Naar het oordeel van de kantonrechter is, zoals hij ter zitting reeds heeft laten doorschemeren, voornoemde mate van zekerheid over de uitkomst van een eventuele bodemprocedure thans niet aanwezig.
De bestaande huurachterstand bedraagt minder dan het totaal van drie maanden, hetgeen volgens vaste jurisprudentie op zichzelf geen ontbinding van de huurovereenkomst zal kunnen rechtvaardigen, terwijl te dien aanzien bovendien door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] een beroep op opschorting is gedaan wegens gebreken aan het gehuurde en het nog maar zeer de vraag is hoe in een bodemprocedure geoordeeld zal worden over de rechtsgeldigheid van het uitsluitingsbeding waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich in dit kader op beroept en, indien die uitsluiting niet rechtsgeldig zal worden geoordeeld, hoe inhoudelijk geoordeeld zal worden over de opschorting wegens de gestelde gebreken. Dat een eventueel recht op opschorting slechts uitstel (en geen afstel) van de huurbetalingsverplichting betekent, doet aan het voorgaande niet af.
Los daarvan betaalt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] inmiddels weer maandelijks de volledige huur van € 975,00 en loopt de huurachterstand niet verder op.
De gestelde overlast is zoals gezegd op alle punten gemotiveerd weersproken en staat derhalve in deze procedure niet vast. Bovendien is die overlast, zoals eveneens ter zitting is besproken, in de stukken veel te summier onderbouwd om voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot iets zinsvols te kunnen leiden. Afgezien van de verklaring van zijn ouders, die bij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in huis wonen (en die dus net als [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de buren zijn van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] ), bevat het dossier slechts één klacht van omwonenden ( [naam 1] en [naam 2] ), gericht aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aangaande een blaffende hond van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] . Dat die brief is ondertekend door alle buurtbewoners is niet gebleken. Achter die brief zit in het dossier weliswaar een los briefje met handtekeningen van buurtbewoners (zo mag worden aangenomen) maar uit dat briefje blijkt geenszins dat die buurtbewoners zich akkoord hebben verklaard met hetgeen [naam 1] en [naam 2] in hun brief hebben geschreven. Bovendien blijkt uit die klacht niet sinds wanneer, hoe vaak en voor hoe lang achter elkaar die overlast door klagers ervaren wordt (en zich daarnaast de vraag opwerpt waarom die buurtbewoners dan niet gewoon [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] op het geblaf van hun hond hebben aangesproken, maar dat geheel terzijde). Maar zelfs die klacht is door [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] gemotiveerd betwist en staat daarmee in deze procedure niet vast.
De verklaring van [naam 3] en [naam 4] (productie 13 bij dagvaarding) gaat nog wel enigszins in op het naar hun mening soms lastige paranoïde gedrag van gedaagden, doch zij geven aan dat deze mensen ‘een goed hart’ en vooral hulp nodig hebben. Voortdurende ernstige overlast volgt ook hier niet uit deze verklaring.
De onderhavige kort geding procedure biedt onvoldoende gelegenheid om de gegrondheid van de klachten jegens [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nader te onderzoeken, terwijl daarvoor, bezien in het licht van het gevoerde verweer, alleszins grond aanwezig is. De gevorderde voorziening in kort geding komt derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.