ECLI:NL:RBLIM:2022:7707

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
C/03/306307 / KG ZA 22-231
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van de voormalige echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eiseres, een ex-echtgenote, dat de gedaagde, haar ex-echtgenoot, medewerking verleent aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning. De rechtbank Limburg had eerder in een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis bepaald dat de woning aan een derde verkocht moest worden. De gedaagde heeft echter geweigerd om hieraan mee te werken en heeft niet aangetoond dat hij in staat is de woning over te nemen. De eiseres heeft in haar vorderingen gesteld dat er een spoedeisend belang is bij de verkoop van de woning, vooral gezien de huidige situatie op de woningmarkt en de belangen van hun minderjarige dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde gehouden is om de eerdere beslissing na te leven, ondanks zijn wens om de woning zelf over te nemen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres toegewezen, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om binnen veertien dagen de woning in de verkoop te laten zetten en om alle adviezen van de makelaar op te volgen. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/306307 / KG ZA 22-231
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. C.C.B. Breij,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. Y. Kunze.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
  • de door [gedaagde] overgelegde producties 1 tot en met 3,
  • de mondelinge behandeling op 21 juli 2022, met de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Op verzoek van partijen is de zaak daarna voor bepaalde tijd aangehouden, om te partijen in staat te stellen te onderzoeken of zij tot een regeling kunnen komen, die daarin bestaat dat de woning volledig op naam van [gedaagde] zal komen te staan en dat [eiseres] volledig zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid in verband met de huidige financiering van de (voormalige) echtelijke woning. Een dergelijke regeling is niet tot stand gekomen. Mr. Breij heeft de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen. Daarop is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] zijn op 27 juli 2007 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De echtscheiding tussen partijen is bij beschikking van 20 april 2016 uitgesproken (productie 1 dagvaarding). De beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Stein op 23 mei 2016 (productie 2 dagvaarding).
2.2.
[eiseres] heeft de (voormalige) echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 2] (hierna: de woning) op enig moment verlaten. [gedaagde] is daar blijven wonen en woont daar nog steeds.
2.3.
Partijen hebben een minderjarige dochter, [minderjarige] . Zij woont momenteel bij [gedaagde] . Voordien woonde zij bij [eiseres] .
2.4.
Bij eindvonnis van 4 augustus 2021 (zaaknummer / rolnummer: C/03/229159 / HA ZA 16-711) heeft de rechtbank Limburg de (wijze van) verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap tussen partijen vastgesteld. De rechtbank heeft in dat kader met betrekking tot de woning, die aan ieder van partijen voor de onverdeelde helft in eigendom toebehoort, beslist dat deze, via bemiddeling door een makelaar, dient te worden verkocht aan een derde (productie 3 dagvaarding). De rechtbank had in een eerder (tussen)vonnis van 7 november 2018 overwogen dat aldus zou worden beslist, gelet op het feit dat partijen tijdens de comparitie reeds overeenstemming hadden bereikt over het feit dat de woning aan een derde verkocht diende te worden en dat daartoe een makelaar door partijen ingeschakeld zou worden (zie r.o. 4.6. en 4.7 van het tussenvonnis van 7 november 2018, productie 4 dagvaarding).
2.5.
Corio Makelaars B.V. heeft bij e-mail van 19 oktober 2021 een door [eiseres] ondertekende bemiddelingsovereenkomst ten behoeve van de verkoop van de woning aan [gedaagde] gestuurd met het verzoek om deze de ondertekenen (productie 5 dagvaarding). [gedaagde] heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.6.
[gedaagde] heeft hoger beroep aangetekend tegen het eindvonnis van 4 augustus 2021 (en de daarvoor gewezen tussenvonnissen). [gedaagde] heeft voorts een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dat eindvonnis ingesteld. Het gerechtshof te
’s-Hertogenbosch (hierna: het hof) heeft de incidentele vordering bij arrest van 3 mei 2022 afgewezen (productie 7 dagvaarding). De hoofdzaak is nog bij het hof aanhangig.
2.7. (
De advocaat van) [eiseres] heeft [gedaagde] vervolgens in een brief van 6 mei 2022, onder verwijzing naar het arrest in het incident van het hof, gesommeerd om (alsnog) zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning (productie 8 dagvaarding). [gedaagde] heeft aan deze sommatie tot op heden geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
a. [gedaagde] te veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis de woning op eerste verzoek van [eiseres] in de verkoop te laten zetten door een NVM-geregistreerde makelaar, bij voorkeur Corio Makelaars, alle adviezen en aanwijzingen van de makelaar van partijen op te volgen, waaronder de actuele geadviseerde verkoop- en laatprijs, alsmede het plaatsen van een verkoopbord in de voortuin van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 2] , de woning open te stellen voor bezichtigingen van potentiële kopers en daartoe een sleutel van de woning op het makelaarskantoor af te geven, niet aanwezig te zijn bij bezichtigingen in de woning en geen contact op te nemen met potentiële kopers;
b. [gedaagde] te veroordelen om alle adviezen en aanwijzingen van de makelaar in het kader van de oplevertermijn op te volgen en daadwerkelijk de woning te verlaten binnen de door de makelaar gestelde oplevertermijn;
c. [gedaagde] te veroordelen om op eerste verzoek van zowel [eiseres] als de makelaar binnen één week mee te werken aan het notarieel transport van de woning;
d. zodra de termijn in de onder a. tot en met c. genoemde verzoeken is verstreken, zonder dat [gedaagde] zijn daar bedoelde onvoorwaardelijke medewerking heeft verleend: het te wijzen vonnis op grond van artikel 3:300 BW juncto artikel 3:301 BW in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring en handtekening van [eiseres] (
toevoeging voorzieningenrechter: lees [gedaagde]) benodigd voor de verkoop van de woning, de koopovereenkomst en juridische levering (transportakte) van de eigendom van de bedoelde onroerende zaak aan de kandidaat-koper;
subsidiair:
e. indien de Rechtbank van mening is dat de vordering van onderdeel d. niet voor toewijzing gereedligt, [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom ex artikel 611a Rv van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 50.000,00, vanaf de dag dat de onder a tot en met c genoemde termijnen zijn verlopen tot aan de dag dat [gedaagde] de vorderingen van [eiseres] nakomt;
zowel primair als subsidiair:
f. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van onderhavige procedure, gelijk te stellen aan de werkelijke advocaat- en overige kosten (griffierechten, deurwaarderskosten, etc.) die [eiseres] in verband met de onderhavige procedure heeft gemaakt en nog zal moeten maken, daaronder begrepen de buitengerechtelijke kosten en nakosten;
g. althans zodanige beslissingen te nemen als de Rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] - op grond van het vonnis van 4 augustus 2021 en mede gelet op het arrest in het incident van het hof van 3 mei 2022 - thans gehouden is om zijn medewerking te verlenen aan verkoop en levering van de woning aan een derde. [gedaagde] weigert echter iedere medewerking en wil de woning zelf overnemen, maar heeft daartoe niet de financiële middelen. Van [eiseres] kan niet langer worden verwacht dat zij in onverdeeldheid blijft zitten. Gelet op de stand van zaken op de woningmarkt dient het verkoopproces met de nodige voortvarendheid te worden opgepakt. Mede daarom is sprake van een spoedeisend belang, aldus nog steeds [eiseres] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij betwist dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar ingestelde vorderingen. [eiseres] heeft zelf lang stilgezeten. [eiseres] heeft jarenlang geen belang gehad bij verkoop van de woning, maar nu de verkoopprijzen zijn gestegen dringt zij aan op verkoop. Het vonnis van de rechtbank is bovendien gebaseerd op een uitspraak van [eiseres] die hij in 2017 heeft gedaan, terwijl er nadien veelvuldig tussen partijen is onderhandeld en terwijl hij sinds augustus 2017 ook steeds heeft aangegeven dat hij de woning zelf wil overnemen. [gedaagde] heeft daartoe ook een voorstel gedaan, laatstelijk op 18 oktober 2021, maar [eiseres] heeft daarmee om onduidelijke redenen niet ingestemd. Het is ook niet in het belang van de dochter van partijen als de woning op korte termijn wordt verkocht en geleverd aan een derde. Zij komt dan op straat te staan, terwijl zij psychische problemen heeft, en volgens de hulpverlenende instanties juist gebaat is bij rust.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
Het onder a. tot en met c. gevorderde
4.2.
Vast staat dat de rechtbank bij tussen partijen gewezen en uitvoerbaar bij voorraad verklaard eindvonnis van 4 augustus 2021 heeft bepaald dat de woning aan een derde dient te worden verkocht, zodat het tegen dat vonnis door [gedaagde] ingestelde hoger beroep geen schorsende werking heeft. Vast staat verder dat de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld eindvonnis door het hof is afgewezen. [gedaagde] is daarom thans gehouden om de beslissing omtrent de woning in het vonnis na te leven.
Daaraan doet niet af dat [gedaagde] nog steeds de woning volledig op zijn naam wil nemen en die wens tijdens de mondelinge behandeling in de onderhavige zaak opnieuw heeft uitgesproken. [gedaagde] is daarop in staat gesteld om hierover alsnog met [eiseres] tot overeenstemming te komen. Kennelijk is dit niet gelukt.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling niet aannemelijk gemaakt dat hij thans daadwerkelijk in staat is om de woning volledig op zijn naam te nemen, en wel op een zodanige wijze dat [eiseres] kan worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de huidige hypotheekschuld in verband met de woning.
In verband met de belangen van de dochter van partijen, [minderjarige] , is van belang dat [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat [minderjarige] weer bij haar terecht kan, zodat zij ingeval van een spoedige verkoop en levering van de woning niet dakloos zal worden.
4.3.
Gelet op het voorgaande zal het gevorderde onder a. tot en met c. worden toegewezen.
Het onder d. en e. gevorderde
4.4.
Voor toewijzing van het onder d. gevorderde zijn geen termen aanwezig, mede omdat op dit moment onduidelijk is hoe het verkoopproces ter zake de woning zal verlopen en hoe de koopakte en de leveringsakte inhoudelijk zullen luiden.
4.5.
De onder e. gevorderde dwangsom zal worden toegewezen als na te melden.
De kosten
4.6.
De aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten is niet onderbouwd en zal daarom worden afgewezen.
4.7.
Gelet op de (voormalige) relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis de woning op eerste verzoek van [eiseres] in de verkoop te laten zetten door een NVM-geregistreerde makelaar, bij voorkeur Corio Makelaars, en om alle adviezen en aanwijzingen van de makelaar van partijen op te volgen, waaronder:
- de actuele geadviseerde verkoop- en laatprijs, alsmede
- het plaatsen van een verkoopbord in de voortuin van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 2] ,
- de woning open te stellen voor bezichtigingen van potentiële kopers en daartoe een sleutel van de woning op het makelaarskantoor af te geven, niet aanwezig te zijn bij bezichtigingen in de woning en geen contact op te nemen met potentiële kopers;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om alle adviezen en aanwijzingen van de makelaar in het kader van de oplevertermijn op te volgen en daadwerkelijk de woning te verlaten binnen de door de makelaar gestelde oplevertermijn;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om op eerste verzoek van zowel [eiseres] als de makelaar binnen één week mee te werken aan het notarieel transport van de woning;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 1.000,- per dag, vanaf de dag dat de onder r.o. 5.1. tot en met r.o. 5.3. genoemde termijnen zijn verlopen tot aan de dag dat [gedaagde] aan de in r.o. 5.1. tot en met r.o. 5.3. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 30.000,- is bereikt,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken.