ECLI:NL:RBLIM:2022:7175

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
9704284 CV EXPL 22-980
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ex-werknemer wegens gebrek aan bewijs arbeidsongeval

In deze zaak vorderde een ex-werknemer, [eiser], schadevergoeding van zijn voormalige werkgever, Vipack B.V., naar aanleiding van een arbeidsongeval dat volgens hem op 6 mei 2020 had plaatsgevonden. [eiser] was op dat moment werkzaam als heftruckoperator en had zich ziekgemeld met rug- en schouderklachten, die hij als werkgerelateerd beschouwde. De kantonrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, heeft op 21 september 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.

De procedure begon met een vonnis van 18 mei 2022, waarin een mondelinge behandeling werd bepaald. Tijdens deze behandeling heeft [eiser] zijn vordering toegelicht, waarbij hij stelde dat hij tijdens het handmatig verplaatsen van een pallet hevige pijn in zijn schouder en arm had ervaren. Vipack B.V. betwistte echter dat er een arbeidsongeval had plaatsgevonden en voerde aan dat er geen causaal verband was tussen de klachten van [eiser] en de werkzaamheden.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat het arbeidsongeval daadwerkelijk had plaatsgevonden. De enkele ziekmelding na anderhalf uur werken was niet voldoende om te concluderen dat er sprake was van een arbeidsongeval. Bovendien had de getuige die [eiser] had aangedragen, niets gezien van het vermeende ongeval. Hierdoor werd de vordering van [eiser] afgewezen, en werd hij veroordeeld in de proceskosten van Vipack B.V.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in arbeidsongevallen en de verantwoordelijkheden van zowel werknemers als werkgevers in dergelijke situaties. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser] niet konden worden toegewezen, omdat de feiten niet voldoende waren onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9704284 CV EXPL 22-980
Vonnis van de kantonrechter van 21 september 2022
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A. Quispel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIPACK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend aan de Minckelersstraat 7, 6372 PP Landgraaf,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. A.H.C. Lengton.
Partijen zullen hierna [eiser] en Vipack genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 18 mei 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald en [eiser] is bevolen om de heer [naam] bij exploot of aangetekende brief op te roepen als getuige voor de mondelinge behandeling
  • de door [eiser] ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte producties 15 tot en met 17
  • de spreekaantekeningen ten behoeve van de mondelinge behandeling van mr. Lengton
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor en de mondelinge behandeling van 11 juli 2022
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is op 15 oktober 2019 krachtens schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (tot en met 14 oktober 2020) bij Vipack in dienst getreden in de functie van heftruckoperator (productie 1 dagvaarding).
2.2.
Op 6 mei 2020 heeft [eiser] zich ziekgemeld en op 8 mei 2020 heeft hij de huisarts bezocht (productie 15), die als reden tot contactname heeft genoteerd: ‘rugpijn en schouderklachten, werkgerelateerd’ en als probleem: ‘fysiek zwaar werk’.
2.3.
Begin juni 2020 heeft [eiser] een bezoek aan de bedrijfsarts gebracht. De bedrijfsarts achtte [eiser] in staat aangepaste werkzaamheden te verrichten en al vrij snel daarna in staat zijn eigen werk volledig te hervatten.
2.4.
Met ingang van 15 oktober 2020 is de arbeidsovereenkomst verlengd voor bepaalde tijd tot en met 12 maart 2021 (productie 2 dagvaarding).
2.5.
Op 25 november 2020 heeft [eiser] zich opnieuw ziekgemeld.
2.6.
Bij brief van 8 december 2020 heeft Vipack [eiser] op staande voet ontslagen (productie 4 dagvaarding).
2.7.
Bij brief van 4 januari 2021 heeft (de gemachtigde van) [eiser] Vipack aansprakelijk gesteld voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van een door hem op 6 mei 2020 (in de brief staat per abuis 7/8 mei) overkomen ongeval (productie 3 conclusie van antwoord).
2.8.
Bij e-mailbericht van 28 juni 2021 heeft Vipack aansprakelijkheid van de hand gewezen (productie 11 dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten vordert [eiser] dat - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - :
  • voor recht verklaard wordt dat Vipack op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het hem op 6 mei 2020 overkomen arbeidsongeval,
  • Vipack veroordeeld wordt tot betaling van de door [eiser] geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
  • Vipack veroordeeld wordt tot betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Vipack op de voet van artikel 7:658 BW wegens schending van haar zorgplicht aansprakelijk is voor de door [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade.
3.3.
Vipack voert verweer. Vipack betwist dat het door [eiser] gestelde arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en dat er causaal verband is tussen het gestelde arbeidsongeval en de klachten. Verder heeft Vipack aangevoerd dat zij haar zorgplicht is nagekomen en dat de schade het gevolg is van bewuste roekeloosheid van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Is de Nederlandse rechter bevoegd en het Nederlandse recht van toepassing?
4.1.
Aangezien [eiser] in Polen woonachtig is en Vipack in Nederland gevestigd is, draagt deze zaak een internationaal karakter. De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn van openbare orde. Dat betekent dat de kantonrechter, ook als partijen dit niet ter discussie stellen, moet beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en zo ja, welk rechtsstelsel van toepassing is.
4.2.
Nu Vipack in Nederland gevestigd is, komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 4 en 21 EEX-Vo en artikel 2 juncto artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rechtsmacht toe. Nu Vipack in Landgraaf gevestigd is en de vordering betrekking heeft op een arbeidsovereenkomst (aardvordering), is de kantonrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht bevoegd.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlands recht van toepassing is. Gelet op hetgeen partijen daarover hebben aangevoerd zal ook de kantonrechter daarvan uitgaan.
Is [eiser] een arbeidsongeval overkomen?
4.4.
De kantonrechter ziet zich op grond van artikel 7:658 lid 2 BW allereerst voor de vraag gesteld of de klachten van [eiser] (arm-, nek- en schouderklachten) zijn veroorzaakt in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij Vipack.
4.5.
[eiser] stelt dat hij bij het handmatig verplaatsen (losmaken/terug-/rechtzetten) van een vastgelopen pallet op de rollerbaan/transportband plotseling een hevige pijn in zijn linkerschouder, -arm en nek voelde. Vipack betwist dat er op 6 mei 2020 een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden.
4.6.
Dat de klachten van [eiser] zijn veroorzaakt door de werkomstandigheden bij Vipack is niet komen vast te staan. De in het geding gebrachte stukken bieden geen steun en onderbouwing voor dit standpunt van [eiser] . Het enkele feit dat [eiser] zich op 6 mei 2020 na anderhalf uur werken heeft ziekgemeld betekent nog niet dat er een arbeidsongeval heeft plaatsgevonden. Door Vipack is onweersproken gesteld dat [eiser] bij zijn ziekmelding geen melding heeft gemaakt van een (arbeids)ongeval en dat zij nadien evenmin (van de bedrijfsarts en/of arbodienst) vernomen heeft dat er sprake is geweest van een (arbeids)ongeval. Het standpunt van [eiser] dat op basis van de in het geding gebrachte stukken van de behandelend huisarts [naam huisarts] (productie 15) kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een arbeidsongeval, omdat daarin wordt gesproken over “werkgerelateerd”, kan niet standhouden. De huisarts heeft zich hier evident uitsluitend op de anamnese die hem door [eiser] is aangereikt gebaseerd en geen eigen onderzoek naar het waarheidsgehalte van die ontstaansgeschiedenis gedaan. De uitdraai van het huisartsenjournaal bevestigt dus enkel dát [eiser] klachten had, maar niet de oorzaak daarvan. Bovendien heeft de enige persoon die volgens [eiser] getuige was van het arbeidsongeval, dhr. [naam] , onder ede verklaard dat hij niets van het arbeidsongeval heeft gezien. Aan zijn onder ede afgelegde getuigenverklaring kan dus ook geen bewijs worden ontleend en meer bewijs heeft [eiser] niet ingebracht en/of (voldoende specifiek) aangeboden.
4.7.
Het vorenstaande betekent dat niet is komen vast te staan dat [eiser] schade heeft opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij Vipack. Gelet hierop komt de kantonrechter niet toe aan een verdere beoordeling van het geschil, te weten of Vipack haar zorgplicht heeft geschonden en of er sprake is van bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser] .
4.8.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
De proces- en nakosten
4.9.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Vipack worden begroot op € 498,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 249,00).
4.10.
De gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zullen op de hierna in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten van Vipack, die tot heden worden bepaald op € 498,00 salaris gemachtigde, bij gebreke van betaling binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Vipack volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth, en in het openbaar uitgesproken.
CJ