsoverlast van de papegaai van de bewoner van het [adres 2] gemeld door één buurtbewoner, maar daarbij werd aangegeven dat deze overlast niet meer actueel was. Gelet op de hiervoor genoemde resultaten van het onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat er bij de omwonenden (dus niet alleen bij eisers) sprake was van ernstige hinder. Om te concluderen dat zich wel ernstige hinder bij eisers heeft voorgedaan, zijn er te weinig gegevens beschikbaar. Het vaststellen dat sprake is van ernstige hinder is één van de vereiste om gebruik te kunnen maken van de handhavingsbevoegdheid op grond van de door eisers ingeroepen “Aso-wet”. Als dat niet wordt vastgesteld, mag de burgemeester daar ook niet op handhaven. De rechtbank ziet verder geen aanknopingspunten voor de stelling van eisers dat de burgemeester de klachten van de buurtbewoners niet heeft meegenomen in zijn besluitvorming.
5.2.
Wat verder ook zij van het voorgaande, zelfs als er al sprake zou zijn geweest van herhaalde en ernstige hinder dan nog is de rechtbank van oordeel dat het op de weg van de burgemeester had gelegen om niet gelijk handhavend te gaan optreden, zoals eisers wensen, maar had de burgemeester zich eerst moeten inspannen om de woonoverlast op een minder ingrijpende manier aan te pakken, waarbij dan gedacht zou kunnen worden aan buurtbemiddeling, geluidsonderzoek of onderzoek naar het stookgedrag van de bewoner van het [adres 1] .
Conclusie
6. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen reden is voor een bestuursrechtelijke handhaving, zoals door eisers verzocht. Het beroep van eisers is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2022
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 september 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet
Artikel 151d
De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.
(…)
Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Simpelveld (Apv)
Artikel 2:39 (Woonoverlast), zoals dit artikel gold ten tijde van het bestreden besluit
Degene die een woning of een bij die woning behorende erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
De in artikel 125, eerste lid, Gemeentewet bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit als de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

Voetnoten

1.Uitgewerkt in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Simpelveld (Apv), zoals dit artikel gold ten tijde van het bestreden besluit.
2.Dit is artikel 2:39 van de Apv.
3.Dit is artikel 5:24 van de Apv.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1641.
5.Dit staat – voor zover hier van belang – in artikel 2:39, eerste lid, van de Apv, zoals dit artikel gold ten tijde van het bestreden besluit.
6.Dit volgt uit het tweede lid van artikel 2:39 van de Apv.