Op 21 september 2022 heeft de politierechter in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Georgië, die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.J.F. Geertsen, was niet aanwezig op de zitting van 7 september 2022, waar de zaak inhoudelijk werd behandeld. De tenlastelegging hield in dat de verdachte, al dan niet samen met een ander, opzettelijk een vals geschrift had afgeleverd, namelijk een PDF-bestand met valse aanvragen voor een visum voor het Verenigd Koninkrijk. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging betwistte dat het document vals was en stelde dat er geen beschermde onderdelen op de aanvragen aanwezig waren.
De politierechter oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 22 augustus 2022 op Maastricht-Airport een vals geschrift had gepresenteerd, dat bestemd was om als bewijs te dienen voor toegang tot het Verenigd Koninkrijk. De rechter concludeerde dat het document, hoewel het niet op de juiste wijze was verstrekt, een duidelijke bewijsbestemming had en dat de verdachte op de hoogte was van de visumplicht. De politierechter achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk een vals geschrift had afgeleverd, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.
De strafmaat werd vastgesteld op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechter hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en concludeerde dat er geen redenen waren om van de eis van de officier van justitie af te wijken. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op valsheid in geschrifte.