ECLI:NL:RBLIM:2022:7640

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 22/1236 en ROE 22/1653
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen handhavingsbesluiten inzake aanlegsteiger

Op 5 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in de zaken ROE 22/1236 en ROE 22/1653, waarin verzoekster, een B.V. uit Maastricht, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd tegen handhavingsbesluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond. De handhavingsbesluiten betroffen een last onder bestuursdwang en een bouwstop met een preventieve last onder dwangsom in verband met de aanleg van een steiger bij de jachthaven van verzoekster. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een overtreding, maar dat de situatie niet zodanig gevaarlijk was dat onmiddellijke verwijdering van de aanlegsteigers gerechtvaardigd was. Het verzoek om voorlopige voorziening tegen de last onder bestuursdwang werd toegewezen, waardoor de uitvoering van het besluit werd geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het (ontwerp)besluit op de aanvraag van verzoekster voor een omgevingsvergunning. Het verzoek om voorlopige voorziening tegen de bouwstop werd afgewezen. Verweerder werd veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 22/1236 en ROE 22/1653

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 oktober 2022 in de zaken tussen

[naam B.V.] B.V., uit Maastricht, verzoekster

(gemachtigde: mr. G.A.M. van de Wouw),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam gemachtigde] ).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen een (gewijzigde) last onder bestuursdwang (ROE 22/1653) en een bouwstop met preventieve last onder dwangsom (ROE 22/1236).
Verzoekster heeft tegen deze twee besluiten bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek met nummer ROE 22/1236 op 16 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster [naam 1] ,
[naam 2] , projectleider van verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder met [naam 3] . Dit verzoek is ter zitting aangehouden, teneinde verzoekster de gelegenheid te geven een constructieve onderbouwing aan te leveren. De verzoeken zijn op een (nadere) zitting behandeld op 1 september 2022. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoekster [naam 4] en [naam 1] , de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van verweerder. De verzoeken zijn ter zitting aangehouden / begunstigingstermijn is verlengd om partijen in overleg met elkaar te laten treden. Bij brief van 7 september 2022 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot 6 oktober 2022 om 17:00 uur. Bij brieven van 19 en 28 september 2022 heeft verweerder laten weten de bestreden besluiten niet te wijzigen en de begunstigingstermijn niet (verder) te willen verlengen. Hierbij sluit de voorzieningenrechter het onderzoek en zal hij uitspraak doen in de verzoeken om voorlopige voorziening.

Totstandkoming van de besluiten

1. Verzoekster is eigenaar van het terrein van jachthaven [naam jachthaven] , nabij [locatie] . Aan de rechtsvoorganger van verzoekster heeft verweerder op 15 oktober 2007 een bouwvergunning verleend voor het aanleggen van een steiger ten behoeve van de jachthaven. Op 2 juni 2022 heeft een bouwinspecteur van de gemeente Roermond geconstateerd dat aan de linkerzijde van de jachthaven drijvende loopsteigers zijn aangebracht die door middel van twee loopbruggen aan de wal en één afmeerpaal zijn verankerd. Dezelfde dag is een tweede afmeerpaal aangebracht. Volgens de projectleider van verzoekster moeten in totaal vijf afmeerpalen worden geslagen om de aanwezige loopsteigers veilig te stellen. Voor de geconstateerde bouwwerkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten bouwen van een bouwwerk en handelen in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Aanvraag omgevingsvergunning aanlegsteigers met aanhorigheden
2. Verzoekster heeft op 19 januari 2022 een omgevingsvergunning voor de aanlegsteigers met aanhorigheden aangevraagd. Bij brief van 4 februari 2022 heeft verweerder aangegeven dat de aanvraag volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure behandeld wordt. Dit betekent volgens verweerder dat uiterlijk op 20 juli 2022 een
beslissing op de aanvraag moet worden genomen. Bij brief van 14 juni 2022 heeft verweerder verzocht om aanvullende gegevens en hierbij vermeld dat de wettelijke beslistermijn wordt opgeschort vanaf de dag na het verzenden van deze brief tot de dag waarop een (of meerdere) van de gevraagde gegevens zijn ontvangen. De verzochte aanvullingen heeft verzoekster op 20 juli 2022 verzonden (geüpload in het Omgevingsloket). Dit betekent dat verweerder uiterlijk omstreeks 25 augustus 2022 een beslissing op de aanvraag had dienen te nemen.
2.1.
Naar aanleiding van de zitting van 1 september 2022 heeft op 15 september 2022 een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en verweerder. Tijdens dit gesprek zijn geen concrete toezeggingen gedaan van verweerder over het te nemen ontwerpbesluit op de vermelde aanvraag van verzoekster. Ook gaf dit gesprek geen aanleiding voor verweerder om de bestreden besluiten te wijzigen c.q. te herzien. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 28 september 2022, naar aanleiding van een verzoek hiertoe door de voorzieningenrechter, zonder motivering te kennen gegeven niet bereid te zijn om de begunstigingstermijn in de gewijzigde last onder bestuursdwang van 2 augustus 2022 te verlengen totdat een (ontwerp)besluit is genomen op de vermelde aanvraag van verzoekster.
Besluit bouwstop en preventieve last onder dwangsom (ROE 22/1236)
3. Op 2 juni 2022 heeft verweerder verzoekster een bouwstop opgelegd en een preventieve last onder dwangsom van € 20.000,- per afmeerpaal die wordt aangebracht. Indien het door verzoekster gestelde maximum van vijf afmeerpalen wordt overschreden, verbeurt verzoekster een dwangsom van € 50.000,- per constatering dat verzoekster verder bouwt, met een maximum van € 750.000,-. Naar aanleiding van de zitting van 16 juni 2022 heeft verzoekster een constructieve onderbouwing laten uitvoeren die vervolgens door verweerder is getoetst.
(Spoedeisende) last onder bestuursdwang (ROE 22/1653)
4. Op 3 juni 2022 heeft verweerder verzoekster een spoedeisende last onder bestuursdwang opgelegd. Er is volgens verweerder sprake van een illegaal (drijvend) bouwwerk. De aanlegsteigers zijn niet constructief getoetst, zodat de veiligheid van personen en/of goederen klaarblijkelijk in geding is. Om te voorkomen dat de onveilige situatie in aard en omvang toeneemt diende verzoekster de aangebrachte steigers uiterlijk binnen drie uur na verzending van het besluit te verwijderen en verwijderd te houden tot verzoekster de benodigde omgevingsvergunning heeft, of een andere passende maatregel te treffen waaruit blijkt dat de veiligheid van personen en/of goederen is gewaarborgd. Verzoekster heeft als andere passende maatregelen permanent cameratoezicht op de locatie aangebracht en afzettingen geplaatst. Daardoor zou worden voorkomen dat vaartuigen aan kunnen meren en personen gebruik zouden kunnen maken van de steigers. Verweerder heeft deze veiligheidsmaatregelen op 3 juni 2022 akkoord bevonden en op 8 juni 2022 gecontroleerd en in orde bevonden. [1]
4.1.
Bij besluit van 2 augustus 2022 heeft verweerder de spoedeisende last onder bestuursdwang van 3 juni 2022 gewijzigd in een last onder bestuursdwang, waarbij verzoekster de overtreding van de artikelen 1a, eerste lid, en 1b, eerste lid, van de Woningwet en 7.21 en 7.22, onder d, van het Bouwbesluit dient te beëindigen en beëindigd te houden door voor 17 augustus 2022 de aangebrachte aanlegsteigers inclusief palen te verwijderen en verwijderd te houden tot verzoekster de benodigde omgevingsvergunning heeft. Ter motivering stelt verweerder in het bestreden besluit van 2 augustus 2022 het volgende:
“De door u genomen maatregelen waren voldoende ter voorkoming van een acuut gevaarlijke situatie zoals het aanmeren van vaartuigen. De huidige constructie van de aanlegsteigers is echter nog steeds onveilig. Dat blijkt uit de constructieve onderbouwing die u heeft aangeleverd. Alhoewel wij onderschrijven dat de huidige constructie van de aanlegsteigers niet veilig is, willen wij de bouwstop met preventieve last onder dwangsom van 2 juni 2022 niet wijzigen. Dat wil zeggen dat wij de bouwstop niet opheffen voor het slaan van drie extra palen ten behoeve van de veiligheid. (…). Daarmee blijft de onveilige situatie eveneens in stand. Doordat van een spoedeisende situatie geen sprake meer is, wijzigen wij in dit besluit de spoedeisende last onder bestuursdwang van 3 juni 2022 in een last onder bestuursdwang.”
Bij brief van 4 augustus 2022 heeft verweerder de begunstigingstermijn verlengd tot
7 september 2022. Zoals al vermeld is die daarna nog verlengd tot 6 oktober 2022 om 17.00u.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening tegen het besluit van 2 augustus 2022 toe (ROE 22/1653). Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er sprake is van een overtreding en verweerder bevoegd is tot handhavend optreden.
7. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de feiten en de aangevoerde argumenten, als volgt af.
8. In het licht van het geschetste feitenverloop is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet gebleken is dat (verweerder vindt dat) op dit moment sprake is van een zodanige (gevaarlijke) situatie door de onveilige huidige constructie van de aanlegsteigers (met twee palen), die het afbreken van de aanlegsteigers inclusief palen voor 6 oktober 2022 rechtvaardigt. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat de constructie er inmiddels al vier maanden ligt en er kennelijk geen ongelukken zijn gebeurd, verweerder ondanks de onderschrijving dat de constructie onveilig is de spoedeisende last onder bestuursdwang heeft gewijzigd in een last onder bestuursdwang en de bouwstop niet wil opheffen voor het slaan van drie extra palen waardoor de constructie wel veilig zou zijn. Na hiertoe meermaals gevraagd te zijn heeft verweerder nog steeds niet aangegeven waarom hij de bouwstop niet wil opheffen voor enkel het slaan van de drie palen. Bij de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening betrekt de voorzieningenrechter ook, in het kader van concreet zicht op legalisatie, dat verweerder uiterlijk omstreeks 25 augustus 2022 een beslissing op de vermelde aanvraag van verzoekster had dienen te nemen en nog steeds geen (ontwerp)besluit heeft genomen, noch op een andere manier heeft aangegeven of het positief of negatief tegenover het bouwplan van verzoekster staat. Ter zittingen hebben zowel de voorzieningenrechter als verzoekster gevraagd of verweerder toestemming wil verlenen aan het bouwplan. Tot op heden heeft verweerder zich hierover niet uitgelaten.
8.1.
Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het treffen van een voorlopige voorziening voor de last onder bestuursdwang is aangewezen.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 2 augustus 2022 wordt geschorst. Omdat niet bekend is wat verweerder zal beslissen op de vermelde aanvraag van verzoekster wordt dit besluit geschorst - anders gezegd: de daarin vermelde begunstigingstermijn wordt verlengd - tot twee weken na bekendmaking van het (ontwerp)besluit op deze aanvraag. Hiermee ‘bevriest’ de voorzieningenrechter als het ware de situatie.
10. Vanwege het bevriezen van de situatie (ro 9) wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af voor de bij het besluit van
2 juni 2022 opgelegde bouwstop / de preventieve last onder dwangsom: met het slaan van drie extra palen wordt de overtreding vergroot en de huidige constructie van de aanlegsteigers, gelet op hetgeen is overwogen in ro 8, is kennelijk niet dusdanig onveilig dat dit is gerechtvaardigd.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek (ROE 22/1653) toewijst moet verweerder het griffierecht aan verzoekster vergoeden en krijgt zij ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 759,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-.
12. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek (ROE 22/1236) afwijst is er daar geen reden voor een vergoeding van griffierecht en / of proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
in zaak ROE 22/1653
- schorst het besluit van 2 augustus 2022 tot twee weken na de bekendmaking van het (ontwerp)besluit op de gedane aanvraag van verzoekster om een omgevingsvergunning;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 365,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan verzoekster.
in zaak ROE 22/1236
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 oktober 2022.
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 5 oktober 2022

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt en er is een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan (ROE 22/1237). Dit verzoek is ingetrokken naar aanleiding van de zitting op 16 juni 2022.