ECLI:NL:RBLIM:2022:7258

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
C/03/297106 / HA ZA 21-503
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst tussen vennoten en de Gemeente Maastricht over terugvordering van jeugdzorgkosten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee vennoten, die ook als vereffenaars optreden van hun ontbonden vennootschap, en de Gemeente Maastricht. De vennoten, aangeduid als eisers in conventie en verweerders in reconventie, hebben een dienstverleningsovereenkomst gesloten met de Gemeente voor jeugdzorg. Na het indienen van een declaratie van € 196.142,-- voor het jaar 2017, heeft de Gemeente een bedrag van € 88.230,50 teruggevorderd, omdat zij meende dat de vennoten onterecht hogere bedragen hadden gedeclareerd dan daadwerkelijk was geleverd. De vennoten hebben een betalingsregeling getroffen met de Gemeente, maar stellen nu dat deze regeling geen erkenning van de terugvordering inhoudt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betalingsregeling wel degelijk een finaal karakter had en dat de vennoten met de regeling het geschil definitief hebben willen beëindigen. De rechtbank oordeelt dat de Gemeente Maastricht gerechtigd was om het bedrag terug te vorderen en dat de vennoten niet hebben aangetoond dat zij het niet eens waren met de terugvordering. De rechtbank wijst de vorderingen van de vennoten af en veroordeelt hen in de proceskosten van de Gemeente Maastricht.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenkomsten tussen partijen, vooral in situaties waarin financiële verplichtingen en terugvorderingen aan de orde zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van de vennoten afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de Gemeente Maastricht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/297106 / HA ZA 21-503
Vonnis van 21 september 2022
in de zaak van

1.[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. G.T.P.J. Bremmers te Sittard,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE MAASTRICHT,
zetelend te Maastricht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.C. Lejeune te Maastricht.
Partijen worden hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] , [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] en de Gemeente Maastricht genoemd.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] worden gezamenlijk [eisers in conventie, verweerders in reconventie] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 september 2021 met producties 1 tot en met 21,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 tot en met 10,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie met producties 22 tot en
met 31,
  • het proces-verbaal van de op 17 juni 2022 gehouden mondelinge behandeling,
  • de spreekaantekeningen van mr. Bremmers,
  • de aantekeningen zitting van mr. Lejeune
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] waren vennoten en zijn nu vereffenaars van de per 1 januari 2020 ontbonden vennootschap onder firma [naam vof] . [naam vof] is een onderneming die zich bezighoudt met de begeleiding van kinderen, jongeren en jongvolwassenen vanwege diverse soorten problematieken, zoals levensfaseproblematieken, (faal)angsten, gedragsproblematieken die opvoedkundig van aard zijn en problematische denk- en gedragspatronen.
2.2.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft met de Gemeente Maastricht voor het jaar 2017 een dienstverleningsovereenkomst (verder: DVO) voor jeugdzorg gesloten. In deze DVO zijn afspraken vastgelegd tussen de Gemeente Maastricht als opdrachtgever en [eisers in conventie, verweerders in reconventie] als opdrachtnemer over het toebedelen van toekomstige opdrachten tot dienstverlening. In 2017 heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een bedrag van € 196.142,-- aan de Gemeente Maastricht gedeclareerd. De Gemeente Maastricht heeft dit bedrag betaald.
2.3.
Op grond van artikel 19.3 van de DVO was [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gehouden ieder jaar vóór 31 mei een controleverklaring aan de Gemeente Maastricht over te leggen. Een controleverklaring over 2017 bleef uit, omdat de accountant genoodzaakt was een ‘oordeelonthouding’ over de financiële productieverantwoording van 2017 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te geven (productie 2 bij de conclusie van antwoord in conventie). Dit was voor de Gemeente Maastricht aanleiding om nadere onderzoeken over de financiële productieverantwoording van 2017 van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te starten.
2.4.
Per brief van 20 september 2018 heeft de Gemeente Maastricht de resultaten van het onderzoek met [eisers in conventie, verweerders in reconventie] gedeeld, geciteerd voor zover hier van belang (productie 5 dagvaarding):
“(…) Uit het onderzoek is gebleken dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] onterecht hogere arrangementen heeft gedeclareerd, dan dat u werkelijk aan zorg heeft verleend. In de bijlage kunt u de bevindingen van het onderzoek nalezen.
De Gemeente stelt u hierbij in gebreke en vordert van u het verschil tussen de gedeclareerde zorg en de werkelijk verleende zorg terug. De gemeente stelt het te vorderen bedrag op € 88.230,50.
Indien u niet in de gelegenheid bent om het verschuldigde bedrag in een keer terug te betalen, kunt u hierover een verzoek indienen voor een betalingsregeling. (…)”
2.5
Op 25 september 2018 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] per e-mail aan [naam financieel adviseur] , Financieel Adviseur Inkoop Sociaal Domein Zuid Limburg geschreven, geciteerd voor zover hier van belang (productie 6 bij dagvaarding):
“(…) Gezien we een behoorlijke imagoschade hebben opgelopen en dit voor 2018 wederom gaan krijgen, daarnaast de cijfers van de openstaande declaraties en wat de verwachting is voor het komende jaar, willen we het volgende voorstellen.
Het te verrekenen bedrag in 16 maanden te voldoen. Mocht het wat betreft de groei van onze clienten meezitten, wij meer zullen aflossen.
We willen het zo snel mogelijk achter de rug hebben, zoals aangegeven in ons laatste gesprek. Dus waar kan zullen we hard ons best doen dit zo snel mogelijk op te lossen. Zouden jullie in het kader van onze ontwikkeling het volledige onderzoek toe kunnen laten komen? (…)”
2.6.
In reactie daarop heeft [naam financieel adviseur] per e-mail op 27 september 2018 aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] geschreven, geciteerd voor zover hier van belang (productie 6 bij dagvaarding):
“(…) Een afbetalingsregeling van 16 maanden zou betekenen dat de laatste betaling in december 2019 zal plaatsvinden. Dit is voor de gemeente niet acceptabel. (…)
Het aan jullie verstrekte en toegezonden onderzoek is de totaalrapportage en de enige rapportage die we kunnen verstrekken in verband met de AVG. De cliëntinterviews e.d. mogen c.q. kunnen we helaas niet verstrekken.
Jullie mogen gewoon declareren, uitbetaling zal weer gestart worden na overeenkomen van de betalingsregeling. (…)”
2.7.
Op 4 oktober 2018 hebben [naam financieel adviseur] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] telefonisch gesproken over afspraken omtrent de terugvordering van € 88.230,50.
2.8.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] heeft op diezelfde dag per e-mail aan [naam financieel adviseur] geschreven, geciteerd voor zover hier van belang (productie 7 bij de conclusie van antwoord in conventie):
“(…) Inmiddels heb ik even overleg gehad met de boekhouder.
Als we de huidige openstaande facturen in 1x uitgekeerd krijgen is het wat ons betreft akkoord. Dan maken we de eerste helft over en de andere helft in 6 termijnen. (…)”
2.9.
Op 15 oktober 2018 heeft de Gemeente Maastricht per brief aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geschreven, geciteerd voor zover hier van belang (productie 9 bij conclusie van antwoord in conventie):
“Op 04-10-2018 heeft onze medewerker [naam financieel adviseur] telefonisch afspraken gemaakt met u betreffende de terugvordering over 2017 ad. € 88.230,50.
U hebt op dinsdag 25-09-2018, via email, aangegeven dat u momenteel niet de liquiditeiten heeft om de terugvordering in een keer te voldoen.
In het telefoongesprek tussen dhr. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] en mevr. [naam financieel adviseur] heeft gemeente Maastricht aangeboden om de vordering in 2 delen te innen, te weten eenmalig 50% zijnde
€ 44.115,25 en resterende € 44.115,25 in 6 termijnen van € 7.352,54 ingaande in de maand oktober 2018 te voldoen.
Hierop komen ook nog rentekosten.
Voorstel is om dit te verrekenen met de maandelijks ingediende declaraties die Coaching Connect via ZorgNed indient.
Deze betalingsregeling geldt alleen voor de afrekening terugvordering 2017. (…)”
2.10.
Op 17 oktober 2018 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] de bevestiging van de betalingsregeling getekend. Deze luidt, geciteerd voor zover hier van belang (productie 10 bij conclusie van antwoord in conventie):
“Bij dezen bevestigen wij, [naam vof] , in deze vertegenwoordigt door:[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] , (functie) Directeur
Dat wij akkoord gaan met onderstaand betalingsregeling betreffende de terugvordering over 2017 ad. € 88.230,50:
Eenmalige inhouding op de eerstvolgende te betalen declaratie ad. € 44.115,25.
Inhouding van 6 maandelijkse termijnen ad. € 7.352,54, in te houden op de eerste declaratie van de betreffende maand, ingaande in de maand Oktober 2018.
Deze betalingsregeling geldt alleen voor de afrekening terugvordering 2017. (…)”
2.11.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft een bedrag van € 88.230,50 aan de Gemeente Maastricht betaald.
2.12.
In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 17 juni 2022 staat, geciteerd voor zover hier van belang:
“(…) Mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] verklaart
Er zat bijna een jaar tussen, tussen de betalingsregeling en de reactie van onze advocaat naar de Gemeente, omdat we met de onderneming en als mens in de malle molen terecht waren gekomen. We wisten ook niet dat het mogelijk was om tegen de rapportage in bezwaar te gaan. (…)
Mevrouw [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] verklaart
We hebben de betalingsregeling afgesproken, zodat we verder konden. We wisten niet dat het mogelijk was om op het rapport kritiek te geven. (…)”.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] vordert dat de rechtbank, kort weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- voor recht verklaart dat de Gemeente Maastricht ten onrechte een bedrag van € 88.230,50 heeft teruggevorderd van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
- de Gemeente Maastricht veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 88.230,50 aan [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ,
- de Gemeente Maastricht veroordeelt in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente.
3.2.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] legt aan deze vordering ten grondslag dat de Gemeente Maastricht onterecht het bedrag van € 88.230,50 heeft teruggevorderd. De Gemeente Maastricht dient het door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] betaalde bedrag dan alsnog terug te betalen.
3.3.
De Gemeente Maastricht heeft verweer gevoerd. Het verweer komt, kort gezegd, erop neer dat zij niet gehouden is tot (terug)betaling. Partijen hebben een nadere overeenkomst gesloten die inhoudt dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] € 88.230,50 aan de Gemeente Maastricht moet terugbetalen omdat zij dit bedrag over 2017 ten onrechte heeft gedeclareerd. De Gemeente Maastricht is vanwege die overeenkomst geen betaling meer verschuldigd uit hoofde van de DVO 2017.
In voorwaardelijke reconventie
3.4.
De Gemeente Maastricht vordert, kort weergegeven, enkel voor het geval de rechtsgevolgen van de overeengekomen betalingsregeling niet zouden gelden, of voor zover de overeenkomst nietig zou zijn, dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad vonnis:
1. voor recht verklaart dat de vordering van de Gemeente Maastricht op [eisers in conventie, verweerders in reconventie] een bedrag is van € 196.142,--, althans € 88.230,50, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
2. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hoofdelijk, des de een betalende de ander is bevrijd, veroordeelt tot betaling van het bedrag van € 196.142,--, althans € 88.230,50, althans een in goede justitie te bepalen bedrag aan de Gemeente Maastricht;
3. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hoofdelijk, des de een betalende de anders is bevrijd, veroordeelt in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.5.
De Gemeente Maastricht doet een beroep op de gedeeltelijke ontbinding van de DVO op grond van artikel 6:265 BW. Op grond van de ongedaanmakingsverbintenis heeft de Gemeente Maastricht een vordering ter hoogte van € 196.142,--. Meer subsidiair doet de Gemeente Maastricht een beroep op dwaling op grond van artikel 6:228 lid 1 onder a of c BW.
3.6.
[eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft verweer gevoerd. Het verweer komt, kort gezegd, erop neer dat voor ontbinding geen plaats is omdat geen sprake is van een tekortkoming. Verder kan geen sprake zijn van dwaling.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Partijen verschillen van mening over de inhoud van de door hen getroffen betalingsregeling. Zij zijn het oneens over de vraag of de betalingsregeling een finaal karakter had in die zin dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] met die regeling heeft erkend dat zij het door de Gemeente Maastricht teruggevorderde bedrag ook daadwerkelijk verschuldigd was.
4.2.
Volgens [eisers in conventie, verweerders in reconventie] had de betalingsregeling geen finaal karakter. De betalingsregeling moet worden uitgelegd als een overeenkomst, die vooruitlopend op de overlegging van het volledige onderzoek met interviews door de Gemeente Maastricht, als een tijdelijke oplossing is gesloten. Gelet op de gebrekkige liquiditeit van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] was het voor haar niet mogelijk om de terugvordering van de Gemeente Maastricht in een keer te betalen. Door in te stemmen met de betalingsregeling kon [eisers in conventie, verweerders in reconventie] verder met haar onderneming. Zij heeft met de betalingsregeling niet de verschuldigdheid (de gronden en hoogte) van de terugvordering erkend.
4.3.
Volgens de Gemeente Maastricht had de betalingsregeling wel degelijk een finaal karakter. Met het ondertekenen van de betalingsregeling heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] het door haar verschuldigde aan de Gemeente Maastricht erkend. Partijen zijn de betalingsregeling overeengekomen ter beëindiging van onzekerheid en ter voorkoming van een geschil. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft geen enkel voorbehoud gemaakt dat de betaling geen erkenning inhield en slechts een voorlopig karakter zou hebben.
4.4.
De vraag hoe in een schriftelijke overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van die overeenkomst. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (Haviltex-maatstaf).
4.5.
In (de bevestiging van) de betalingsregeling staat dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] akkoord gaat met de betalingsregeling betreffende de terugvordering over 2017 ad € 88.230,50. Het feit dat daar niet in is opgenomen dat het om een vaststellingsovereenkomst gaat en dat partijen elkaar finale kwijting verlenen betekent niet dat de betalingsregeling slechts een
voorlopigebetalingsregeling was. Uit de door partijen voorafgaand aan de getekende betalingsregeling gevoerde correspondentie blijkt niet dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft aangegeven dat zij het oneens was met de terugvordering of de redenen daarvoor. Ook blijkt niet dat zij een voorbehoud heeft gemaakt om terug te komen op die terugvordering en de betalingsregeling. In zijn e-mail van 25 september 2018 schrijft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] zelfs dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] het zo snel mogelijk achter de rug wil hebben, dat ze hard haar best zal doen om dit zo snel mogelijk op te lossen en dat haar eigen ontwikkeling de reden is dat zij het volledige rapport wil ontvangen. Ook nadat de Gemeente Maastricht heeft meegedeeld dat zij de interviews in verband met de AVG niet kan verstrekken, heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen voorbehoud gemaakt of aangegeven dat zij op de terugvordering wilde terugkomen. Vervolgens heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] met de Gemeente Maastricht op 4 oktober 2018 telefonisch afspraken gemaakt over de terugvordering en op 17 oktober 2018 de betalingsregeling getekend. Die regeling is daarna ook uitgevoerd. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft niet gesteld en ook is nergens uit gebleken dat zij op enig moment heeft aangegeven dat zij het niet eens was met de terugvordering van de Gemeente Maastricht. Laat staan dat zij hier redenen voor. Dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] ten tijde van het sluiten van de regeling het geschil wilde beëindiging, vindt voorts steun in hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1] tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht: zij wist ten tijde van het overeenkomen van de regeling niet dat het mogelijk was om tegen de rapportage bezwaar te gaan. De rechtbank begrijpt daaruit dat het daarmee ten tijde van het sluiten van de regeling (ook) voor [eisers in conventie, verweerders in reconventie] het geschil beëindigd was en dat beëindiging van het geschil niet gekoppeld was aan een voorwaarde, als bijvoorbeeld de (inhoud van) rapportage.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente Maastricht het handelen van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] bij de totstandkoming van de regeling zo heeft mogen uitleggen dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] met de regeling het geschil definitief heeft willen beëindigen en dat met die betalingsregeling [eisers in conventie, verweerders in reconventie] het recht van de Gemeente Maastricht op de terugvordering over 2017 heeft erkend.
4.6.
Het betoog van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] dat geen overeenkomst is tot stand gekomen omdat zij met de betalingsregeling niet het recht op terugvordering van de Gemeente Maastricht heeft willen erkennen, wordt verworpen. Als al zou worden geoordeeld dat de wil daartoe ontbrak, dan kan zij geen beroep doen op het ontbreken van haar wil. De Gemeente Maastricht heeft er gerechtvaardigd op vertrouwd dat [eisers in conventie, verweerders in reconventie] door instemming met de betalingsregeling het recht op terugvordering heeft erkend. Zoals hiervoor is overwogen heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] voorafgaand en ten tijde van de totstandkoming van de regeling op geen enkel moment laten weten dat zij het niet eens was met de terugvordering of de gronden daarvoor of dat zij zich de mogelijkheid wilde voorbehouden om hierop terug te komen. Ook na ondertekening van de betalingsregeling en tijdens de uitvoering ervan heeft [eisers in conventie, verweerders in reconventie] geen bezwaar gemaakt tegen de terugvordering en/of de redenen daarvoor. Pas ruim negen maanden na het tekenen van de betalingsregeling, heeft haar advocaat een reactie gestuurd.
4.7.
Het beroep van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] op onvoorziene omstandigheden slaagt niet. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de omstandigheid dat zij na het sluiten van de betalingsregeling pas een definitief en volledig standpunt heeft kunnen vormen over de juistheid van de terugvordering niet in de overeenkomst is verdisconteerd. Als dit al een onvoorziene omstandigheid betreft dan dient deze naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] te komen.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat partijen een regeling hebben gesloten ter beslechting van het geschil en waarin het recht van de Gemeente Maastricht op terugvordering over 2017 door [eisers in conventie, verweerders in reconventie] is erkend. De rechtbank zal de vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] daarom afwijzen.
4.9.
Op grond van artikel 21 Rv moeten partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft dit niet gedaan. [eisers in conventie, verweerders in reconventie] heeft namelijk nagelaten de DVO met bijlagen, de e-mail van 4 oktober 2018 van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] aan de Gemeente Maastricht en de (getekende) betalingsregeling over te leggen. Zij heeft evenmin iets opgenomen over het telefoongesprek van 4 oktober 2018 met de Gemeente Maastricht. De rechtbank zal hier in dit geval geen gevolgen aan verbinden, omdat de rechtbank de vordering van [eisers in conventie, verweerders in reconventie] vanwege het voorgaande al afwijst.
4.10.
De rechtbank zal [eisers in conventie, verweerders in reconventie] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. De kosten aan de zijde van de Gemeente Maastricht worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,--
- salaris advocaat
€ 2.228,--(2 punten × tarief € 1.114).
In totaal € 4.304,--
De rechtbank zal de nakosten toewijzen als in het dictum bepaald.
In voorwaardelijke reconventie
4.11.
Uit de beslissing in conventie vloeit voort dat de voorwaarde waaronder de eis in reconventie is ingesteld niet is vervuld. Daarom hoeft op de vordering in reconventie geen beslissing te worden gegeven.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers in conventie, verweerders in reconventie] in de proceskosten van de Gemeente Maastricht, begroot op € 4.304,--, bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag daarna tot die van de voldoening en, tenzij binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe aan deze veroordeling wordt voldaan, te vermeerderen met de nakosten begroot op € 163,-- en, indien vervolgens betekening plaatsvindt, met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat en de explootkosten, deze nakosten bij gebreke van betaling binnen 14 dagen na die betekening te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de 15e dag daarna tot de dag van voldoening,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in voorwaardelijke reconventie
5.4.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de vordering is ingesteld niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J.H. Hoofs en in het openbaar uitgesproken op
21 september 2022.