ECLI:NL:RBLIM:2022:7195

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2022
Publicatiedatum
22 september 2022
Zaaknummer
10024601 CV EXPL 22-3413
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van huurwoning afgewezen wegens onvoldoende bewijs van grensoverschrijdend gedrag huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 22 september 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Weller Wonen en twee gedaagden, die een huurovereenkomst hadden gesloten voor een woning. Weller Wonen vorderde ontruiming van de woning op basis van beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag door een van de gedaagden jegens een buurvrouw. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de gedaagde zich inderdaad grensoverschrijdend had gedragen. De rechter benadrukte dat een ontruiming een ingrijpende maatregel is die diep ingrijpt in het woonrecht van de huurder. Er was geen voldoende onderbouwing voor de stelling dat er onrust in het appartementencomplex was, en de kantonrechter vond dat er nader onderzoek naar de feiten nodig was, wat niet mogelijk was in het kader van een kort geding. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, en Weller Wonen werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 10024601 CV EXPL 22-3413
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 22 september 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING WELLER WONEN,
gevestigd te Heerlen,
eiseres,
gemachtigde mr. R.W. Janssen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonend aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde mr. J.G. van Ek.
Partijen zullen hierna Weller Wonen en de [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling van 12 september 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De [gedaagden] hebben op 6 juli 2022 met Weller Wonen een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan zij per 1 augustus 2022 van Weller Wonen de woonruimte aan de [adres 1] te [woonplaats] (verder: de woning) huren. Daarvoor huurden zij van Weller Wonen de woning staande en gelegen aan de [adres 2] te [woonplaats] , welke huurovereenkomst door opzegging per 30 juli 2022 is geëindigd wegens sloop van deze woning.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimte van toepassing. Daarin staat voor zover relevant:
“(…) 14.4 Huurder zal bij het gebruik van het gebouw of complex van gebouwen waarvan het gehuurde deel uitmaakt geen hinder of overlast veroorzaken. (…)
14.6
Huurder zal zich gedragen en het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt. (…)”
2.3.
Weller Wonen heeft de [gedaagden] op 6 juli 2022 de sleutels van de woning overhandigd.
2.4.
Bij e-mailbericht van 12 juli 2022 deelt [naam huurster] , huurster van Weller Wonen en woonachtig aan de [adres 3] te [woonplaats] , aan Weller Wonen mee:
Gisteren late in de middag kwam ik terug van boodschappen doen toen ik de deur van huisnummer [adres 1] open zag staan. Ik trof er een man aan met een scootmobiel. Zei hem gedag en stelde me voor. Hij was mijn nieuwe buurman. Klaagde over een sleutel voor toegang te krijgen tot de ruimte op de begane grond om zijn scootmobiel te parkeren en tevens te laden.
Ik stelde voor even naar [naam] op huisnummer [adres 4] te lopen daar zij de procedure kent. (…)
we lopen samen terug naar zijn woning. (…) Hij vraagt me terug binnen om mij iets te laten zien. Ik volg hem de woning in. Hij draait de de deur op slot. Grijpt naar mijn borsten. Zegt dat hij ze mooi vindt. Geeft aan een invalide vrouw te hebben. Ik werd boos van dit ongepast gedrag. De deur opengemaakt, mijn boodschappen, die nog buiten stonden op de hal, opgepakt en naar mijn woning gegaan.
Zijn gedrag gelijk persoonlijk gemeld aan [naam] . Zij was ontdaan. Bood me koffie aan maar moest nog koken dus niet geaccepteerd. (…)
Wil net gaan eten, ruim een uur later, gaat de voordeur bel. Daar staat de nieuwe buurman in zijn blote billen met een erectie. Hij vertelt me hoe mooi zijn geschlachtsdeel wel niet is. Ik geef als antwoord niet onder de indruk te zijn, zo gerimpeld en klein. Ik heb hem uitgelachen en de deur dicht gemaakt. (…)
Ik vind hem, gezien zijn gedrag, niet een geschikte bewoner voor de [straatnaam] . Ik woon hier al ruim 20 jaar met veel plezier. Dit kan en mag gewoon niet!!
Tevens ga ik een klacht indienen bij de politie. (…)”
2.5.
[naam huurster] heeft bij de zedenpolitie een melding gedaan van seksueel misbruik.
2.6.
Bij brief van 15 juli 2022 heeft (de gemachtigde van) Weller Wonen aan [gedaagde sub 1] bericht:
“(…) Cliënte heeft vernomen dat u zich op 11 juli 2022 op ontoelaatbare en grensoverschrijdende wijze heeft misdragen jegens uw (toekomstige) buurvrouw, wonende aan de [adres 3] . Via deze buurvrouw heeft cliënte vernomen:
dat u haar in uw nieuwe woning – zonder haar instemming – in haar borsten heeft geknepen althans naar haar borsten heeft gegrepen;
dat u diezelfde dag naar haar woning bent gegaan, waarbij u uw geslachtsdeel in opgezwollen toestand aan haar heeft getoond.
Uw toekomstige buurvrouw is uitermate geschrokken van uw gedragingen. Zij voelt zich niet meer veilig in en rond haar woning.
De genoemde handelingen zijn voor cliënte werkelijk onacceptabel.
Ook vanuit huurrechtelijk en strafrechtelijk oogpunt kunnen deze gedragingen absoluut niet door de beugel. Mochten de handelingen door u zijn verricht, dan heeft u zich overduidelijk niet gedragen “zoals een goed huurder betaamt”; u bent alsdan toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Ook heeft u zich alsdan schuldig gemaakt aan aanranding en/of schennispleging.
Hierbij nodig ik u uit om opwoensdag 20 juli 2022 om 15.00 uurbij cliënte langs te komen (…)
Tijdens de bespreking krijgt u de gelegenheid uw versie van het verhaal uit de doeken te doen. Ik sluit niet uit dat cliënte u zal voorstellen eenzijdig tot een beëindiging van uw huurcontract (…) over te gaan. De beschreven gedragingen hebben geleid tot veel onrust in het complex.
Mocht u op 20 juli 2022 niet verschijnen, dan heb ik de opdracht in kort geding een ontruiming te vorderen. (…)”
2.7.
[gedaagde sub 1] is op 20 juli 2022 zonder bericht niet verschenen. Na telefonisch contact met de [gedaagde sub 1] op 21 juli 2022, heeft die dag in het bijzijn van [naam adviseur wijken en buurten] , adviseur wijken en buurten bij Weller Wonen, mr. Jongen (kantoorgenoot van mr. Janssen), [gedaagde sub 1] en een tolk het gesprek alsnog plaatsgevonden. [gedaagde sub 1] ontkent de beweerdelijke gedragingen te hebben verricht.

3.Het geschil

3.1.
Weller Wonen vordert veroordeling van de [gedaagden] tot ontruiming van de woning alsmede hoofdelijke veroordeling van de [gedaagden] tot betaling van de proceskosten en nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De [gedaagden] hebben verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover relevant nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in de betreffende zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van de eisende partij in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Concreet brengt dit voor deze zaak mee dat moet worden beoordeeld wat de waarschijnlijkheid is dat de rechter in een bodemprocedure op basis van hetgeen bepaald is in artikel 6:265 BW tot ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen zal overgaan.
4.2.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen worden beoordeeld of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die de toepassing van een dergelijke, in de praktijk vaak definitieve maatregel, rechtvaardigen.
4.3.
Weller Wonen noemt de huidige zaak een duivels dilemma, maar heeft besloten [naam huurster] te geloven en ontruiming te vorderen omdat (1) zij al twintig jaar huurster is en nooit dusdanige beschuldigingen heeft geuit, (2) [naam] bevestigt dat [naam huurster] overstuur aan haar deur stond, (3) [naam huurster] daadwerkelijk melding heeft gedaan bij de politie, (4) de dag na het voorval bij de huisarts duidelijke sporen van geweld aan haar nek zijn geconstateerd, (5) zij woont in een opvanglocatie met hoge kosten, (5) zij in het gesprek geloofwaardig overkwam en (6) er veel onrust is in het appartementencomplex en escalatie niet valt uit te sluiten. Weller Wonen ziet niet welk belang [naam huurster] heeft bij liegen over het gebeurde, terwijl zij wel ziet welk belang [gedaagde sub 1] heeft bij ontkennen.
4.4.
Een verklaring van [naam] is niet in het geding gebracht, en anders dan Weller Wonen stelt is op de foto’s van de hals van [naam huurster] niet overduidelijk letsel te zien. Bovendien is er geen bewijs in het dossier voorhanden dat [naam huurster] inderdaad kosten maakt voor haar verblijf elders. Wel neemt de kantonrechter aan dat zij ergens anders verblijft, aangezien de [gedaagden] deze stelling van Weller Wonen niet hebben betwist, wat steun geeft aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [naam huurster] . Ditzelfde geldt voor het feit dat [naam huurster] melding heeft gemaakt bij de politie van het voorval. Echter kan vanwege de betwisting door de [gedaagden] ( [gedaagde sub 1] leek ook zeer oprecht in zijn ontkenning ter zitting, terwijl de kantonrechter [naam huurster] niet in persoon heeft gezien en zich dus geen eigen indruk heeft kunnen vormen) op basis van het huidige dossier niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat [gedaagde sub 1] zich grensoverschrijdend heeft gedragen. Ter beantwoording van de vraag of [gedaagde sub 1] zodanig tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, acht de kantonrechter een nader onderzoek naar de feiten nodig middels nadere bewijslevering, terwijl het kort geding zich naar zijn aard niet leent voor een dergelijk nader onderzoek.
4.5.
Evenmin is er een (voldoende) onderbouwing voor de stelling dat de gebeurtenis veel onrust heeft veroorzaakt in het appartementencomplex. Productie 10 bij dagvaarding volstaat niet, althans is te mager, want het betreft een indirecte verklaring van niet nader genoemde huurders, die reageren naar aanleiding van geruchten van
verkrachting. De [gedaagden] betwisten bovendien dat sprake zou zijn van onrust en voeren aan dat buren hen gewoon groeten als ze elkaar tegenkomen in het gebouw. Op basis van het dossier kan dus niet worden vastgesteld dat er onrust is met het risico van escalatie en (zo blijkt uit voorgaande alinea) dat [naam huurster] hoge kosten maakt, zodat ook de vraag kan worden gesteld of het belang van Weller Wonen bij een voorlopige voorziening spoedeisend is.
4.6.
Op grond van het voorgaande kan, getoetst aan het onder r.o. 4.1. en 4.2. genoemde criterium, niet geconcludeerd worden dat een ordemaatregel thans vereist is dan wel dat het zodanig aannemelijk is dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is, dat vooruitlopend daarop de vordering tot ontruiming dient te worden toegewezen, zeker gelet op de belangen van [gedaagde sub 1] . Niet alleen zal hij zijn – op de medische behoeften van hemzelf en zijn vrouw aangepaste – woning verliezen, maar een gedwongen ontruiming zal, gelet op de hieraan ten grondslag liggende reden, stigmatiserende gevolgen hebben. Indien hij heeft gedaan waar [naam huurster] hem van beschuldigd, is dat wat het is, maar of het zo is gebeurd zoals [naam huurster] stelt, zal de bodemrechter moeten beoordelen. De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal derhalve worden afgewezen.
4.7.
Weller Wonen zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de [gedaagden] worden begroot op
€ 747,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt Weller Wonen in de proceskosten, aan de zijde van de [gedaagden] tot op heden begroot op € 747.00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M. Drenth en in het openbaar uitgesproken.
CJ