ECLI:NL:RBLIM:2022:7672

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
ROE 20/3055
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek om milieuvergunning voor co-vergistingsinstallatie en de noodzaak van een wijziging van de vergunning

In deze zaak hebben eisers het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal verzocht om handhavend op te treden tegen een co-vergistingsinstallatie van Holmel B.V. die een buizenwarmtewisselaar (bww) heeft geplaatst. Eisers stellen dat deze plaatsing een wijziging van de milieuvergunning vereist, in plaats van een melding op grond van het Activiteitenbesluit. Het verzoek om handhaving is door verweerder afgewezen, met de argumentatie dat de bww geen verandering in de bedrijfsvoering met zich meebrengt en dat de bestaande vergunning nog steeds van kracht is. Tijdens de zitting hebben eisers aangegeven de bww niet meer te betwisten, maar wel de betrouwbaarheid van de overheid en de bejegening door verweerder aan de orde gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is, omdat de eisers niet langer relevantie toekennen aan de vraag of de bww vergunningplichtig is. De rechtbank heeft benadrukt dat eerdere feitelijke handelingen los gezien moeten worden van het bestreden besluit en dat eisers andere wegen moeten kiezen voor hun klachten over de bejegening door verweerder. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer op 6 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/3055
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2022 in de zaak tussen
[eiser 1] , te [woonplaats 1] ;
[eiser 2] en [eiser 3], te [woonplaats 2] ;
[eiser 4] en [eiser 5], te [woonplaats 1] ;
[eiser 6] en [eiser 7], te [woonplaats 1] ;
[eiser 8] en [eiser 9], te [woonplaats 1] ;
[eiser 10] en [eiser 11], te [woonplaats 1] ; en
[eiser 12] en [eiser 13], te [woonplaats 1] ,
eisers,
(gemachtigden: [eiser 12] en [naam gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leudal, verweerder
(gemachtigden: mr. M.G.G. van Nisselroij, Y.G.P. Vos en M.A.N. Gerards-Gielen).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen:
Holmel B.V, gevestigd te Heythuysen.
(gemachtigde: mr. P.M.E.P.J. Joosten).
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend op te treden op de locatie [adres] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 13 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben gereageerd op het verweerschrift.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2022. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en haar gemachtigde.
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
1. Holmel B.V. (Holmel) maakt deel uit van de Vossen Group Nederland en exploiteert op de locatie [adres] te Heythuysen een co-vergistingsinstallatie. In 2007 is hiervoor een vrijstelling van het toenmalige bestemmingsplan en een oprichtingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer (Wm) verleend. Door de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt deze als omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo. De inrichting is een type-C-inrichting. In de co-vergistingsinstallatie worden mest- en co-producten vergist tot biogas. Dit biogas wordt in warmtekrachtkoppelingen (wkk’s) omgezet in groene energie. Voor een optimale werking van het vergistingsproces dient de temperatuur van het product in de vergistingssilo’s te variëren tussen de 35 en 55 graden Celsius. Gebleken was dat de aanwezige verwarmingselementen in de silo’s niet voldoende waren om de temperatuur optimaal te kunnen sturen voor een goede werking van de installatie. De derde-partij wil daarom een buizenwarmtewisselaar (bww) plaatsen tussen de silo’s om de warmte die vrijkomt van de wkk’s te hergebruiken voor het op temperatuur houden van de vergistingssilo’s. Voor deze bww is een melding bij verweerder gedaan (MILIEU 2019/50) conform artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit [1] .
2. Bij brief van 9 oktober 2019 hebben eisers een verzoek tot handhaving ingediend bij verweerder. Daarin staat - samengevat weergegeven - het volgende. Volgens eisers behelst de plaatsing van een bww een uitbreiding van het bedrijf van Holmel. Niet helder is of hiervoor een vergunning is aangevraagd. Verder is niet helder of verweerder de ingediende melding volledig heeft getoetst. Uit de stukken blijkt namelijk niet wat deze aanpassing betekent voor de natuur, het milieu, het geluid, de overlast en de gezondheid voor omwonenden. Wat de uitstoot van stikstof betekent na de PAS-uitspraken van de Afdeling [2] is onduidelijk. Evenmin is duidelijk of verweerder wel getoetst heeft aan Verordening (EG) nr. 1069/2009 [3] (Verordening). Verweerder weet namelijk niet wat de derde-partij aan dierlijke en bijkomende producten verwerkt. Eisers stellen zich op het standpunt dat aan de salamitactiek van de Vossen Group een halt moet worden toe geroepen.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen. Daartoe heeft verweerder in aanmerking genomen dat de bww niet tot gevolg heeft dat de bedrijfsvoering verandert of dat er een toename is in het aantal aan- of afvoerbewegingen van mest, co-producten of eindproducten. Het verbetert slechts het bestaande en vergunde productieproces. Verder betreft de bww een activiteit die onder hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit valt waardoor de voorschriften uit dit besluit rechtstreeks van toepassing zijn. Verweerder geeft verder aan dat er aanvankelijk geen volledige melding was gedaan, maar na contact met de behandelend ambtenaar van verweerder zijn door de derde-partij alsnog voldoende gegevens en bescheiden verstrekt. Er vinden verder geen emissies plaats naar de omgeving waardoor er geen effecten zijn op de natuur, het milieu, het geluid en de gezondheid. Ook heeft het geen effect op de stikstof/CO2 uitwerking. Volgens verweerder is de oprichtingsvergunning van 2007 nog steeds van kracht. Hierin is een vergund tonnage van 35.000 ton per jaar voor de mestvergistingsinstallatie opgenomen en dit geldt nog steeds, aldus verweerder. Wat betreft het beroep van eisers op de Verordening verwijst verweerder naar het besluit van 5 april 2019 waarbij dit reeds aan de orde is gekomen. Verweerder geeft aan dat een geaccordeerde accountantsverklaring, die is ingezien door een toezichthouder milieu in relatie tot een periodieke milieucontrole, voldoende is. Tot slot merkt verweerder op dat de NVWA [4] als bevoegd gezag toezicht houdt op de naleving van de Europese verordeningen over dierlijke bijproducten.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en daarbij verwezen naar het advies van de commissie bezwaarschriften.
Standpunten van partijen in beroep
5. In de gronden van beroep hebben eisers - samengevat weergegeven - het navolgende aangevoerd. Zij stellen zich primair op het standpunt dat het plaatsen van een bww vergunningplichtig is (activiteit milieu). Holmel had niet kunnen volstaan met een melding op grond van het Activiteitenbesluit. Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat Holmel BV de melding niet tijdig heeft gedaan. Dit dient tenminste vier weken voor de oprichting of verandering te gebeuren. Volgens eisers heeft verweerder de data gemanipuleerd zodat de melding wel tijdig is gedaan. Eisers geven aan dat de melding is gedaan een dag na de melding van de buurt dat er bouwactiviteiten plaatsvonden. Verder heeft verweerder onvoldoende onderzocht wat de plaatsing van de bww voor gevolgen heeft voor de gezondheid van de mens, de natuur en het milieu. Verweerder stelt ten onrechte dat er sprake is van een gesloten systeem waardoor er geen emissie plaatsvindt. Volgens de handhavingsambtenaar is er sprake van een procesverbetering, maar dit is niet nader onderbouwd. Volgens eisers ziet verweerder niet dat de plaatsing van de bww onderdeel uitmaakt van de salamitactiek voor de verdere ontwikkeling van de co-vergistingsinstallatie. Verweerder blijft in gebreke om de daadwerkelijke in- en output van de installatie in kaart te brengen. Ook verzuimt verweerder de gestelde voorwaarden in de milieuvergunning uit te voeren. Daarnaast gaan eisers in op diverse aspecten die in het verdere verleden hebben plaatsgevonden. Zij hebben dat nader toegelicht bij schrijven van 13 augustus 2022 (ingekomen bij de rechtbank op 15 augustus 2022).
6. Verweerder heeft in het verweerschrift gereageerd op de beroepsgronden en handhaaft zijn in het primaire en bestreden besluit ingenomen standpunten.
Oordeel rechtbank
Belanghebbenden
7
.De rechtbank heeft ter zitting met partijen vastgesteld dat [naam 2] , [naam gemachtigde] , [naam 2] en [naam 3] , geen belanghebbenden (meer) zijn in deze procedure, omdat zij niet langer woonachtig zijn in [woonplaats 1] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit verder geen gevolgen voor de onderhavige beroepsprocedure. Er blijven nog voldoende
- de rechtbank verwijst naar de eisers genoemd op p.1 van deze uitspraak - belanghebbenden over. [naam gemachtigde] is nog steeds gemachtigd om op te treden namens de overgebleven eisers.
Bespreking ter zitting
8. Ter zitting heeft de rechtbank een aantal vragen gesteld aan partijen over de gang van zaken en met name over de beroepsgrond of voor de bww een melding op grond van artikel 8.40 van de Wm in combinatie met artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit volstaat dan wel daarvoor een wijziging van de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2, van de Wabo vereist is. Verweerder heeft uitleg gegeven over de melding in het kader van het Activiteitenbesluit in relatie tot de onderliggende (eerder verleende) milieuvergunning. [naam 1] heeft een toelichting gegeven over de werking van de bww. Naar aanleiding daarvan hebben eisers ter zitting naar voren gebracht dat zij zelf geen nadelige milieugevolgen ervaren van de bww. Zo ervaren zij geen geluid- en stankoverlast. Eisers hebben gesteld de bww niet (meer) te betwisten maar wel de betrouwbaarheid van de overheid en in dit geval de (vertegenwoordigers van de) gemeente Leudal. Zij geven aan veel moeite te hebben met de wijze waarop zij door verweerder worden bejegend. Verweerder is onbetrouwbaar en niet transparant. Ook worden zij door verweerder voor voldongen feiten geplaatst. Dat wilden eisers ter zitting via een aanvulling van de stukken nader toelichten. In de nadere toelichting (zie ro 6) is aangegeven dat ‘Hoofdstuk 3 mondeling en schriftelijk op de zittingsdag wordt ingebracht’ (p. 6). Ter zitting hebben eisers dit hoofdstuk aan de rechtbank overhandigd. De rechtbank heeft ter zitting aangegeven dat het beroep zich evenwel dient te beperken tot de vraag of er al dan niet terecht is volstaan met een melding in plaats van een wijziging van de milieuvergunning: het geschil kan geen betrekking hebben op de (eerdere en al jaren ervaren bejegening) door verweerder. Daarom (en in het licht van een goede procesorde) heeft de rechtbank dit hoofdstuk aan eisers teruggegeven.
9. Uit de stelling van eisers ter zitting dat zij de bww niet (meer) betwisten leidt de rechtbank af dat het voor eisers niet (langer) relevant / van belang is of het plaatsen van de bww een wijziging van de milieu(omgevings)vergunning vereist of dat volstaan kan worden met een melding in het kader van het Activiteitenbesluit. De rechtbank geeft daarover dus geen inhoudelijk oordeel meer / gaat daaraan voorbij. Dat doet de rechtbank ook ten aanzien van wat eisers naar voren hebben gebracht over de bejegening door verweerder / vertegenwoordigers van de gemeente Leudal. Dat betreft (eerdere) feitelijke handelingen die los gezien moeten worden van het bestreden besluit en het primaire besluit. Daarvoor dienen eisers andere wegen te nemen, zoals het indienen van klachten bij de daarvoor geëigende instanties. Het staat eisers uiteraard vrij (zoals ook ter zitting aangegeven door de rechtbank), dat als zij vinden dat Holmel vergunningvoorschriften dan wel algemene regels op grond van het Activiteitenbesluit overtreedt, bij verweerder om handhaving te vragen. Tegen besluiten of het uitblijven daarvan staan rechtsmiddelen bij de bestuursrechter open.

10.Het beroep is daarom ongegrond.

11.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.G.H. Seerden, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.S.A.W. Raes, griffier
.De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 oktober 2022
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 6 oktober 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Activiteitenbesluit milieubeheer.
2.De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over het Programma Aanpak Stikstof 2021-2025 (o.a. ECLI:NL:RVS:2019:1603).
3.Verordening (EG) nr. 1069/2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten.
4.Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.