ECLI:NL:RBLIM:2022:7188

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
ROE 21/3093
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 21 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling concludeerde het UWV dat zij per 21 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische situatie slechter was dan door het UWV was vastgesteld. De rechtbank heeft de procedure en de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de rapporten niet klopten. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had beslist dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij op de relevante datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg en geen vergoeding voor proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/3093

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Çankaya),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen,het UWV,
(gemachtigde: mr. L. Wennekers).

Procesverloop

Met het besluit van 21 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 10 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de Teams-zitting van 7 september 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres had sinds 16 mei 2017 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op 16 mei 2017 geen benutbare mogelijkheden (GBM) had. Op 18 februari 2018 heeft eiseres aan het UWV gemeld dat haar gezondheidstoestand verbeterd was. Het UWV heeft naar aanleiding van deze melding een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres uitgevoerd. In het kader van deze herbeoordeling heeft de verzekeringsarts een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Op 11 april 2018 heeft eiseres het UWV laten weten dat ze haar WIA-uitkering wil stopzetten per 30 april 2018. Hierop heeft het UWV haar uitkering per 1 mei 2018 beëindigd.
2. Eiseres is vervolgens in dienst getreden bij uitzendbureau Otto Workforce B.V. en uit dien hoofde uitgeleend als productiemedewerkster voor gemiddeld 35,38 uur per week. Op 24 juni 2019 heeft zij zich wegens lichamelijke klachten opnieuw ziekgemeld. Omdat eiseres een no-riskpolis had, heeft het UWV haar ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Eiseres heeft vervolgens de wachttijd van 104 weken doorlopen.
3. Op 27 februari 2021 heeft eiseres opnieuw een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft het UWV een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht.
4. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en aan de hand van alle beschikbare medische gegevens beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 21 juni 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in de FML van 17 mei 2021. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor de maatgevende arbeid als productiemedewerkster. Er zijn drie functies (en twee restfuncties) die eiseres, met haar beperkingen, nog wel zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor deze schatting gebruikte functies 99,23% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter, is er sprake van onvermogen tot arbeid en heeft zij meer beperkingen dan het UWV in de FML heeft aangenomen. Het bestreden besluit is in strijd met het zorgvuldigheids-, motiverings- en vertrouwensbeginsel, aldus eiseres.

Waarover gaat het in deze zaak

7. De vraag is of het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiseres met ingang van 21 juni 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 21 juni 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat vindt de rechtbank

8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 21 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres, waaronder de informatie van de neuroloog (3 juli 2020) en van de huisarts (2 april 2021), bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en lichamelijk en psychisch onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, de diagnose en de prognose. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is, en hij heeft dit vastgelegd in de FML van 17 mei 2021.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 8 november 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd, waaronder de informatie van de huisarts (14 september 2021). Ook heeft zij eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en na afloop lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
12. Eiseres vindt het medisch onderzoek onzorgvuldig omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanvullende informatie heeft opgevraagd bij haar behandelaars.
13. De rechtbank volgt eiseres niet. Uit het dossier blijkt dat de verzekeringsarts in de primaire fase informatie heeft opgevraagd bij de huisarts. Naast het huisartsenjournaal is er ook informatie meegestuurd van haar behandelende neuroloog. Deze informatie heeft zowel de verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de beoordeling betrokken. Ook de informatie van de huisarts, die eiseres in bezwaar zelf nog heeft aangeleverd, is in de beoordeling betrokken. De rechtbank vindt dat het UWV voldoende heeft uitgelegd dat er zo genoeg medische informatie in het dossier aanwezig was om tot een zorgvuldig oordeel te komen. Daarbij is van belang dat eiseres wel stelt dat de verzekeringsartsen haar behandelaars ten onrechte niet hebben geraadpleegd, maar dat zij niet specifiek heeft gemaakt waarom de wel bekende en betrokken informatie onvoldoende of onvolledig was en welke informatie van welke behandelaars dan nog ontbrak.
14. De verzekeringsartsen hebben naast de informatie van de behandelaars, alle klachten van eiseres en de eigen bevindingen uit (lichamelijk en psychisch) onderzoek betrokken in hun beoordeling. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van de medische situatie van eiseres hebben gemist. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres beperkt is door fysieke klachten (overige ziekten zenuwstelsel, status na neuralgische amyotrofie (NA), thans mogelijk functionele klachten). In de FML van 17 mei 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 8 november 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Zij heeft toegelicht dat de klachten die eiseres op het moment van beoordeling ervaart, volgens de behandelaars niet te verklaren zijn en niet passen bij de eerdere diagnose van NA. De klachten zijn mogelijk functioneel van aard en worden wellicht in stand gehouden door het overmatig gebruik van pijnstillers. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts hiervoor behoorlijk forse beperkingen aangenomen. Zij ziet geen reden voor meer of andere beperkingen.
17. Eiseres stelt allereerst dat bij haar sprake is van onvermogen tot arbeid. De rechtbank gaat er vanuit dat eiseres bedoelt te stellen dat bij haar ten onrechte geen GBM is vastgesteld. Eiseres heeft subsidiair aangevoerd dat zij meer beperkt is dan aangenomen en dat de beperkingen geen recht doen aan haar medische situatie. Ter zitting heeft eiseres nog aangevuld dat haar klachten sinds 2017 alleen maar zijn toegenomen. In 2017 is in verband met de diagnose NA aangenomen dat eiseres sterk wisselende mogelijkheden had. Daarvan is volgens eiseres nu ook nog sprake. Zij vindt het onterecht dat de verzekeringsartsen de diagnose NA hebben losgelaten, omdat dat nergens op gebaseerd is, en dat haar klachten daardoor volgens hen nu medisch niet (geheel) verklaard kunnen worden. Ook heeft zij nog steeds psychische klachten, waarvoor zij inmiddels behandeld wordt. Daarom zouden meer beperkingen in rubriek I en II van de FML aangewezen moeten zijn.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank onvoldoende grond voor twijfel aan de medische beoordeling. De verzekeringsartsen hebben, los van de vraag welke specifieke diagnose door hen is vastgesteld, rekening gehouden met de arm- en schouderklachten van eiseres op 21 juni 2021 en – zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangeeft – forse beperkingen hiervoor opgenomen in de FML van 17 mei 2021. Dat er in 2017 en 2018 andere beperkingen zijn aangenomen, is op zich niet relevant voor de datum 21 juni 2021. Dat eiseres op 21 juni 2021, zoals zij stelt, GBM heeft, omdat sprake is van sterk wisselende mogelijkheden, heeft zij niet onderbouwd. De rechtbank kan eiseres verder niet volgen in haar stelling dat de verzekeringsartsen beperkingen hadden moeten aannemen voor haar psychische klachten, die zij stelt al sinds 2014 te hebben. Voor het aannemen van psychisch functioneren beneden de normaalwaarden in de FML is in de medische stukken en het eigen onderzoek door de verzekeringsartsen geen grondslag te vinden. Eiseres heeft de aard en omvang van deze klachten ook niet (met bijvoorbeeld relevante medische stukken) aannemelijk gemaakt. De enkele mededeling van haar ter zitting dat zij nu bij een psycholoog onder behandeling is, is daartoe onvoldoende. De rechtbank begrijpt dat eiseres vindt dat zij meer klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 21 juni 2021.
19. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Eiseres moet op 21 juni 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 17 mei 2021.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen, zoals verwoord in de FML van 17 mei 2021, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Eiseres heeft verder ook geen arbeidskundige gronden naar voren gebracht.
21. De arbeidsdeskundigen hebben berekend dat eiseres op 21 juni 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 99,23% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als productiemedewerkster, zodat zij voor de overige 0,77% arbeidsongeschikt is.
Slot
22. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit - anders dan eiseres stelt - niet in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Dat het vertrouwensbeginsel zou zijn geschonden, heeft eiseres verder niet concreet gemaakt, zodat de rechtbank hieraan voorbij gaat.

De conclusie van de rechtbank

23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 september 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 21 september 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.